Bibliotheek
Thuisstudieles: Mattheüs 23:1–26:30 (unit 6)


Thuisseminarieles

Mattheüs 23:1–26:30 (unit 6)

Lesmateriaal voor de thuisseminarieleerkracht

Samenvatting van dagelijkse thuisseminarielessen

De volgende samenvatting van de leerstellingen en beginselen die de cursisten bij hun studie van Mattheüs 23:1–26:30 (unit 6) geleerd hebben, is niet bedoeld om als onderdeel van uw les te worden behandeld. Uw les richt zich op slechts enkele van deze leerstellingen en beginselen. Volg de indrukken van de Heilige Geest terwijl u nadenkt over de behoeften van uw cursisten.

Dag 1 (Mattheüs 23)

De cursisten leerden dat Jezus de Joodse leiders berispte en dat wij ervoor kunnen kiezen de wetten van God te gehoorzamen ondanks het huichelachtige gedrag van anderen. Zij leerden dat wij zullen worden vernederd als wij proberen ons boven anderen te verheffen, en als wij nederig zijn en anderen dienen, dan zal de Heer ons verhogen. Zij leerden eveneens dat als wij ernaar streven vanbinnen geestelijk rein te worden, onze keuzes daardoor beïnvloed worden; en als wij bereid zijn door de Heiland te worden verlost, dan zullen wij zijn verzorging en bescherming genieten.

Dag 2 (Mattheüs 24)

Uit de woorden van de Heiland over zijn wederkomst leerden de cursisten het volgende: Als wij standvastig blijven en niet overwonnen worden, zullen we worden gered. Voor de wederkomst van Jezus Christus zullen de uitverkorenen van de Heer worden vergaderd en zal het evangelie in de hele wereld worden gepredikt. Als wij het woord van de Heer als een schat verzamelen, zullen we niet worden verleid. Alleen onze hemelse Vader weet wanneer de wederkomst van de Heiland plaatsvindt. Als we naar de tekenen uitkijken en de geboden van de Heer onderhouden, zullen we op de wederkomst van de Heiland voorbereid zijn.

Dag 3 (Mattheüs 25)

Bij het bestuderen van de gelijkenis van de tien meisjes leerden zij dat wij geen geestelijke voorbereiding van anderen kunnen lenen en dat wij ons op de wederkomst voorbereiden door ons getuigenis en onze bekering te doen groeien door dagelijkse rechtschapenheid. Zij leerden eveneens dat wij Hem dienen te leren kennen als wij klaar willen zijn voor de wederkomst en waardig willen zijn in zijn tegenwoordigheid te vertoeven. De cursisten stonden ook even stil bij de gelijkenis van de talenten en leerden dat angst ons kan beletten de gaven en capaciteiten die de Heer ons heeft gegeven, te gebruiken; en als wij onze geestelijke gaven niet ontwikkelen en gebruiken om goed te doen, raken we ze kwijt.

Dag 4: (Mattheüs 26:1–30)

Bij hun studie van de laatste dagen van de sterfelijke bediening van Jezus Christus leerden de cursisten dat wanneer discipelen van Jezus Christus het woord van de Heer horen, zij hun eigen leven onderzoeken om te bepalen hoe het op hen van toepassing is. Zij leerden dat de symbolen van het avondmaal het lichaam en het bloed van Jezus Christus voorstellen, dat Hij als offer voor ons bracht en dat Jezus Christus het avondmaal heeft ingesteld, zodat wij Hem en zijn zoenoffer voor onze zonden indachtig zouden zijn. De cursisten leerden eveneens dat wij vergeving van onze zonden kunnen ontvangen als we ons bekeren en met een oprechte bedoeling aan het avondmaal deelnemen.

Inleiding

Jezus Christus leert zijn discipelen op de Olijfberg over de wederkomst en vertelt de gelijkenis van de talenten.

Lessuggesties

Mattheüs 25:14–30

Jezus Christus leert zijn discipelen de gelijkenis van de talenten.

