Bibliotheek
Les 121: Efeze 2–3


Les 121

Efeze 2–3

Inleiding

Paulus zegt tegen de heiligen in Efeze dat alle zondaars door de genade van God verlost kunnen worden en dat Joden en heidenen in het huis van God één zijn geworden. Paulus legt ook uit dat de Kerk van Jezus Christus op het fundament van apostelen en profeten is gebouwd. Hij zegt dat hij het verlangen heeft dat de heiligen de liefde van Jezus Christus zullen voelen.

Lessuggesties

Efeze 2

Paulus legt uit dat zowel de Joden als de heidenen door het bloed van Jezus verlost kunnen worden.

Aan het begin van de les laat u een of meerdere cursisten (afhankelijk van de grootte van het lokaal) in een ander gedeelte van het lokaal op de grond gaan zitten. Maak met plakband of touw een grens tussen deze cursisten en de rest van de klas. Zeg tegen de afgescheiden cursisten dat ze (nog) niet verbaal aan de les mogen deelnemen. Vraag de rest van de klas:

  • Wat zegt deze situatie over de relatie tussen jullie en de afgescheiden cursisten? (Dat de ene groep de voorkeur boven de andere krijgt.)

  • Hoe zouden de afgescheiden cursisten zich voelen? Waarom?

Laat de cursisten zich afvragen of ze in bepaalde omstandigheden ooit zo’n gevoel hebben gehad.

Zet de woorden heidenen en Joden naast elkaar op het bord zodat u twee kolommen maakt.

  • Hoe zouden jullie de afgescheiden cursisten noemen aan de hand van wat je over de sociale omstandigheden in sommige gemeenten van de kerk in de tijd van Paulus hebt geleerd? (Heidenen.) Hoe zou je de rest van de klas noemen? (Joden.)

  • Waardoor kan deze afscheiding zijn ontstaan? (Sommige Joden geloofden dat God hen meer liefhad en dat ze beter waren dan de niet-Joodse bekeerlingen omdat ze als Israëliet geboren en besneden waren.)

Laat een cursist Efeze 2:1–3 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken hoe Paulus de geestelijke staat van de niet-Joodse heiligen (‘u’ in de verzen 1–2) en de Joodse heiligen (‘wij’ in vers 3 ) beschreef voordat ze zich tot de Heiland en zijn kerk bekeerden. Leg uit dat de woorden ‘aanvoerder van de macht in de lucht’ in vers 2 naar de duivel en zijn overheersende invloed in de wereld verwijzen.

  • Hoe beschreef Paulus volgens de verzen 1–2 de heidenen voordat ze zich bekeerden? (Noteer de antwoorden van de cursisten in de kolom ‘Heidenen’ op het bord.)

  • Hoe beschreef Paulus zichzelf en de Joden volgens vers 3 voordat ze zich hadden bekeerd? (Noteer de antwoorden van de cursisten in de kolom ‘Joden’ op het bord.)

Leg uit dat de heidenen evenals de Joden door hun zonden geestelijk dood waren, ofwel afgescheiden van God (zie vers 1).

Laat een cursist Efeze 2:4–6 voorlezen. Laat de klas meelezen en de geestelijke staat van de Joodse en niet-Joodse heiligen na hun bekering opzoeken. Wijs op de woorden levend gemaakt en leg uit dat hemelse gewesten naar plaatsen in de hemel verwijzen die mensen kunnen beërven.

  • Hoe beschreef Paulus de heiligen na hun bekering? (De Heer had ze opgewekt, ofwel levend gemaakt, uit de geestelijke dood en hun zondige staat. Herinner de cursisten eraan dat we dat de geestelijke wedergeboorte noemen [zie Mosiah 27:24–26].)

Laat enkele cursisten beurtelings een vers uit Efeze 2:7–10 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken waardoor de heidenen en de Joden die verandering konden ondergaan.

  • Waardoor konden beide groepen heiligen deze verandering ondergaan? (De genade van Jezus Christus.)

