Bibliotheek
Les 30: Mattheüs 26:1–30


Les 30

Mattheüs 26:1–30

Inleiding

Twee dagen voor het Pascha zweert Judas samen met de Joodse leiders die Jezus wilden doden. Op de avond van het Pascha stelt Jezus het avondmaal in.

Lessuggesties

Mattheüs 26:1–16

Judas zweert samen met de Joodse leiders die Jezus willen doden.

Zet voor de les begint een tafel klaar met een tafelkleedje, enkele pitabroodjes (of beschuitjes) en een beker. Leg na het openingsgebed uit dat onder andere deze voorwerpen in de tijd van Christus tijdens het Pascha bij de Joden op de tafel stonden.

  • Wat was het doel van het Pascha? (Het Pascha werd in de tijd van Mozes ingesteld om de kinderen van Israël eraan te herinneren dat de engel der verwoesting hun huis was voorbijgegaan en de eerstgeboren kinderen van Egypte had gedood [zie Exodus 12:21–28; 13:14–15]. Bij het Pascha offerden de Israëlieten een lam en smeerden ze het bloed aan hun deurstijl. Dit lam is een symbool voor de Messias, die zou komen en wiens zoenoffer het mensdom zou redden van dood en zonde [zie Gids bij de Schriften, ‘Pascha’, scriptures.lds.org].)

Laat een cursist Mattheüs 26:1–2 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat er volgens Jezus zou gebeuren na het Pascha.

  • Wat zou er volgens Jezus na het Pascha gebeuren?

Laat een cursist Mattheüs 26:3–5 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wie op dat moment een plan beraamde om Jezus te doden.

  • Waarom besloten de schriftgeleerden en overpriesters te wachten tot na het Pascha om Jezus te doden?

Vat Mattheüs 26:6–13 samen: toen Jezus in Bethanië was, kwam er een vrouw naar Hem toe met zeer kostbare zalf en zij zalfde Hem als voorbereiding op zijn nakende dood en begrafenis. Sommige discipelen, zoals Judas, die een van de Twaalf Apostelen en de penningmeester was, klaagden dat de zalf verkocht had kunnen worden ten bate van de armen. Judas was niet echt bezorgd om de armen, hij wilde het geld voor zichzelf houden (zie Johannes 12:4–6). (Noot: De zalving van Jezus in Bethanië zal meer in detail besproken worden tijdens de les over Markus 11–14.)

Laat een cursist Mattheüs 26:14–16 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat Judas deed nadat de Heiland hem voor zijn geklaag had terechtgewezen.

  • Wat deed Judas? (Hij spande samen met de overpriesters, zodat zij Jezus zouden kunnen opsporen en arresteren.)

  • Hoeveel geld kreeg Judas van de overpriesters voor het bezorgen van Jezus?

Leg uit dat ‘volgens de wet van Mozes dertig sikkel zilver de compensatie was voor de dood van een slaaf (zie Exodus 21:32). […] Dat lage bedrag geeft aan hoe weinig respect Judas en de overpriesters voor de Heiland hadden.’ (New Testament Seminary Student Manual [Church Educational System manual, 2014], 81.) Het was ook de vervulling van een oudtestamentische profetie over Judas’ verraad van de Heiland (zie Zacharia 11:12).

Mattheüs 26:17–25

Jezus en zijn discipelen gebruiken het paasmaal.

Laat een spiegel zien en vraag:

  • Op welke manieren kunnen spiegels nuttig zijn?

Laat een cursist het volgende citaat van president Dieter F. Uchtdorf van het Eerste Presidium voorlezen:

Afbeelding
President Dieter F. Uchtdorf

‘Vaak gaan we een diepere blik in onze ziel uit de weg en zien we onze zwakheden, beperkingen en angsten niet onder ogen. […]

Maar het vermogen om onszelf duidelijk te zien is van wezenlijk belang voor onze geestelijke groei en ons welzijn. […]

Ik geef u ter overweging dat de heilige Schriften en de conferentietoespraken een doeltreffende spiegel voor zelfonderzoek vormen’ (‘Ben ik het, Heere?’, Liahona, november 2014, 58).

  • In welk opzicht lijken de Schriften en de conferentietoespraken op een spiegel?

Laat de cursisten bij hun studie van Mattheüs 26:17–25 letten op een beginsel dat hen helpt hun zwakheden te herkennen en te overwinnen.

Vat Mattheüs 26:17–19 samen: Jezus stuurde zijn discipelen de stad Jeruzalem in om een kamer te zoeken waar ze het paasmaal konden gebruiken.

Laat een cursist Mattheüs 26:20–21 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat Jezus tijdens de paasmaaltijd tegen zijn apostelen zei.

