Bibliotheek
Les 118: Galaten 1–4


Les 118

Galaten 1–4

Inleiding

De apostel Paulus berispt de heiligen in Galatië omdat zij in valse leerstellingen geloven. Hij zegt tegen ze dat ze erfgenamen van God kunnen worden als zij in Jezus Christus geloven en Hem volgen.

Lessuggesties

Galaten 1–2

Paulus berispt de heiligen omdat zij valse leraren volgen en moedigt hen aan om tot het evangelie terug te keren.

Laat de cursisten zich voorstellen dat een broer, zus of vriend(in) zegt dat hij of zij zich afvraagt of de leringen van de kerk wel waar zijn. Deze persoon gaat niet meer naar de kerk en leeft het evangelie niet meer na. Laat de cursisten in hun aantekenschrift of Schriftendagboek noteren wat zij tegen die persoon zouden zeggen om hem of haar duidelijk te maken dat de leringen van de kerk waar zijn.

Laat de cursisten bij hun studie van Galaten 1 een waarheid opzoeken waarmee ze ware leerstellingen kunnen herkennen.

Leg uit dat Galatië een gebied in Klein-Azië was met veel steden die Paulus tijdens zijn tweede en derde zending bezocht (zie Handelingen 16:6; 18:23). (U kunt de cursisten aanmoedigen om kaart 13, ‘De zendingsreizen van de apostel Paulus’ (achterin de tripelcombinatie) op te slaan. Vraag een cursist Galaten 1:6–7 voor te lezen. Laat de klas meelezen en een probleem opzoeken waarmee de heiligen in Galatië kampten.

  • Waarom dwaalden veel heiligen in Galatië van het ware evangelie af?

Leg uit dat de mensen die de Galaten in verwarring brachten en de leerstellingen van het evangelie ondermijnden, twijfel zaaiden over de lering van Paulus dat we alleen door Jezus Christus eeuwig heil kunnen ontvangen (zie Galaten 1:7). Deze valse leraren waren Joodse christenen die beweerden dat de heiligen in Galatië besneden moesten worden (zie ‘Besnijdenis’ in de Gids bij de Schriften), en de rituelen van de wet van Mozes moesten naleven om verlost te worden.

Laat een cursist Galaten 1:8–9 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat Paulus zei over de mensen die een evangelie predikten dat in strijd was met het evangelie dat hij als apostel van de Heer verkondigde. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Laat een cursist Galaten 1:10–12 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wie de bron van de leringen van Paulus was.

  • Wie was volgens vers 12 de bron van de leringen van Paulus?

  • Welke waarheid kunnen we van de woorden van Paulus in de verzen 10–12 leren betreffende ware leerstellingen? (De cursisten kunnen andere woorden gebruiken, maar moeten deze waarheid weergeven: Jezus Christus openbaart ware leerstellingen aan zijn profeten.)

  • Wat hebben we aan die waarheid als we vragen over de leringen van de profeten hebben?

Leg uit dat omdat Jezus Christus ware leerstellingen aan zijn profeten openbaart, Hij ook aan ons kan openbaren dat de leringen van een profeet waar zijn.

  • Hoe kunnen we openbaring van de Heer ontvangen en zo zelf te weten komen dat de leringen van de profeten waar zijn?

Herinner de cursisten aan het scenario dat u in het begin van de les hebt geïntroduceerd. Laat enkele cursisten uitleggen hoe zij de waarheid die ze zojuist geleerd hebben zouden gebruiken om met de persoon te praten die aan de leerstellingen van de kerk twijfelt.

Geef uw getuigenis dat we ware leerstellingen kunnen herkennen als we de leringen van de profeten bestuderen en naar openbaring van de Heer streven.

Vat Galaten 1:13–2:21 samen door uit te leggen dat Paulus over zijn bekering en eerste zendingsreizen vertelde. Hij legde ook uit dat eeuwig heil niet in de wet van Mozes was te vinden, maar dat we door geloof in Jezus Christus vergeving of rechtvaardiging zullen ontvangen.