Leg voor de les begint vijf munten aan een kant van het lokaal en twee munten aan de andere kant. Houd acht andere munten klaar in uw broekzak.

Laat bij het begin van de les drie cursisten naar voren komen om u te helpen een gelijkenis uit te beelden die Jezus Christus zijn discipelen leerde als onderdeel van zijn onderricht over de wederkomst.

Vraag een cursist Mattheüs 25:14–18 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opletten wat elke slaaf kreeg en wat hij daarmee deed.

  • Wat gaf de heer aan elk van zijn slaven? (Leg uit dat de talenten in deze gelijkenis geldbedragen voorstellen. Neem de acht munten uit uw zak, geef er vijf aan een cursist, twee aan de andere en één aan de derde.)

  • Wat deden de slaven met het geld dat ze hadden gekregen?

Laat de cursist met de vijf muntstukken naar de ene kant van de klas gaan en daar de vijf muntstukken nemen die u daar had gelegd. Laat de cursist met de twee muntstukken naar de ander kant van de klas gaan en daar de twee muntstukken nemen die u daar had gelegd. Laat de cursist met de ene munt die munt verstoppen of doen alsof hij of zij hem begraaft.

Laat de cursisten de munten teruggeven en naar hun plaats terugkeren. Zet de volgende elementen van de gelijkenis op het bord (zonder de interpretatie die tussen haakjes staat):

De heer van de slaven (de Heer Jezus Christus)

De slaven (discipelen van de Heer)

De talenten (de gaven en capaciteiten die de Heer zijn discipelen schenkt)

  • Wat zouden de elementen in deze gelijkenis kunnen voorstellen? (Help de cursisten indien nodig te bepalen wie en wat deze elementen voorstellen. Schrijf achter elk element de interpretatie ervan op het bord. Leg uit dat we sommige van onze sterfelijke gaven en capaciteiten in ons voorsterfelijk leven hebben ontvangen en ontwikkeld. Wij kunnen ervoor kiezen om deze en andere gaven tijdens ons sterfelijk leven te ontwikkelen.)

  • Welke reden wordt er in Mattheüs 25:15 opgegeven waarom de heer zijn slaven een verschillend aantal talenten gaf? (Wijs de cursisten er na hun antwoorden op dat de zinsnede ‘ieder naar zijn bekwaamheid’ betekent dat God ons de gaven en capaciteiten geeft die wij in onze omstandigheden nodig hebben. Iedereen heeft van God een geestelijke gave gekregen [zie LV 46:11]. Leg uit dat onze eigenwaarde niet wordt bepaald door de hoeveelheid talenten die wij hebben gekregen.)

Lees de volgende vragen voor en laat de cursisten nadenken over het antwoord:

  • Op welke slaaf lijk jij het meest: degene die vijf talenten kreeg, twee talenten of één talent? Waarom?

Laat een cursist Mattheüs 25:19–21 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat de heer zei tegen de slaaf die vijf talenten had gekregen.

  • Wat zei de heer tegen de eerste slaaf?

Leg uit dat ‘over veel zal ik u aanstellen’ en ‘ingaan in de vreugde van uw heer’ (Mattheüs 25:21) verwijzen naar de vervulling van ons goddelijke potentieel en het ontvangen van het eeuwige leven bij onze hemelse Vader.

  • Welk beginsel kunnen wij uit de ervaring van de eerste slaaf leren? (De cursisten kunnen bijvoorbeeld het volgende beginsel noemen: Als wij trouw de gaven en capaciteiten die de Heer ons heeft gegeven, gebruiken, dan kunnen we ons goddelijke potentieel vervullen en het eeuwige leven ontvangen.)

  • Hoe kunnen we de gaven en capaciteiten die de Heer ons heeft gegeven zoal trouw gebruiken?

Leg uit dat de tweede slaaf had kunnen klagen toen hij zag dat de eerste slaaf vijf talenten kreeg en hij slechts twee. In plaats daarvan gebruikte hij trouw de talenten die hij had gekregen.

