Bibliotheek
Les 97: Handelingen 23–26


Les 97

Handelingen 23–26

Inleiding

Joodse leiders ondervragen Paulus en enkele Joden spannen samen om hem te doden. Paulus wordt naar Caesarea gebracht waar hij zichzelf voor verschillende Romeinse leiders tegen valse beschuldigingen verdedigt. Hij vertelt zijn bekeringsverhaal en getuigt van Jezus Christus.

Lessuggesties

Handelingen 23–25

Paulus wordt vervolgd, berecht en gevangengezet

Zet voordat de les begint het volgende op een blaadje papier: De geboden en zegeningen van God. Gebruik een lint of een touw om een gedeelte van het klaslokaal af te bakenen en leg het blaadje papier in het afgebakende deel op de grond. Laat bij het begin van de les een cursist binnen de afbakening gaan staan die de geboden en zegeningen van God voorstelt.

  • Welke zegeningen kunnen we zoal ontvangen als wij dichter bij God komen door zijn geboden en leringen te gehoorzamen?

Laat de cursist naast het afgebakende gebied dat de geboden en zegeningen van God voorstelt, gaan staan.

  • Op welke manieren kan de wereld zoal iemand verleiden om zich van de geboden en leringen van God af te keren?

  • Wat kan er gebeuren als mensen een afstand tussen zichzelf en God scheppen?

Bedankt de cursist voor de medewerking en laat hem of haar weer naar zijn of haar plaats terugkeren. Laat de cursisten overdenken welke richting ze momenteel uit kijken en of ze zich dicht bij of ver weg van God voelen. Laat de cursisten bij hun studie van Handelingen 23–26 zoeken naar waarheden die hen helpen als ze een afstand tussen zichzelf en God hebben geschapen.

Herinner de cursisten eraan dat Paulus bij de tempel van Jeruzalem was gearresteerd en voor Joodse leiders was gebracht (zie Handelingen 21:30–33; 22:23–30). Vat Handelingen 23:1–10 samen: Paulus werd door deze Joodse leiders ondervraagd en gevangengezet.

Laat een cursist Handelingen 23:11 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan wat er gebeurde toen Paulus in de gevangenis zat. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Wat zei de Heer in de gevangenis tegen Paulus?

Herinner de cursisten aan de belofte in Handelingen 18:9–10 waar staat dat de Heer met Paulus zou zijn en hem zou beschermen als hij het werk van de Heer deed. Laat de cursisten eventueel de zinsnede ‘stond de Heer bij hem’ markeren en Handelingen 18:9–10 als kruisverwijzing in de kantlijn noteren naast vers 11.

Laat een cursist de volgende samenvatting voorlezen:

In Handelingen 23:12–25:27 lezen we dat de Romeinse overste die Paulus had gearresteerd, hem naar Caesarea stuurde om te voorkomen dat hij door een samenzwering van enkele Joden zou worden gedood. Paulus pleitte onschuldig voor de Romeinse stadhouder, Felix. Hoewel Felix overtuigd was van de onschuld van Paulus, plaatste hij hem twee jaar lang onder huisarrest. Festus verving Felix als de Romeinse stadhouder van Judea. Koning Herodes Agrippa, die over een gebied ten noordoosten van het Meer van Galilea heerste, bezocht Festus en wilde Paulus’ verhaal horen. Paulus werd voor koning Agrippa geleid.

Handelingen 26

Paulus vertelt koning Agrippa over zijn bekering en getuigt van Jezus Christus

Laat enkele cursisten beurtelings een vers uit Handelingen 26:4–11 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan hoe Paulus zijn verleden beschreef aan koning Agrippa.

  • Hoe omschreef Paulus zijn verleden aan koning Agrippa?

Leg uit dat Paulus vervolgens over zijn visioen van de Heiland vertelde. Laat een cursist Handelingen 26:16–18 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan welke opdracht de Heer aan Paulus gaf op de weg naar Damascus.

  • Welke opdracht gaf de Heer aan Paulus? (U kunt de cursisten in overweging geven om de zinsneden die beschrijven welke opdrachten de Heer aan Paulus gaf, te markeren.)

Leg uit dat het woord erfdeel (vers 18) in deze context verwijst naar de toegang tot het celestiale koninkrijk van God.

  • Wat kan iemand helpen om zich van de duisternis en de invloed van Satan af te keren en zich naar het licht en de geboden en zegeningen van God te keren?

