Les 109
1 Korinthe 12
Inleiding
Paulus schrijft over de vele gaven van de Geest. Hij vergelijkt de kerk met een fysiek lichaam en legt uit dat net zoals in het lichaam elk lid naar behoren moet werken, elk kerklid de gaven van de Geest kan gebruiken om tot de kerk bij te dragen en deze te versterken.
Lessuggesties
1 Korinthe 12:1–11
Paulus onderwijst over geestelijke gaven
Toon een afbeelding van de volgende steen:
Vertel de cursisten dat bovenaan de steen de inscriptie ‘whate’er thou art act well thy part’ of ‘wat u ook doet, doe uw deel goed’ staat. Leg uit dat toen president David O. McKay in Schotland op zending was, hij deze steen boven de deur van een gebouw in de buurt van Stirling Castle zag hangen en werd geïnspireerd door de boodschap. (Zie Francis M. Gibbons, David O. McKay: Apostle to the World, Prophet of God [1986], 45.)
Leg uit dat elk symbool in de negen vierkanten van deze steen een numerieke waarde voorstelt. Vraag de cursisten de numerieke waarde van elke vorm vast te stellen. (Van links naar rechts, stellen de symbolen 5, 10 en 3 voor in de bovenste rij: 4, 6 en 8 in de middelste rij; en 9, 2 en 7 in de onderste rij.)
-
Wat is de som van de drie cijfers van de bovenste rij? De middelste rij? De onderste rij?
Leg uit dat de cijfers die in een willekeurige rij, kolom of diagonale lijn voorkomen op deze steen altijd als som 18 hebben. Een reden waarom deze vormen mogelijk vergezeld zijn van de uitdrukking ‘wat u ook doet, doe uw deel goed’ is dat als de vormen herschikt worden of hun waarde wordt veranderd, de rijen en kolommen op de steen niet meer in elke richting als som 18 zouden hebben.
Laat de cursisten bij het bestuderen van 1 Korinthe 12 nadenken hoe wij als leden van de kerk zoals de vormen op de steen zijn.
Leg ter samenvatting van 1 Korinthe 12:1–2 uit dat Paulus de kerkleden in Korinthe over geestelijke gaven wilde leren, die velen van hen verkeerd begrepen hadden. Paulus herinnerde hun eraan dat zij zich vóór hun bekering door afgoderij hadden laten misleiden.
Laat een cursist 1 Korinthe 12:3 voorlezen en vraag de klas om op te zoeken hoe we voor onszelf te weten kunnen komen dat Jezus de Heer en Heiland is. Leg uit dat Joseph Smith heeft gezegd dat het woord zeggen uit vers 3 uitgelegd dient te worden als weten. (In History of the Church, 4:602–3.)
-
Hoe kunnen we volgens 1 Korinthe 12:3 een persoonlijk getuigenis verwerven? (Schrijf na het antwoord van de cursisten het volgende op het bord: alleen door de Heilige Geest kunnen we een persoonlijk getuigenis verwerven dat Jezus Christus onze Heiland is. U wilt eventueel uitleggen dat hetzelfde beginsel van toepassing is op het verwerven van een persoonlijk getuigenis van Joseph Smith of het Boek van Mormon.)
Laat een cursist het volgende citaat van president Dieter F. Uchtdorf van het Eerste Presidium voorlezen om de cursisten deze waarheid duidelijker te maken:
‘Een getuigenis is een uiterst waardevol bezit, want het wordt niet alleen met logica of redenering verkregen, het is niet te koop voor aardse bezittingen en we kunnen het niet cadeau geven of het erven van onze voorouders. We kunnen niet afhankelijk zijn van het getuigenis van andere mensen. Wij moeten het zélf weten. President Gordon B. Hinckley heeft gezegd: “Elke heilige der laatste dagen heeft tot taak om zelf zonder enige twijfel te weten dat Jezus de herrezen, levende Zoon van de levende God is.” (“Fear Not to Do Good“, Ensign, mei 1983, 80.) […]
Dat getuigenis ontvangen wij als de Heilige Geest spreekt tot de geest die in ons is. Dan krijgen we een rustige, onwankelbare zekerheid die de bron van ons getuigenis en onze overtuiging wordt, ongeacht onze cultuur, ras, taal of sociaal-economische achtergrond.’ (‘De kracht van een eigen getuigenis’, Liahona, november 2006, 38.)
