Bibliotheek
Les 45: Lukas 3–4


Les 45

Lukas 3–4

Inleiding

Johannes de Doper predikt bekering en getuigt van de komst van de Messias. Jezus Christus laat Zich door Johannes dopen en vast vervolgens veertig dagen in de woestijn. Als Hij naar Galilea is gereisd, verklaart Jezus in Nazareth dat Hij de Messias is. De inwoners van Nazareth verwerpen Hem, waarna Hij naar Kapernaüm gaat, waar Hij de zieken geneest en demonen uitdrijft.

Lessuggesties

Lukas 3:1–22

Johannes de Doper profeteert over Jezus Christus

Vóór de les vraagt u een cursist om het verslag van Elia en de weduwe in Zarfath in 1 Koningen 17:1–16 te bestuderen en een andere cursist het verslag van Naäman en Elisa in 2 Koningen 5:1–15. Leg uit dat zij later in de les een korte samenvatting van die verslagen zullen geven. Laat ze duidelijk aangeven wat Naäman en de weduwe in Zarfath deden om hun geloof te tonen en erop wijzen dat geen van hen tot het huis van Israël behoorde.

Laat de cursisten aan het begin van de les op papiertje beschrijven of zij zich weleens afgescheiden of afgezonderd hebben gevoeld omdat ze het herstelde evangelie van Jezus Christus naleefden. (Zorg ervoor dat de cursisten niet hun naam op het papier zetten.) Na verloop van tijd laat u de cursisten hun papier bij u inleveren. Lees enkele ervaringen aan de klas voor.

Laat de cursisten tijdens hun studie van Lukas 3:1–22 een waarheid opzoeken die uitlegt waarom zij die het evangelie naleven zich soms van anderen afgezonderd voelen.

Leg uit dat onder de wet van Mozes de hogepriester als presiderende functionaris van het Aäronisch priesterschap en als politiek leider van het land Israël fungeerde. Maar tegen de tijd van de aardse bediening van de Heiland was het ambt van hogepriester ontaard. In plaats van door God geroepen te worden, werden hogepriesters door mensen als Herodes en andere Romeinse functionarissen gekozen. (Zie Bible Dictionary, ‘High priest’.)

Vraag een cursist Lukas 3:2–6 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken tot wie God sprak, in plaats van tot de hogepriesters.

  • Wie ontving het woord van de Heer in plaats van de hogepriesters? (‘Johannes, de zoon van Zacharias’, ofwel Johannes de Doper.)

  • Wat verkondigde Johannes de Doper?

Leg uit dat sommige mensen in de tijd van Johannes geloofden dat zij als afstammelingen van Abraham beter waren of dat God hen meer liefhad dan de niet-Israëlieten. Laat een cursist Lukas 3:7–9 voorlezen. Laat de klas opzoeken wat de Joden volgens Johannes de Doper moesten doen om God te behagen.

  • Wat moesten de Joden volgens Johannes doen om God te behagen? (Leg uit dat de ‘vruchten’ een symbool zijn van de resultaten van onze keuzen.)

  • Wat zal er volgens vers 9 gebeuren met de mensen die geen ‘goede vrucht’ voortbrengen, ofwel rechtschapen leven?

Vat Lukas 3:10–15 samen door uit te leggen dat Johannes specifieke groepen Joden vertelde hoe ze goede vruchten konden voortbrengen. De bediening van Johannes was zo indrukwekkend dat sommige mensen dachten dat hij de Messias was.

Laat een cursist Lukas 3:16–17 voorlezen. Laat de klas opzoeken wat de Messias volgens Johannes zou doen wanneer Hij kwam.

  • Wat zou de Messias volgens Johannes doen wanneer Hij kwam?

Leg uit dat de woorden ‘Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur’ (vers 16) verwijst naar de reinigende en heiligende invloed van de gave van de Heilige Geest.

Om er zeker van te zijn dat de cursisten vers 17 goed begrijpen, laat u een handvol korrels of steentjes zien en wat zaagsel of kleine stukjes krant. Vermeng de korrels en het zaagsel en stop het mengsel in een ondiepe schaal.

  • Hoe kun je de korrels en het zaagsel van elkaar scheiden?

Leg uit dat als tarwe is geoogst en gedorst (als de graankorrel van de rest van de plant is afgescheiden), de graankorrel wordt gewand. Wannen is een eeuwenoude methode die gebruikt wordt om het kaf (de buitenste schil) van het koren te scheiden. Een wanner gebruikt een grote schop of houten vork (in de Schriften vertaald met ‘wan’) om de gedorste tarwe in de lucht te gooien. De wind blaast dan het lichte, ongewenste kaf weg en de zwaardere tarwekorrels vallen op de dorsvloer.