Laat een cursist Handelingen 26:19–23 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan wat Paulus zowel aan de Joden als aan de andere volken leerde dat ze dienden te doen om de zegeningen van vers 18 te ontvangen. Leg eventueel uit dat de zinsnede ‘werken doen die in overeenstemming zijn met de bekering’ in vers 20 kan betekenen dat je rechtschapen dient te leven om te bewijzen dat je je waarlijk hebt bekeerd.

  • Wat had Paulus volgens vers 20 zowel aan de Joden als aan de andere volken geleerd dat ze dienden te doen?

Zet de volgende onvolledige uitspraak het bord: Als wij ons bekeren en ons tot God wenden…

  • Hoe zou je uitgaande van wat wij uit vers 18 leren de uitspraak op het bord vervolledigen? (Als de cursisten geantwoord hebben, maakt u de uitspraak op het bord als volgt af: Als wij ons bekeren en ons tot God wenden, dan kunnen we de macht van Satan in ons leven overwinnen, vergeving van onze zonden ontvangen en voor het celestiale koninkrijk in aanmerking komen.)

Om de cursisten dit beginsel te laten begrijpen, vraagt u een cursist om de volgende uitspraak van ouderling Neil L. Andersen van het Quorum der Twaalf Apostelen voor te lezen (geef de cursisten eventueel een exemplaar van de uitspraak):

Afbeelding
Ouderling Neil L. Andersen

‘Als wij zondigen, wenden wij ons van God af. Als wij ons bekeren, wenden wij ons weer tot God.

De uitnodiging tot bekering klinkt zelden als een terechtwijzing, maar vaak als een liefdevolle oproep tot een ommekeer om zich weer tot God te wenden [zie Helaman 7:17]. Een liefdevolle Vader en zijn eniggeboren Zoon wenken ons om meer te zijn dan we zijn, op een hoger plan te leven, te veranderen en de vreugde van het onderhouden van de geboden te ervaren.’ (‘Bekeer u opdat Ik u moge genezen’, Liahona november 2009, 40.)

  • Wat kunnen wij volgens ouderling Andersen bereiken als wij ons bekeren en ons weer tot onze hemelse Vader en Jezus Christus wenden?

Laat de cursisten bij hun studie van het vervolg van Handelingen 26 zoeken wat Festus en koning Agrippa ervan weerhield zich te bekeren, zich tot God te wenden en tot Jezus Christus te worden bekeerd. Zet de volgende onvolledige uitspraak op het bord: Om tot Jezus Christus te worden bekeerd, 

Verdeel de klas in groepjes van twee. Laat de cursisten Handelingen 26:24–28 met hun partner doorlezen. Laat ze nagaan hoe Festus en koning Agrippa op de leringen van Paulus en zijn getuigenis van de Heiland reageerden, en laat ze vervolgens deze reacties met elkaar vergelijken. Terwijl de cursisten dit bespreken, zet u de volgende tabel op het bord (laat de uitspraken onder elke naam weg).

Reactie op de leringen van Paulus

Festus

Koning Agrippa

Sprak met luide stem

Zei dat Paulus buiten zinnen was

Beschuldigde Paulus ervan buiten zinnen te zijn.

Bijna overtuigd om christen te worden

Geef de cursisten voldoende tijd. Laat dan enkele cursisten naar het bord komen en noteren wat ze hebben gevonden (hun antwoorden dienen op de zinsneden in bovenstaande tabel te lijken).

  • Wat zegt de reactie van Festus over zijn mening over de leringen van Paulus? (Voeg het woord Ongeloof toe aan de antwoorden van de cursisten onder het kopje ‘Festus’.)

  • Wat wist Paulus volgens vers 27 over koning Agrippa? (Voeg de woorden Geloofde de profeten toe onder het kopje ‘koning Agrippa’.)

  • Wat kunnen wij uit de reactie van koning Agrippa leren over zijn toewijding om een christen te worden (zie vers 28)? (Voeg de woorden Niet bereid zich volledig toe te wijden toe onder het kopje ‘koning Agrippa’.)

Laat een cursist Handelingen 26:29 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan hoe Paulus reageerde toen koning Agrippa zei dat hij bijna overtuigd was om christen te worden.

  • Wat verlangde Paulus voor de koning en voor iedereen die zijn leringen hadden gehoord?