  • Welke waarheid kunnen we uit deze verzen leren over wat de genade van Jezus Christus voor al Gods kinderen mogelijk maakt? (Als de cursisten hebben geantwoord, zet u deze waarheid op het bord: Door de genade van Jezus Christus kan de hele mensheid door geloof in Hem worden verlost.)

Leg uit dat Paulus heeft aangegeven dat we niet alleen door onze werken verlost kunnen worden, hoe goed die werken ook zijn (zie de verzen 8–9). Vraag een cursist het volgende citaat van president Dieter F. Uchtdorf van het Eerste Presidium voor te lezen om de klas een beter begrip van de bovenstaande waarheid bij te brengen:

Afbeelding
President Dieter F. Uchtdorf

‘“Want allen hebben gezondigd en missen de heerlijkheid van God” [Romeinen 3:23], en omdat “niets wat onrein is, het koninkrijk Gods [kan] binnengaan” [1 Nephi 15:34], is niemand onder ons het waardig om naar God terug te keren. (…)

‘We kunnen onze toegang tot de hemel niet verdienen; de vereisten van de gerechtigheid zijn een hindernis, en we zijn zelf niet bij machte om die te overwinnen.

‘Maar ons heil is niet onbereikbaar.

‘Gods genade is onze grote en eeuwige hoop.

‘Door het offer van Jezus Christus bevredigt het plan van barmhartigheid de eisen van de gerechtigheid [zie Alma 42:15] en verschaft het de mensen “de middelen […] waardoor zij geloof tot bekering kunnen hebben” [Alma 34:15].

‘Al waren uw zonden als scharlaken, ze zullen wit worden als sneeuw’ [zie Jesaja 1:18]. Omdat onze geliefde Heiland “Zich [heeft] gegeven als een losprijs voor allen” (1 Timotheüs 2:6) kunnen wij toegang krijgen tot zijn eeuwig koninkrijk [zie 2 Petrus 1:11].

‘De poort is ontsloten! (…)

‘Willen we die heerlijkheid beërven, dan hebben we meer nodig dan een ontsloten poort; we moeten door die poort gaan met een verlangen in ons hart om een verandering te ondergaan — een verandering die zó groot is dat die in de Schriften wordt beschreven als ‘worden wedergeboren […]; ja, geboren uit God, veranderd van onze wereldse en gevallen staat in een staat van rechtvaardigheid, waardoor wij, door God verlost, zijn zonen en dochters worden’ [Mosiah 27:25]. (…)

‘Genade is een gave van God, en ons verlangen om al Gods geboden te gehoorzamen, is net als het uitstrekken van onze sterfelijke hand om die heilige gave van onze hemelse Vader in ontvangst te nemen.’ (‘De gave van genade’,Liahona, mei 2015, 108, 110.)

  • Hoe kunnen we door geloof in Jezus Christus en bekering van onze zonden de gave van genade ontvangen?

Afbeelding
detail, model of Jerusalem temple

Om ervoor te zorgen dat de cursisten de historische context van de relatie tussen de Joden en de heidenen begrijpen, voordat het evangelie aan al Gods kinderen werd gepredikt, laat u de bijgaande afbeelding van de ‘tussenmuur’ (Efeze 2:14) in de buitenste voorhof van de tempel in Jeruzalem zien. (Zie ook bijbelfoto 9 achterin de tripelcombinatie.) Leg uit dat de heidenen, die geen verbonden met de Heer hadden gesloten, niet aan de andere kant van de muur in de heiligere gebieden van de tempel mochten komen. Ze werden als ‘vreemdelingen en bijwoners’ behandeld (Efeze 2:19). De tussenmuur was het symbool van de geestelijke scheiding tussen Joden en heidenen die voorafging aan de openbaring van Petrus dat het evangelie ook aan de heidenen moest worden gepredikt.

