Bibliotheek
Les 138: Hebreeën 11


Les 138

Hebreeën 11

Inleiding

Paulus onderwijst de leden van de kerk in geloof. Hij haalt voorbeelden van rechtschapen mensen uit het Oude Testament aan die geloof in Jezus Christus oefenden en daardoor wonderen verrichtten, beproevingen doorstonden en grote zegeningen ontvingen.

Lessuggesties

Hebreeën 11:1–6

Paulus onderwijst de leden van de kerk in geloof

Lees het volgende verhaal van een jongevrouw uit de Filipijnen voor. Vraag de cursisten hoe de jongevrouw geloof oefende.

Een Filipijnse jongevrouw heeft uitgelegd dat haar vader een keer in de zomer ver van huis te werk werd gesteld. Telkens als hij zijn loon kreeg, stuurde hij het naar zijn gezin. Op een zaterdag had het gezin slechts twee biljetten van elk twintig peso over. De jongevrouw keek naar het lijstje met boodschappen die het gezin nodig had en wist dat er te weinig geld was om alles te kopen en de daaropvolgende dag met het gezin naar de kerk te gaan. Ze vroeg haar moeder wat ze moest doen. Haar moeder zei dat ze alles moest kopen en dat God ervoor zou zorgen dat ze naar de kerk konden gaan.

De jongevrouw bad dat ze de boodschappen op het lijstje kon kopen en toch nog genoeg geld zou hebben om de volgende dag het vervoer naar de kerk te kunnen betalen. Ze moest eerst houtskool kopen zodat het gezin eten kon klaarmaken. Tot haar grote verrassing was de prijs van houtskool verdubbeld en kostte die nu tien peso. Ze wist dat het gezin de brandstof nodig had om eten klaar te maken en kocht dus twee zakken houtskool voor twintig peso. De jongevrouw bad nog vuriger dat ze naar de kerk zouden kunnen gaan. Toen ze bad, hoorde ze een influistering: ‘Doe maar. Koop de dingen die je nodig hebt. Het komt goed.’ En dus ging ze verder met slechts twintig peso. (Uit de video ‘Pure and Simple Faith’, LDS.org.)

  • Hoe oefende deze jongevrouw geloof?

Laat een cursist Hebreeën 11:1 en Bijbelvertaling van Joseph Smith, Hebreeën 11:1 voorlezen (in de Gids bij de Schriften). Laat de klas meelezen en vaststellen wat Paulus over geloof zei.

  • Wat is geloof volgens vers 1? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: geloof is de verzekering van dingen waarop gehoopt wordt, het bewijs van dingen die niet worden gezien.)

Leg uit dat ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen Hebreeën 11:1 en andere bronnen (Alma 32:21; Lectures on Faith) gebruikt heeft om drie fundamentele elementen van geloof in Jezus Christus uit te leggen. Laat een cursist de volgende uitspraak van ouderling Bednar voorlezen.

Afbeelding
Ouderling David A. Bednar

‘Uit deze leringen kunnen we drie fundamentele elementen van geloof lichten: het is (1) de zekerheid van dingen die men hoopt en die waar zijn, (2) het bewijs van dingen die men niet ziet, en (3) de drijfveer van handelen in alle intelligente wezens. Ik omschrijf deze drie componenten van geloof in de Heiland als tegelijkertijd de toekomst onder ogen zien, terugvallen op het verleden, en in het heden tot handelen overgaan.’ (‘Seek Learning by Faith’, Ensign, september 2007, 62.)

Zet het volgende op het bord: Zekerheid — de toekomst onder ogen zien; Bewijs — terugvallen op het verleden; Handelen — in het heden tot handelen overgaan. Leg uit dat ouderling Bednar zei dat die drie elementen van geloof — zekerheid, bewijs, handelen — samenwerken als we de toekomst onder ogen zien, terugvallen op het verleden en in het heden tot handelen overgaan.

  • Wat is het verschil tussen slechts geloven en geloof oefenen in Jezus Christus?

  • Hoe illustreert het verhaal van de Filipijnse jongevrouw de drie elementen van geloof die ouderling Bednar beschreef?

  • Wat kan er gebeuren als we geloof in Christus oefenen?

Laat een cursist Hebreeën 11:2–5 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op voorbeelden waarmee Paulus illustreerde wat er kan gebeuren als mensen geloof in Jezus Christus oefenen.

  • Wat gebeurde er doordat deze mensen geloof in Jezus Christus oefenden?

Laat de cursisten Hebreeën 11:6 in stilte lezen en vaststellen wat Paulus over geloof zei.

  • Wat zei Paulus over geloof?

  • Wat moeten we volgens Paulus doen om God te behagen? (De strekking van de woorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: om God te behagen, moeten we geloof oefenen door tot Hem te komen, in Hem te geloven en te geloven dat Hij beloont wie Hem zoeken. U kunt de cursisten in overweging geven om die lering in vers 6 te markeren.)