  • Wat denk je dat Festus ervan weerhield om zich tot Jezus Christus te bekeren?

  • Wat denk je dat koning Agrippa ervan weerhield om zich te bekeren?

  • Wat kunnen we van Festus en koning Agrippa leren over wat we dienen te doen om tot Jezus Christus te worden bekeerd? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: Om tot Jezus Christus te worden bekeerd, moeten wij kiezen om geloof te hebben in het evangelie en het toegewijd naleven.)

Om de cursisten dit beginsel te helpen begrijpen, laat u een cursist het volgende verhaal van president Dieter F. Uchtdorf van het Eerste Presidium voorlezen:

Afbeelding
President Dieter F. Uchtdorf

‘Twee jonge broers stonden boven op een kleine klif en keken over het smetteloze water van een blauw meer uit. Het was een populaire duikplek, en de broers hadden vaak besproken dat ze een keer zouden springen — iets wat ze anderen hadden zien doen.

Hoewel ze allebei de sprong wilden wagen, wilde geen van beide als eerste springen. De klif was niet zo hoog, maar voor de twee jongens leek het wel of de afstand steeds groter werd telkens ze vooroverbogen — waardoor ze al gauw de moed verloren.

Uiteindelijk zette de ene broer zijn voet op de rand van de klif en bewoog zich resoluut naar voren. Op dat moment fluisterde zijn broer: “Misschien moeten we tot volgend jaar zomer wachten.”

Maar de eerste broer werd door zijn impuls naar voren gedreven. “Broer,” zei hij, “ik ben toegewijd!”

Hij plonsde in het water en kwam al snel met een overwinningskreet aan de oppervlakte. De tweede broer sprong hem meteen achterna. Toen lachten ze allebei om de laatste woorden van de eerste jongen die in het water sprong: “Broer, ik ben toegewijd”.

Onze toewijding is een beetje te vergelijken met een sprong in het water. We zijn toegewijd, of we zijn het niet. We maken vooruitgang, of we staan stil. Er is geen middenweg. […]

Wie alleen maar een beetje toegewijd is, zal alleen maar een deel van de zegeningen van getuigenis, vreugde en gemoedsrust ontvangen. De vensters van de hemel staan alleen maar een beetje voor hen open. […]

Op de een of andere manier kijken we allemaal uit over het water en staan we op het punt om een beslissing te nemen. Ik bid dat wij geloof hebben, vooruitgang maken, onze angsten en twijfels moedig tegemoet treden, en tegen onszelf zeggen: “Ik ben toegewijd!”’ (Broer, ik ben toegewijd’, Liahona, juli 2011, 4, 5.)

  • In welk opzicht is toewijding aan het evangelie te vergelijken met in het water duiken?

  • Waarom is het volgens president Uchtdorf belangrijk om je volledig toe te wijden aan het evangelie, en niet ‘alleen maar een beetje’?

  • Hoe heeft jouw toewijding aan een gebod of een evangeliebeginsel je bekering tot Jezus Christus versterkt? (Overweeg iets te vertellen wat u zelf hebt meegemaakt.)

Laat de cursisten in hun aantekenschrift of Schriftendagboek een lijst maken van de geboden en evangeliebeginselen die ze toegewijd naleven. Laat ze overdenken welke evangeliebeginselen ze ‘bijna’ maar niet ‘geheel’ (Handelingen 26:29) toegewijd naleven. Laat de cursisten noteren wat ze kunnen doen om hun begrip van en toewijding aan een van deze beginselen te vergroten. Moedig de cursisten aan om te bidden om hulp bij hun streven om tot Jezus Christus te worden bekeerd door meer toegewijd het evangelie na te leven.

Vat Handelingen 26:30–32 samen: Festus en koning Agrippa verklaarden Paulus onschuldig en wilden hem vrijlaten, maar omdat Paulus zich op de keizer had beroepen, waren ze verplicht hem naar Rome te sturen.

Geef tot slot uw getuigenis van de beginselen die in Handelingen 23–26 aan bod kwamen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Handelingen 25:13. Wie was Herodes Agrippa?

In de Gids bij de Schriften staat onder het lemma ‘Herodes’ een handig overzicht van de onderlinge verhoudingen tussen de leden van de Herodesfamilie die in het Nieuwe Testament worden vermeld.