Laat enkele cursisten die van de klas waren afgezonderd om de beurt een tekst uit Efeze 2:12–15 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de Heiland met de muur tussen de Joden en heidenen deed. Leg uit dat het woord vijandschap ‘tegenstreving, vijandigheid en haat’ betekent (Gids bij de Schriften, ‘Vijandschap’, scriptures.lds.org).

  • Waardoor werden de Joden en de heidenen tot elkaar gebracht? (Door het bloed van Christus werd de denkbeeldige muur die de Joden en de heidenen van elkaar scheidden, verwijderd. Daardoor werden ze ‘één nieuwe mens’ [Efeze 2:15], ofwel een verenigd lichaam in Christus. Zet de volgende waarheid op het bord: Als we tot Jezus Christus komen en zijn genade ontvangen, worden we met de heiligen van God verenigd.)

Verwijder het plakband of het touw waardoor de cursisten afgescheiden waren. Laat ze zich met de rest van de klas verenigen. Vraag de cursisten die de Joden voorstelden om de afgescheiden cursisten uit te nodigen naast hen te komen zitten.

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Efeze 2:16–19 voor te lezen. Laat de klas meelezen en woorden opzoeken die de waarheid onderstrepen dat als we tot Jezus Christus komen en zijn genade ontvangen, we verenigd kunnen zijn met de heiligen van God.

  • Welke woorden heb je gevonden die de waarheid onderstrepen dat als we tot Jezus Christus komen en zijn genade ontvangen, we verenigd kunnen zijn met de heiligen van God?

  • Waarom denk je dat het belangrijk is dat wij die waarheid begrijpen en in de kerk toepassen?

  • Hoe kunnen we ertoe bijdragen dat anderen het gevoel hebben dat ze ‘medeburgers’ zijn (vers 19) in plaats van vreemdelingen?

  • Wanneer heeft iemand jullie het gevoel gegeven dat je een medeburger was in plaats van een vreemdeling? Wanneer heb je iemand anders dat gevoel gegeven?

Laat een cursist Efeze 2:20–22 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat volgens Paulus het fundament van de kerk was.

  • Welke waarheid vertelt Paulus in deze verzen over de structuur van de kerk van de Heer? (De cursisten kunnen verschillende woorden gebruiken, maar zorg ervoor dat ze begrijpen dat de kerk van de Heer apostelen en profeten als fundament heeft, met Jezus Christus als de hoeksteen.)

  • Wat is een hoeksteen? (Een grote steen die op de hoek van een fundament wordt gelegd om het hele gebouw kracht en stabiliteit te geven.)

Afbeelding
cornerstone

Zet een eenvoudige tekening op het bord van een hoeksteen die twee muren verbindt.

  • In welke opzichten is Jezus Christus de hoeksteen van de kerk? Wat gebeurt er volgens vers 21 met de rest van de kerk door deze hoeksteen?

  • In welke opzichten zijn apostelen en profeten de rest van het fundament van de kerk?

  • In welke opzichten geeft dit fundament stabiliteit aan de kerk, en beschermt het de kerk tegen de aanvallen van de duivel?

Efeze 3

Paulus spreekt zijn verlangens uit voor de heiligen in Efeze

Vat Efeze 3:1–16 samen door uit te leggen dat Paulus over Jezus Christus predikte en zei dat de heidenen door Hem ‘mede-erfgenamen’ van de Israëlieten konden worden (vers 6) en de beloften van God konden ontvangen.

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Efeze 3:14–19 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat Paulus de heiligen nog meer wilde bijbrengen en laten voelen.

  • Wat wilde Paulus dat de heiligen zouden weten en voelen?

Zet de volgende waarheid op het bord: Apostelen en profeten proberen de kinderen van God de liefde van Jezus Christus bij te brengen.

Laat de pagina met het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen zien uit het laatste conferentieverslag in de Liahona.

  • Hoe proberen apostelen en profeten de kinderen van God te helpen? En hoe laten ze hen de liefde van Jezus Christus voelen?