Laat een cursist het vervolg van het verhaal over de Filipijnse jongevrouw voorlezen. Vraag de klas wat er gebeurde doordat de jongevrouw geloof in Jezus Christus oefende.

Toen de jongevrouw de artikelen wilde betalen, voelde ze in haar broekzak een dik pak papier. Toen ze het opende, vond ze vijf extra biljetten van twintig peso die in haar overgebleven biljet van twintig peso gewikkeld waren. Op dat moment wist ze dat ze genoeg geld had om de artikelen te kopen die het gezin nodig had én om het vervoer naar de kerk te betalen. De jongevrouw legde uit dat ze tijdens deze ervaring Gods hulp en liefde voelde. Toen ze thuiskwam, bedankte ze haar hemelse Vader voor het wonder. (Uit ‘Pure and Simple Faith’, LDS.org.)

  • Wat gebeurde er doordat deze jongevrouw geloof in Jezus Christus oefende?

  • Hoe zou deze ervaring de jongevrouw geholpen hebben om in de toekomst geloof te oefenen? (Omdat ze het bewijs herkende dat God haar tijdens deze ervaring hielp, ontving ze de zekerheid dat God haar in de toekomst opnieuw zou helpen. Dankzij het bewijs en de zekerheid die ze ontving, kan ze het geloof hebben om in het heden te handelen. Als ze blijft handelen, zal haar geloof sterker worden.)

Laat de cursisten nadenken over een situatie waarin ze geloof geoefend hebben. Laat een paar cursisten over een ervaring vertellen.

  • Hoe heeft die ervaring je het bewijs geleverd dat God je in de toekomst weer zal helpen?

Hebreeën 11:7–40

Paulus geeft voorbeelden van rechtschapen mensen uit het Oude Testament die geloof oefenden

  • Welke situaties heb je meegemaakt of zul je nog meemaken die vereisen dat je geloof in Jezus Christus oefent?

Vraag de cursisten bij hun studie van Hebreeën 11:7–40 op waarheden te letten die aangeven welke zegeningen ze kunnen ontvangen als ze geloof in Jezus Christus oefenen.

Zet de woorden Door het geloof op het bord. Leg uit dat Paulus voorbeelden van rechtschapen mensen uit het Oude Testament gaf die geloof oefenden om zijn publiek ervan te verzekeren dat ook zij door geloof te oefenen zegeningen zullen ontvangen. Laat de cursisten vluchtig Hebreeën 11 doornemen en op de woorden ‘Door het geloof’ letten. Laat de cursisten die woorden desgewenst markeren.

Laat een cursist Hebreeën 11:7 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan hoe Noach geloof in God oefende.

  • Hoe oefende Noach geloof in God?

  • Welke elementen die ouderling Bednar beschreef (zekerheid, bewijs en handelen) komen in dit vers naar voren?

  • Op welke manieren?

Zet de volgende tekstverwijzingen op het bord: Hebreeën 11:8–10, 11–12, 17–19, 20–22, 23–28, 29–31. Deel de klas op in zes groepjes en wijs elk groepje een tekstverwijzing toe. (Als u een kleine klas hebt, kunt u iedere cursist een tekstverwijzing toewijzen of de cursisten in groepjes van twee opdelen en elk groepje meerdere verwijzingen toewijzen.) Laat de groepjes hun toegewezen teksten samen lezen en zoeken naar antwoorden op de volgende vragen. (Zet deze vragen eventueel op het bord.)

Wie oefende geloof?

Op welke manieren zijn de drie elementen van geloof (zekerheid, bewijs en handelen) geïllustreerd?

Welke situaties die vergelijkbaar geloof vergen, maken we in deze tijd mee?

Laat een cursist uit ieder groepje na enige tijd verslag uitbrengen over hun bevindingen.

Laat een cursist Hebreeën 11:13–16 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en vast te stellen wat we kunnen leren uit het voorbeeld van Abraham, Sara en anderen over geloof oefenen. Leg uit dat ‘een beter’ in vers 16 naar het eeuwige leven verwijst.

  • Wat gebeurde er volgens vers 13 met Abraham, zijn vrouw Sara en andere gelovigen?

  • Waarom bleven ze getrouw ook al ontvingen ze al Gods beloften niet in dit leven? (U kunt uitleggen dat de beloofde zegeningen ‘vanuit de verte’ zien, inhoudt dat ze hoop en vertrouwen hadden dat ze die na hun dood zouden ontvangen.)

  • Hoe spoort hun voorbeeld ons aan om getrouw te blijven?

Zet deze zinsnede op het bord: Als we geloof in Jezus Christus oefenen, kunnen we … Vraag de cursisten die zinsnede in hun aantekenschrift of Schriftendagboek over te nemen.

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Hebreeën 11:32–40 voor te lezen. Leg uit dat er in de Bijbelvertaling van Joseph Smith van vers 35 niet ‘een betere opstanding’, maar ‘de eerste opstanding’ staat. Leg uit dat Bijbelvertaling van Joseph Smith, Hebreeën 11:40 luidt: ‘Daar God iets beters voor hen voorzien had door middel van hun lijden, want zonder lijden konden ze niet de volmaaktheid bereiken.’ Laat de klas luisteren en nagaan hoe ze de onvolledige zin kunnen aanvullen. U kunt de cursisten in overweging geven om in hun Schriften woorden en zinsneden te markeren die voor hen belangrijk zijn.