  • Wat zei Jezus tegen zijn apostelen?

  • Als jij een van de apostelen was geweest, wat zou je dan gedacht hebben?

Laat een cursist Mattheüs 26:22 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten hoe de apostelen reageerden op wat Jezus zei.

  • Welke vraag stelden de apostelen?

  • Wat leert de vraag: ‘Ik ben het toch niet, Heere?’ ons over de elf getrouwe apostelen?

  • Wat kunnen wij uit deze verzen leren over hoe discipelen van Jezus Christus dienen te reageren als ze de woorden van de Heer horen? (Laat de cursisten antwoorden en schrijf dan het volgende beginsel op het bord: Wanneer discipelen van Jezus Christus het woord van de Heer horen, onderzoeken zij hun eigen leven om te bepalen hoe het op hen van toepassing is.)

Laat een cursist de volgende uitspraak van president Uchtdorf voorlezen:

Afbeelding
President Dieter F. Uchtdorf

‘De discipelen trokken de waarheid van wat [Jezus] zei niet in twijfel. Ook keken ze niet om zich heen, wijzend naar een ander met de vraag: “Is hij het?”

In plaats daarvan waren zij “zeer bedroefd en ieder van hen begon tegen Hem te zeggen: Ben ik het, Heere?” (Mattheüs 26:22).

Ik vraag me af wat wij zouden doen. […] Zouden we kijken naar anderen om ons heen en in ons hart zeggen: ‘Hij bedoelt zeker broeder Jansen. Ik vond hem altijd al zo apart.’ Of: ‘Het is maar goed dat broeder De Bruin hier is. Deze boodschap is echt voor hem bestemd.’ Of zouden we, net als die discipelen van weleer, naar onszelf kijken en die indringende vraag stellen: “Ben ik het?” (‘Ik ben het toch niet, Here?’, 56).’

  • Op welke manieren kunnen wij zoal in de verleiding komen om de woorden van de Heer te negeren en te veronderstellen dat ze voor iemand anders zijn bedoeld?

Laat een andere cursist het volgende citaat van president Uchtdorf voorlezen en laat de klas opletten wat president Uchtdorf ons aanraadt te doen als we de woorden van de Heer horen:

‘In deze eenvoudige woorden “Ben ik het, Heere?” ligt het begin van de wijsheid en de weg naar persoonlijke bekering en blijvende verandering besloten. […]

We moeten onze hoogmoed laten varen, door onze ijdelheid heen prikken en nederig vragen: “Ben ik het, Heere?”

En als het antwoord onverhoopt luidt: “Ja, mijn zoon [of dochter], er zijn dingen die je verbeteren moet, dingen die Ik je kan helpen overwinnen”, bid ik dat we dat antwoord zullen aanvaarden, nederig onze zonden en tekortkomingen erkennen, en daarna onze levenswijze aan te passen, zodat we betere mensen worden’ (‘Ben ik het, Heere?’ 56, 58).

  • Hoe ben jij gezegend door de woorden van de Heer toe te passen en in je leven veranderingen aan te brengen?

Geef uw getuigenis van het beginsel dat de cursisten eerder hebben geleerd. Moedig de cursisten aan hun eigen leven onder de loep te nemen als ze de woorden van de Heer horen of lezen, en meteen te handelen naar de ingevingen die ze ontvangen.

Laat een cursist Mattheüs 26:23–25 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op het antwoord van de Heiland op de vragen van de apostelen.

Leg uit dat Judas meteen vertrok nadat hij door Jezus als verrader was aangeduid (zie Johannes 13:30).

Mattheüs 26:26–30

Jezus Christus stelt het avondmaal in tijdens het paasmaal.

Afbeelding
Het laatste avondmaal

Laat de plaat Het laatste avondmaal zien (Evangelieplatenboek [2009], nummer 54; zie ook LDS.org). Vertel de cursisten dat de Heiland de verordening van het avondmaal instelde toen Hij het paasmaal met zijn apostelen nuttigde.

Laat de cursisten de volgende vragen in hun aantekenschrift of Schriftendagboek beantwoorden (U kunt deze vragen op het bord zetten voor de les begint.):

Wat was je aan het doen toen je de laatste keer aan het avondmaal deelnam? Wat dacht je? Wat was je gevoel erbij?

Houd de beker en het brood omhoog. Laat een cursist Mattheüs 26:26–29 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat de Heer met het brood en de inhoud van de beker deed.

  • Wat deed de Heer met het brood en de inhoud van de beker?

  • Wat stellen deze symbolen van het avondmaal volgens deze verzen voor? (De cursisten dienen de volgende waarheid te vinden: De symbolen van het avondmaal stellen het lichaam en het bloed van Jezus Christus voor, dat Hij als offer voor ons bracht.)