-
Waarom is het belangrijk dat we begrijpen dat een getuigenis van Jezus Christus alleen door de Heilige Geest mogelijk is?
-
Wat kunnen we doen om de Heilige Geest uit te nodigen?
Leg uit dat zoals in 1 Korinthe 12:4–6 staat geschreven Paulus onderwees dat er een verscheidenheid van geestelijke gaven is die op verschillende wijzen werken maar allen door de Heilige Geest van God komen. U kunt eventueel uitleggen dat de gaven van de Geest zegeningen of vaardigheden zijn die door de Heilige Geest worden gegeven en dat God ieder kerklid op zijn minst één gave geeft (zie LV 46:11).
Laat een cursist 1 Korinthe 12:7 voorlezen. Vraag de klas te zoeken waarom wij gaven van de Geest ontvangen. (Als het nodig is, legt u uit dat ‘tot wat nuttig is voor de ander’ betekent voor het algemeen nut van alle heiligen.)
-
Waarom worden de gaven van de Geest volgens de lering van Paulus aan de kinderen van onze hemelse Vader gegeven? (De cursisten dienen een waarheid te benoemen zoals: de gaven van de Geest worden ten bate van alle kinderen van onze hemelse Vader gegeven. Zet die waarheid op het bord.)
Om de cursisten deze waarheid duidelijk te maken, zet u het volgende overzicht op het bord en vraagt u de cursisten om het in hun aantekenschrift of Schriftendagboek over te nemen.
Geestelijke gaven |
Hoe deze geestelijke gaven de kinderen van God tot nut zijn |
---|---|
Deel de klas op in groepjes van twee of drie. Vraag elk groepje om 1 Korinthe 12:8–11 te bestuderen en daarbij deze instructies te volgen. U kunt deze instructies op het bord zetten of als uitreikblad uitdelen.
-
Schrijf in de eerste kolom van je overzicht, elke gave die in 1 Korinthe 12:8–11 wordt vermeld.
-
Bespreek de betekenis of geef een voorbeeld van elke geestelijke gave.
Vraag elk groepje over de geestelijke gaven die zij gevonden hebben en de betekenis van elke gave verslag uit te brengen. Leg zo nodig uit dat het ‘woord van wijsheid’ (vers 8) verwijst naar gezond verstand en de gepaste toepassing van kennis; het ‘woord van kennis’ (vers 8) verwijst naar een kennis van God en zijn wetten; ‘het onderscheiden van geesten’ (vers 10) verwijst naar het herkennen van waarheid en leugen en het goede en kwade in anderen waarnemen; en ‘allerlei talen’ (vers 10) verwijst naar de vaardigheid te spreken in vreemde of onbekende talen.
Vraag elk groepje twee geestelijke gaven te kiezen uit de in de verzen 8–10 vermelde gaven en schrijf in de tweede kolom van het overzicht hoe deze gaven de kinderen van God tot nut kunnen zijn. Vraag enkele cursisten na voldoende tijd om een van hun antwoorden uit de tweede kolom aan de klas uit te leggen.
Wijs erop dat de geestelijke gaven die uitdrukkelijk in de Schriften vermeld worden slechts enkele van de talloze gaven zijn die wij door de Geest kunnen ontvangen.
-
Welke andere gaven kunnen wij door de Heilige Geest ontvangen?
-
Welke geestelijke gaven heb je opgemerkt in familieleden, vrienden en klasgenoten?
-
Hoe kunnen wij onze geestelijke gaven ontdekken? (Onze hemelse Vader ernaar vragen in onze gebeden, en onze patriarchale zegen aanvragen en bestuderen.)
Vraag de cursisten na te denken over de geestelijke gaven die zij hebben gekregen en hoe zij er beter van kunnen worden en ze ten voordeel van anderen kunnen gebruiken.