Laat een cursist Mattheüs 25:22–23 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat de meester zei tegen de slaaf die twee talenten had gekregen.

  • Wat zei de meester tegen de slaaf die twee talenten had gekregen?

  • Waarom denk je dat de eerste twee slaven hetzelfde antwoord kregen van hun meester, ook al hadden ze niet evenveel geld gekregen?

  • Welk beginsel kunnen wij uit de ervaring van de tweede slaaf leren? (De strekking van de woorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: De Heer zal ons zegenen als we trouw de gaven en capaciteiten die Hij ons heeft gegeven, gebruiken, ongeacht hoeveel we er hebben gekregen of wat ze ook mogen zijn. Schrijf dit beginsel op het bord in de bewoordingen van de cursisten.)

Laat de klas overdenken of ze ooit het gevoel hebben gehad dat iemand anders meer of betere gaven of capaciteiten had dan zij. Wijs de cursisten op het beginsel dat u net op het bord hebt gezet.

  • Hoe kan dit beginsel ons helpen als we het gevoel hebben dat iemand anders meer of betere gaven heeft gekregen dan wij?

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Quentin L. Cook van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:

‘De groei van onze talenten is de beste maatstaf voor onze persoonlijke vooruitgang. […] Zegeningen vergelijken, is vrijwel de beste manier om vreugde te verdrijven. Wij kunnen niet tegelijk dankbaar en jaloers zijn. Als wij oprecht de Geest van de Heer bij ons willen hebben en vreugde en geluk willen ervaren, dan dienen we ons te verheugen in onze zegeningen en dankbaar te zijn.’ (‘Rejoice!’, Ensign, november 1996, 29–30.)

  • Hoe kunnen wij ontdekken welke gaven en capaciteiten de Heer ons heeft gegeven?

Geef elke cursist een vel papier en vraag ze hun naam bovenaan het blad te schrijven. Laat ze hun vel papier aan de persoon naast hen doorgeven. Laat de cursisten opschrijven welke gave of capaciteit ze zien in de persoon van wie de naam bovenaan het blad staat. Laat de blaadjes de hele klas rondgaan tot iedereen op elk blad een gave of capaciteit heeft genoteerd.

Laat de cursisten na een paar minuten de blaadjes aan de oorspronkelijke eigenaar teruggeven. Geef de cursisten de tijd om te lezen welke gaven en capaciteiten de anderen in hen zien. Laat hen dan een antwoord op de volgende vraag noteren op hun blad:

  • Hoe kun je een van je gaven gebruiken om het werk van de Heer te bevorderen?

Wijs erop dat de gelijkenis van de talenten waarschuwingen bevat over de gaven en capaciteiten die wij hebben gekregen. Laat enkele cursisten beurtelings een vers voorlezen uit Mattheüs 25:24–30. Laat de klas meelezen en opletten hoe de heer reageerde op de slaaf die zijn talent had verborgen. Nadat vers 27 is voorgelezen, legt u uit dat rente hetzelfde betekent als intrest (vergoeding voor het investeren of uitlenen van geld).

  • Waarom verstopte de laatste slaaf zijn talent? Hoe reageerde de heer op de keuze van deze slaaf?

  • Wat was er mis met de daden van de slaaf, ook al was hij het geld van zijn meester niet kwijtgeraakt?

  • Hoe zou de heer volgens jou hebben gereageerd als de slaaf twee talenten had meegebracht?

Nodig de cursisten uit om hun getuigenis van de besproken beginselen te geven. Moedig hen aan hun gaven en capaciteiten te gebruiken om het werk van de Heer te bevorderen.

Volgende unit (Mattheüs 26:31Markus 3)

Leg uit dat de cursisten de volgende week de verzoening van Jezus Christus, die begon met zijn lijden in de hof van Gethsémané en vervolgde met valse rechtszaken, bespotting, geweld en zijn kruisdood, en eindigde met zijn glorierijke opstanding, meer in detail zullen bespreken.

Afdrukken