Om dat te illustreren, laat u een waaier zien (u kunt dik papier, karton of zonodig opgevouwen papier gebruiken.) Laat een cursist voor de klas komen en laat hem of haar met de waaier boven de korrels en het zaagsel waaien. Terwijl de cursist waait, gooit u voorzichtig het mengsel omhoog zodat de wind het zaagsel wegblaast terwijl de korrels terug in de schaal vallen. Vraag de cursisten om te gaan zitten.

  • Waar staan de tarwe en het kaf voor? (De tarwe staat voor de rechtschapen mensen en het kaf voor de goddelozen.)

  • Wie scheidt volgens de verzen 16–17 de rechtschapen mensen van de goddelozen? (Als de cursisten geantwoord hebben, zet u deze waarheid op het bord: Jezus Christus scheidt de rechtschapen mensen van de goddelozen.)

  • De uiteindelijke scheiding van rechtschapen en goddeloze mensen zal op de dag des oordeels plaatsvinden. Maar in welke opzichten kunnen zijn discipelen zich, door Jezus Christus te volgen en zijn evangelie na te leven, nu al van andere mensen worden afgescheiden?

  • Waarom moeten we begrijpen dat als we Jezus Christus volgen en zijn evangelie naleven, we ons nu al van anderen afgescheiden kunnen voelen?

Vat Lukas 3:18–22 samen door uit te leggen dat Jezus naar Johannes de Doper ging om Zich te laten dopen. Later werd Johannes de Doper door Herodes gevangen gezet.

Lukas 3:23–38

Het geslachtsregister van Jezus

Vat Lukas 3:23–38 samen door uit te leggen dat Lukas een geslachtsregister van Jezus in zijn verslag opnam, en hij getuigde dat Jozef ‘naar men dacht’ (niet letterlijk) de Vader van Jezus was. Hij was de Zoon van God.

Lukas 4:1–13

Jezus wordt door Satan in de woestijn verzocht

Leg uit dat er in Lukas 4:1–13 staat dat Jezus veertig dagen lang in de woestijn vastte en de verzoekingen van Satan verwierp.

Lukas 4:14–30

Jezus maakt bekend dat Hij de Messias is

Noteer de woorden gebroken, verslagen, gevangen, arm, en blind op het bord. Vraag de cursisten terug te denken aan een moment waarop een of meer van deze woorden hun gevoelens beschreven. Laat ze tijdens het bestuderen van Lukas 4:14–30 bedenken hoe ze verlichting van die gevoelens kunnen krijgen.

Vat Lukas 4:14–17 samen door uit te leggen dat toen Jezus uit de woestijn terugkwam, Hij in de synagogen in Galilea begon te prediken. Vlak daarna ging hij terug naar zijn geboorteplaats Nazareth. Daar ging Hij ook naar de synagoge en las voor uit het boek Jesaja.

Laat een cursist Lukas 4:18–21 voorlezen, en laat de klas opzoeken wat Jesaja over de goddelijke zending van de Messias heeft gezegd.

  • Waarvan getuigde Jezus in zijn geboorteplaats Nazareth? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: Jezus is de Messias die op aarde is gekomen om gebrokenen van hart te genezen en geestelijke gevangenen te bevrijden.)

  • Wat heb je meegemaakt waaruit blijkt dat Jezus Christus nog steeds geneest en bevrijdt?

Laat een cursist Lukas 4:22 voorlezen, en laat de klas opzoeken hoe de inwoners van Nazareth reageerden op de krachtige uitspraak van Jezus dat Hij de langverwachte Messias was.

  • Hoe reageerden de mensen op de uitspraak van Jezus?

  • Waarom vonden de mensen het volgens vers 22 moeilijk om te geloven dat Jezus de Messias was?

Vat Lukas 4:23 samen door uit te leggen dat Jezus wist dat de inwoners van Nazareth Hem zouden vragen om te bewijzen dat Hij de Messias was, door de wonderen te verrichten die Hij ook in Kapernaüm had verricht.

Laat de cursisten Lukas 4:24–27 doorlezen en twee voorbeelden uit het Oude Testament opzoeken die Jezus noemde toen Hij met de inwoners van Nazareth sprak. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Laat de twee cursisten die u hebt gevraagd om deze twee verslagen te bestuderen nu hun samenvatting presenteren. Leg daarna uit dat Jezus tegen de inwoners van Nazareth zei dat hoewel er Israëlitische weduwen en melaatsen waren, twee niet-Israëlieten wonderen hadden meegemaakt.

  • Hoe lieten Naäman en de weduwe uit Zarfath zien dat zij geloof hadden?