  • Wanneer hebben de leringen van de apostelen en profeten jullie geholpen om de liefde van Jezus Christus te leren kennen en te voelen?

Geef tot slot uw getuigenis van de waarheden die in deze les aan de orde zijn gekomen. Moedig de cursisten aan om deze waarheden in praktijk te brengen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Efeze 2:8–10. ‘Want uit genade bent u zalig geworden, door het geloof […] om goede werken te doen’

‘In Efeze 2:8–10 bespreekt Paulus het verband tussen genade, geloof en goede werken. Uiteindelijk wordt het eeuwig heil door het werk van Jezus Christus verkregen, niet door onze eigen werken. Paulus noemde de volgelingen van Jezus Christus “[Gods] maaksel, geschapen in Christus Jezus om goede werken te doen’ (Efeze 2:10). Daardoor wordt de nadruk op het werk van de Heer gelegd, niet op onze werken. We leren dat ons vermogen om goede werken te verrichten voortkomt uit de verandering die door de genade van Jezus Christus in ons wordt bewerkstelligd als we ons in geloof tot Hem wenden. (Zie ook 1 Korinthe 15:10 en Filippenzen 2:13.)’ (New Testament Student Manual [Church Educational System manual, 2014], 425.)

Ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd:

‘Het eeuwig heil, in alle vormen, soorten en graden komt uit de genade van God voort. Door zijn liefde, barmhartigheid en goedgunstigheid heeft God, onze Vader, het heilsplan ontworpen om ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven […] tot stand te brengen’(Mozes 1:39). Maar overeenkomstig zijn plan heeft Hij zijn eniggeboren Zoon naar de aarde gezonden om het oneindige en eeuwige zoenoffer te brengen. (…)

‘De mens wordt aldus alleen door genade verlost, in de zin van de opstanding; en verlost door genade en gehoorzaamheid in de zin van het eeuwig leven. Het evangelieplan is er om de mens in het celestiale koninkrijk te verlossen. Daarom predikt Paulus eeuwig heil door genade — door geloof, gehoorzaamheid, aanvaarding van Christus en gehoorzaamheid aan de geboden. En daarom schrijft Nephi: “En met God te worden verzoend, want wij weten dat wij, na alles wat wij kunnen doen, door de genade worden gered” (2 Nephi 25:23). En Moroni zegt: “Komt tot Christus en wordt vervolmaakt in Hem en onthoudt u van alle goddeloosheid; en indien gij u van alle goddeloosheid onthoudt en God liefhebt met al uw macht, verstand en kracht, dan is zijn genade u genoeg, opdat gij door zijn genade volmaakt kunt zijn in Christus”(Moroni 10:32).’Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], 2:498–499.)

Efeze 2:20–22. Het fundament en de hoeksteen van de kerk

Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over de structuur van de kerk gezegd:

‘In het Nieuwe Testament, in het Boek van Mormon en in deze tijd zijn deze functionarissen de bouwstenen van de ware kerk, rondom de hoeksteen, “de rots van onze Verlosser, de Christus, de Zoon van God” [Helaman 5:12]. […] Zo’n fundament in Christus was en is altijd een bescherming in tijden dat “de duivel zijn krachtige winden zendt, ja, zijn pijlen in de wervelwind, ja, wanneer al zijn hagel en zijn krachtige storm u zullen striemen.”’ (‘Profeten, zieners en openbaarders’,Liahona, november 2004, 7.)

De woorden ‘goed samengevoegd’ in Efeze 2:21 zijn een belangrijke les over eenheid in de kerk. De stenen waarmee een gebouw wordt gebouwd, zijn niet precies hetzelfde. Veel stenen hebben een verschillende omvang en vorm. Toch is het hele gebouw ‘goed samengevoegd’. Op soortgelijke wijze zijn de leden van de kerk ook niet hetzelfde, maar allemaal zijn ze ‘goed samengevoegd’ om de kerk van de Heer te vormen.

Afdrukken