1 Korinthe 12:12–31
De gaven van de Geest worden gegeven om elk lid van de kerk tot zegen te zijn
Vraag vier cursisten naar voren te komen. Wijs ieder van de vier cursisten een van de volgende woorden toe zonder dat de klas het hoort: voet, hand, oor, en oog. Draag iedere cursist op een tekening op het bord te maken van het woord en laat de klas raden wat iedere cursist aan het tekenen is. Nadat de klas elke tekening juist geraden heeft, vraagt u de cursisten om op hun plaats te gaan zitten. Laat de klas nadenken hoe de voeten, handen, oren en ogen bijdragen aan het werk dat het lichaam doet.
-
Heb je ooit een klein lichaamsdeel zoals een vinger, tand of teen bezeerd? Hoe beïnvloedde deze kleine verwonding zelfs eenvoudige, dagelijkse taken?
Laat een cursist 1 Korinthe 12:12–14 voorlezen. Vraag de klas om mee te lezen en op te zoeken waarmee Paulus ons lichaam en lichaamsdelen vergeleek.
-
Waar vergeleek Paulus ons lichaam en lichaamsdelen mee? (De kerk van Jezus Christus en haar leden.)
Zet de volgende tekstverwijzing en vraag op het bord:
Verdeel de cursisten opnieuw in hun groepjes. Draag elk groepje op om 1 Korinthe 12:15–22, 25–30 samen hardop te lezen en op te zoeken hoe Paulus de leden van de kerk vergeleek met lichaamsdelen. U kunt eventueel voorstellen dat de cursisten eerst zoeken naar wat Paulus over het lichaam en lichaamsdelen leerde alvorens te op te zoeken hoe hij lichaamsdelen met de kerk en haar leden vergeleek. Geef de cursisten voldoende tijd en vraag ze dan naar hun bevindingen.
-
Waarom besprak Paulus volgens jou de rollen van individuele kerkleden net nadat hij over geestelijke gaven had geschreven?
-
Welke bedenkingen kunnen kerkleden tegenwoordig hebben die worden opgelost door de leringen van Paulus dat kerkleden net als lichaamsdelen zijn?
-
Welk beginsel kunnen wij uit Paulus’ vergelijking van kerkleden met lichaamsdelen leren? (Maak de cursisten het volgende beginsel duidelijk: door onze unieke geestelijke gaven te gebruiken om anderen te dienen, versterken wij de kerk. Zet dit beginsel op het bord.)
Laat een cursist de volgende uitspraak van president Gordon B. Hinckley voorlezen. Geef iedere cursist eventueel een kopie van de volgende uitspraak.
‘Bij deze zaak zijn we allemaal samen betrokken. Wij mogen onze hemelse Vader bijstaan in zijn werk en zijn heerlijkheid om “de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen” (Mozes 1:39). Uw plicht is op uw terrein even groot als de mijne op mijn terrein. Geen enkele kerkroeping is klein of onbelangrijk. Bij de uitoefening van onze plicht beïnvloeden wij allemaal het leven van anderen.’ (‘This Is the Work of the Master’, Ensign, mei 1995, 71.)
-
Hoe wordt de kerk gezegend door de verschillende geestelijke gaven en roepingen van de leden?
-
Hoe zijn je familie, een seminarieklas, of een wijk of gemeente door de geestelijke gaven van de leden versterkt?
Vraag de cursisten na te denken hoe zij hun geestelijke gaven kunnen gebruiken om de kerk te versterken en anderen tot zegen te zijn.
Vraag de cursisten 1 Korinthe 12:31 in stilte te lezen en te zoeken naar wat Paulus de Korinthische heiligen aanraadde.
-
Wat raadde Paulus de Korinthische heiligen aan te doen?
-
Wat kunnen we doen om naar ‘de beste genadegaven’ van de Geest te streven (zie ook LV 46:8–9)?
Getuig en uit uw dankbaarheid voor geestelijke gaven en moedig de cursisten aan om te streven naar geestelijke gaven en deze te gebruiken om anderen te dienen en de kerk te versterken.