Leg uit dat de Bijbelvertaling van Joseph Smith meer inzicht in deze verzen biedt. Laat de cursisten in stilte Mattheüs 26:22 uit de Bijbelvertaling van Joseph Smith lezen. Laat hen ook Mattheüs 26:24–25 uit de Bijbelvertaling van Joseph Smith lezen (in de Gids bij de Schriften). Laat de cursisten opzoeken in welk opzicht deze geïnspireerde vertaling verschillend is en wat we daaruit kunnen leren over een belangrijk doel van het avondmaal.

  • Waarom heeft Jezus Christus het avondmaal ingesteld? (Zet na de antwoorden van de cursisten de volgende waarheid op het bord: Jezus Christus heeft het avondmaal ingesteld, zodat wij Hem en zijn zoenoffer voor onze zonden indachtig zouden zijn.)

  • Wat kunnen wij zoal doen om ervoor te zorgen dat het avondmaal ons ertoe brengt Jezus Christus en zijn zoenoffer voor onze zonden indachtig te zijn?

  • Welke uitwerking heeft de Heiland en zijn verzoening indachtig zijn op jouw gevoelens en ervaringen tijdens het avondmaal gehad?

Stel de volgende vraag om een ander beginsel aan te halen:

  • Wat kunnen wij volgens de verzen 27–28 dankzij het vergieten van het bloed van Christus ontvangen als wij van het avondmaal nemen? (Vergeving van onze zonden)

Wijs erop dat het niet volstaat om bij het avondmaal van het brood te eten en van het water te drinken om vergeving van onze zonden te ontvangen. Wij moeten geloof in Jezus Christus oefenen, ons bekeren en met een oprechte bedoeling aan het avondmaal deelnemen door Hem altijd indachtig te zijn en zijn geboden te onderhouden. Als wij waardig van het avondmaal nemen, hernieuwen we onze doopverbonden. Zet de volgende waarheid op het bord: Als wij ons bekeren en met een oprechte bedoeling aan het avondmaal deelnemen, kunnen we vergeving van onze zonden ontvangen.

Laat de cursisten in hun aantekenschrift of Schriftendagboek noteren hoe ze de waarheden die ze in Mattheüs 26 over het avondmaal hebben teruggevonden, gaan toepassen. Laat enkele cursisten die daartoe bereid zijn hun antwoorden aan de klas vertellen.

Laat een cursist Mattheüs 26:29 nog een keer voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wanneer de Heiland de volgende keer aan het avondmaal zal deelnemen. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Leg uit dat ‘het avondmaal niet alleen symbool staat voor de verzoening van de Heiland, maar ook vol verwachting uitkijkt naar het moment waarop Hij in heerlijkheid op aarde zal terugkeren (zie 1 Korinthe 11:26)’ (New Testament Student Manual, 83). Als wij onze verbonden nakomen en tot het einde toe volharden, dan zullen wij in de toekomst samen met de Heiland aan het avondmaal deelnemen (zie LV 27:4–14).

Geef tot slot uw getuigenis van de waarheden die in deze les zijn besproken.

Toelichting en achtergrondinformatie

Mattheüs 26:16. ‘En van toen af zocht hij een geschikte gelegenheid om Hem over te leveren’

De Bijbelvertaling van Joseph Smith van Markus 14:10 vermeldt een mogelijke reden waarom Judas Jezus heeft verraden: ‘En Judas Iskariot, een van de twaalf, ging weg naar de overpriesters om Jezus aan hen over te leveren; want hij keerde zich van Hem af en nam aanstoot aan zijn woorden.’ (Bijbelvertaling van Joseph Smith, Markus 14:31 [in Markus 14:10].)

Mattheüs 26:28. ‘Tot vergeving van zonden’

Ouderling Vaughn J. Featherstone van de Zeventig heeft uitgelegd wat het betekent om waardig aan het avondmaal deel te nemen zodat we vergeving van onze zonden ontvangen:

‘Het is van wezenlijk belang dat wij onze verbonden hernieuwen door aan het avondmaal deel te nemen. Als we dat doen met een oprecht hart en met een eerlijke bedoeling, als we onze zonden verzaken en onze belofte aan God hernieuwen, dan zal de Heer week na week voorzien in een manier om onze zonden te vergeven. Het volstaat niet om van het brood te eten en van het water te drinken om vergeving te genieten. Wij dienen ons voor te bereiden en dan met een gebroken hart en een verslagen geest deel te nemen. Deze geestelijke voorbereiding op het avondmaal is essentieel voor het verkrijgen van vergeving van onze zonden.’ (‘Sacrament Meeting and the Sacrament’, Ensign, september 2001, 24–25.)

Afdrukken