Vraag de cursisten de zinsnede op basis van de verzen 32–40 aan te vullen. Vraag na verloop van tijd enkele cursisten te vertellen wat ze hebben gevonden. Vat de antwoorden van de cursisten samen door dit beginsel op het bord te zetten: Als we geloof in Jezus Christus oefenen, kunnen we lijden verdragen, wonderen verrichten, goddelijke beloften ontvangen, ons getuigenis van Hem versterken en vooruitgang maken op de weg naar volmaking.

  • Op welke manieren kunnen we geloof in Jezus Christus oefenen?

  • Welke zegeningen heb je iemand zien ontvangen doordat die persoon geloof oefende?

Laat de cursisten opnieuw nadenken over situaties waarin ze geloof in Jezus Christus moeten oefenen.

Spoor ze aan een doel te stellen om in die situaties geloof in de Heer te oefenen. Vraag de cursisten om dat doel op te schrijven door de zinsnede ‘Door geloof zal ik …’ aan te vullen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Hebreeën 11:1. ‘Het geloof nu is een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet’

Ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft drie fundamentele geloofselementen uitgelegd:

‘Volgens de apostel Paulus is geloof “een vaste grond van de dingen die men hoopt, en een bewijs van de zaken die men niet ziet” (Hebreeën 11:1). Alma verklaarde dat geloof geen volmaakte kennis is; want als we geloof hebben, hopen we op dingen die niet worden gezien, maar die waar zijn (zie Alma 32:21). Bovendien leren we uit Lectures on Faith dat geloof “het grondbeginsel [is] van een openbaringsreligie, en het fundament van alle gerechtigheid”, en ook dat het “de drijfveer van handelen is in alle intelligente wezens”. [Lectures on Faith (1985), 1.]

‘Uit deze leringen kunnen we drie fundamentele elementen van geloof lichten: het is (1) de zekerheid van dingen die men hoopt en die waar zijn, (2) het bewijs van dingen die men niet ziet, en (3) de drijfveer van handelen in alle intelligente wezens. Ik omschrijf deze drie componenten van geloof in de Heiland als tegelijkertijd de toekomst onder ogen zien, terugvallen op het verleden, en in het heden tot handelen overgaan.

‘Het geloof dat zekerheid biedt over dingen die men hoopt, richt zich op de toekomst. […]

‘Geloof in Christus is onlosmakelijk verbonden met hoop in Christus in verband met onze verlossing en verhoging. En zekerheid en hoop maken het mogelijk dat we ons naar de rand van het licht begeven en dan een paar passen het duister inlopen — in het volste vertrouwen dat het licht zich verplaatst en de weg verlicht [zie Boyd K. Packer, “The Candle of the Lord”, Ensign, januari 1983, 54.] Deze combinatie van zekerheid en hoop leidt in het heden tot handelen.

‘Het geloof dat het bewijs levert voor dingen die men niet ziet, is gericht op het verleden en bevestigt ons vertrouwen in God en ons vertrouwen in dingen die waar zijn, maar niet gezien worden. We zijn het duister met zekerheid en hoop ingelopen, en we hebben het bewijs en het getuigenis gekregen toen het licht opschoof en ons zicht verschafte. Het getuigenis dat we kregen na de beproeving van ons geloof (zie Ether 12:6) is het bewijs dat ertoe leidt dat onze zekerheid groeit en gedijt.

‘De elementen zekerheid, handelen en bewijs beïnvloeden elkaar in een voortgaand proces.’ (‘Seek Learning by Faith’, Ensign, september 2007, 61–63.)

Hebreeën 11:4. ‘Abel [heeft] God een beter offer gebracht dan Kaïn’

‘De profeet Joseph Smith heeft uitgelegd waarom het offer van Abel voor God aanvaardbaar was en dat van Kaïn niet: “Door geloof in deze verzoening of dit plan van verlossing bracht Abel een offer dat voor God aanvaardbaar was, namelijk de eerstelingen van de kudde. Kaïn offerde de vruchten van het veld, maar zij werden niet aanvaard omdat hij niet uit geloof offerde. Hij kon geen geloof bezitten of oefenen, wat in strijd was met het hemelse plan. Het moet het bloed van de Eniggeborene zijn dat verzoening brengt voor de mens, want dat was het verlossingsplan, en zonder bloedvergieten was er geen vergeving. En het offer was als zinnebeeld ingesteld zodat de mens kon inzien wat voor groot offer God had bereid. Een offer dat hiermee in strijd was, kon niet uit geloof gebracht worden omdat verlossing niet op die manier verkregen kan worden en de macht van de verzoening niet op die manier is ingesteld. Daarom kon Kaïn geen geloof hebben.” (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], 51)’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 486.)

Afdrukken