‘Herodes Agrippa II (ook wel Markus Julius Agrippa genoemd) was de zevende en laatste koning van de Joodse Herodesdynastie. Hij regeerde over een gebied ten noordoosten van het Meer van Galilea, van ongeveer 55 tot 93 n.C. Hij was de zoon van Herodes Agrippa I, die de dood van Jakobus had bevolen en Petrus had gevangengezet (zie Handelingen 12:1–4); de kleinzoon van Herodes Antipas, die Johannes de Doper liet onthoofden (zie Mattheüs 14:1–12); en de achterkleinzoon van Herodes de Grote, die de slachting van de baby’s in Bethlehem had bevolen (zie Mattheüs 2:16).

Het koninkrijk van Agrippa lag ten noorden van het grondgebied van Festus. Agrippa en zijn zuster Bernice […] kwamen bij Festus in Caesarea op bezoek toen Paulus daar in de gevangenis zat. Omdat Agrippa een Jood was en dus meer wist over Joodse aangelegenheden dan de Romein Festus, hoopte Festus dat Agrippa hem zou helpen de beschuldigingen tegen Paulus te begrijpen en hem zou helpen zijn brief naar Caesar te schrijven (zie Handelingen 25:24–27; 26:3).’ (New Testament Student Manual [Church Educational System manual, 2014], 326.)

Handelingen 26:24. ‘U bent buiten zinnen, Paulus! Uw grote geleerdheid brengt u buiten zinnen!’

De profeet Joseph Smith vergeleek de vervolging die hij na zijn eerste visioen ondervond met de ervaringen van de apostel Paulus (zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:24–25). Paulus en Joseph Smith zagen allebei de Heiland en hoorden zijn stem. Ze getuigden allebei dat ze een visioen hadden gezien. Bijgevolg werden ze allebei vervolgd en beschimpt, maar ze bleven trouw aan hun getuigenis van Jezus Christus. Bovendien zijn er meerdere verslagen van het eerste visioen van Joseph Smith, net zoals er meerdere verslagen van Paulus’ visioen van de Heiland zijn. (Zie Handelingen 9:3–9; 22:6–11; 26:13–18.) Afgezien van enkele kleine verschillen bevatten al die verslagen de essentiële waarheid dat ze allebei Jezus Christus zagen en met Hem spraken.

Handelingen 26:28. ‘U overtuigt mij bijna om christen te worden!’

Toen ouderling Bruce C. Hafen als lid van de Zeventig werkzaam was, heeft hij gezegd:

‘Als we alles moeten geven wat we hebben, dan is het niet voldoende als we bijna alles geven. Als we bijna de geboden onderhouden, ontvangen we bijna de zegeningen.’ (‘De verzoening: alles voor allen’, Liahona, mei 2004, 98.)

President Harold B. Lee paste de woorden van koning Agrippa toe op de leden van de kerk die proberen uitvluchten te zoeken om de geboden niet te hoeven gehoorzamen:

‘Een fijne bisschop maakte eens een opmerking over wat hij de droevigste woorden van een invloedrijk man noemde. Hij las voor uit het verslag waarin de apostel Paulus aan koning Agrippa met kracht van zijn bekering had getuigd. Het antwoord van koning Agrippa luidde: “U overtuigt mij bijna om christen te worden!” (Handelingen 26:28). De bisschop zei toen: “Deze koning kende de waarheid maar had niet de moed om te doen wat werd vereist. […]”

Vervolgens hield [de bisschop] een korte maar krachtige toespraak waarin hij enkele opmerkingen maakte over dingen die hij in zijn wijk had gezien. Hij zei: “Als antwoord op de uitnodiging van de Heer, ‘Kom, […] en volg Mij’ (Markus 10:21) lijkt het wel alsof sommige leden zeggen ‘U overtuigt mij bijna om eerlijk te zijn, maar ik heb meer hulp nodig om de test te doorstaan’. […]

[De bisschop vervolgde:] ‘U overtuigt mij bijna om de sabbatdag te heiligen, maar het is leuk om op zondag te voetballen.

U overtuigt mij bijna om mijn naaste lief te hebben, maar hij is een schurk; om toegeeflijk te zijn over de ideeën van anderen, maar ze hebben het helemaal verkeerd; […] om op huisonderwijs te gaan, maar het is buiten zo koud en nat; om tiende en andere gaven te betalen, maar we hebben een nieuwe kleuren-tv nodig. […] Bijna! Bijna! Bijna!” (In Conference Report, april 1964, 23–24.)’

Afdrukken