  • In welke opzichten verschilde het geloof van de weduwe en Naäman van dat van de bewoners van Nazareth?

Bespreek dat Jezus in Nazareth vrij weinig wonderen verrichtte omdat de bewoners niet voldoende geloof in Hem hadden. (Zie Mattheüs 13:54–58; Markus 6:1–6.)

  • Welk beginsel van geloof kunnen we leren als we de mensen in Nazareth met de weduwe en Naäman vergelijken? (Zorg ervoor dat de cursisten een beginsel zoals dit vinden: als we blijk geven van ons geloof in Jezus Christus, kunnen we wonderen meemaken.)

Laat enkele cursisten voor de klas komen en op het bord noteren hoe we blijk kunnen geven van ons geloof dat Jezus Christus onze Heiland is. Vraag vervolgens:

  • Wat zijn voorbeelden van zegeningen of wonderen die we alleen ontvangen als we eerst in geloof handelen?

Laat een cursist Lukas 4:28–30 voorlezen, en laat de klas opletten hoe de mensen in de synagoge op Jezus reageerden. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • In welke opzichten blijkt uit dit verslag dat Jezus Christus de goddeloze en rechtschapen mensen van elkaar zal scheiden? (Zie Lukas 3:17.)

Lukas 4:31–44

Jezus werpt demonen uit en geneest de zieken

Deel de cursisten op in tweetallen. Laat ze met hun partner Lukas 4:31–44 doorlezen en opzoeken wat voor zegeningen de mensen in Kapernaüm ontvingen in vergelijking met de zegeningen die de mensen in Nazareth ontvingen. Wanneer ze dat hebben gedaan, laat u ze hun antwoorden op de volgende vragen met hun partner bespreken (u kunt deze vragen op het bord zetten):

  • In welke opzichten reageerden de mensen in Kapernaüm anders op Jezus dan de mensen in Nazareth?

  • Wat voor zegeningen kregen de mensen in Kapernaüm in vergelijking met de zegeningen die de mensen in Nazareth ontvingen?

  • In welke opzichten blijkt uit deze voorbeelden het beginsel dat we wonderen zullen meemaken als we van ons geloof in Jezus Christus blijk geven?

Laat enkele cursisten iets vertellen over hun antwoord op de laatste twee vragen.

Besluit de les met uw getuigenis van Jezus Christus en van de zegeningen die u hebt ontvangen omdat u van uw geloof in Hem blijk hebt gegeven. Laat de cursisten in hun aantekenschrift of Schriftendagboek verscheidene manieren noteren waarop ze blijk van hun geloof in Jezus Christus kunnen geven. Laat ze een doel stellen om te doen wat ze hebben opgeschreven.

Toelichting en achtergrondinformatie

Lukas 3:17. ‘De tarwe in Zijn schuur verzamelen’

Een van de uitleggingen van de schuur waarin de tarwe, ofwel de rechtschapen mensen, verzameld zal worden, is dat die de tempel voorstelt. Ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft een soortgelijke vergelijking (zie Alma 26:5) als die in Lukas 3:17 aangehaald:

‘De graanschuren zijn de heilige tempels. Ouderling Neal A. Maxwell heeft gezegd: “Bij de doop moet onze blik langs de doopvont op de heilige tempel zijn gericht. De grote graanschuur waarin deze schoven dienen te worden vergaard, is de heilige tempel.” (John L. Hart, “Make Calling Focus of Your Mission”, Church News, 17 september 1994, 4.) Deze uitspraak verduidelijkt en onderstreept het belang van heilige tempelverordeningen en -verbonden — zodat de schoven niet verloren gaan.’ (‘Op eervolle wijze een naam en status behouden’, Liahona, mei 2009, 97.)

Lukas 4:25–27. Naäman en de weduwe uit Zarfath

Ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het volgende over het geloof van Naäman en de weduwe uit Zarfath gezegd in vergelijking met het geloof van de mensen in Nazareth:

‘Als er geloof is, vinden er wonderen plaats; als er geen geloof is, worden er geen wonderen verricht. En net als de profeten vanouds hun kudde in Israël achterlieten om mensen te vinden die hun bediening waardig waren, ging Jezus buiten Nazareth op zoek naar ontvankelijke zielen die in Hem geloofden en de zegeningen ontvingen die Hij te bieden had. Als de mensen in Nazareth de wonderbare werken willen zien zien die elders zijn verricht, laten ze Hem dan accepteren die in hun synagoge heeft gepredikt. Dan zullen zij ook de zegeningen van de hemel ontvangen.’ (The Mortal Messiah, 4 delen [1979–1981], 2:26.)

Afdrukken