Galaten 3–4

Paulus nodigt de Galaten uit om door Jezus Christus alle zegeningen te ontvangen die aan Abraham waren beloofd.

Lees de volgende scenario’s voor. Nadat u elk scenario hebt voorgelezen, vraagt u de cursisten waarom de persoon in dat scenario zich benadeeld kan voelen betreffende de zegeningen van de Heer, in vergelijking met anderen in de kerk die van jongs af aan trouw in het evangelie zijn geweest.

  1. Een jonge man is in een minderactief gezin opgegroeid en is als kind niet in het evangelie onderwezen. Het gezin begint nu weer actief in de kerk te worden en is bezig de leerstellingen van het evangelie te leren en na te leven.

  2. Een vrouw heeft jarenlang kritiek op de kerk gehad. Ze heeft onlangs een verandering van hart ondergaan en heeft zich laten dopen.

Laat de cursisten bij hun studie van Galaten 3–4 een waarheid opzoeken die duidelijk maakt welke zegeningen voor iedereen beschikbaar zijn, ongeacht zijn of haar verleden of omstandigheden.

Leg uit dat veel heiligen in Galatië bekeerlingen tot het christendom waren en geen letterlijke afstammelingen van Abraham, aan wie al Gods zegeningen waren beloofd. Laat een cursist Galaten 3:7–9 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat Paulus heeft gezegd over hen die ‘uit het geloof zijn’ (vers 7), of die in Jezus Christus geloven.

  • Wat zei Paulus over hen die in Jezus Christus te geloven?

  • Wat heeft de Heer volgens vers 8 aan Abraham beloofd?

  • Wat zal er volgens vers 9 met de mensen gebeuren die geloof in Jezus Christus hebben?

Leg uit dat ‘gezegend samen met de gelovige Abraham’ betekent dat wij deel kunnen uitmaken van het verbond dat God met Abraham heeft gesloten, dat door hem alle mensen de zegeningen van het evangelie kunnen ontvangen (zie Abraham 2:11).

Vat Galaten 3:10–25 samen door uit te leggen dat de wet van Mozes volgens Paulus was bedoeld om de Israëlieten ertoe aan te zetten om tot Jezus Christus te komen en door geloof in Hem gerechtvaardigd te worden.

Laat een cursist Galaten 3:26–27 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat wij moeten doen om de zegeningen te ontvangen die aan Abraham waren beloofd.

  • Wat moeten wij doen om de zegeningen te ontvangen die aan Abraham waren beloofd?

Zet de volgende onvolledige uitspraak op het bord: Iedereen die geloof in Jezus Christus oefent en het evangelieverbond sluit, zal …

Laat een cursist Galaten 3:28–29 voorlezen. Laat de klas meelezen en woorden of zinsneden opzoeken die ze kunnen gebruiken om de uitspraak op het bord af te maken.

  • Wat worden sommige mensen volgens vers 28 als zij het evangelieverbond sluiten?

  • Wat worden de mensen die tot Abrahams nageslacht behoren volgens vers 29 nog meer door Jezus Christus?

Leg uit dat een erfgenaam iemand is die volgens de wet de bezittingen van een ander kan erven.

Laat een cursist Galaten 4:7 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken van wie wij erfgenamen kunnen worden.

  • Wiens erfgenamen kunnen wij worden? (Maak de uitspraak op het bord in de woorden van de cursisten af, zodat de volgende waarheid duidelijk wordt: iedereen die geloof in Jezus Christus oefent en het evangelieverbond sluit, zal één in Christus en een erfgenaam van God worden.)

  • Waarom is het belangrijk om te weten dat God deze beloften aan iedereen geeft die het verbond sluit, ongeacht zijn of haar omstandigheden?

Geef uw getuigenis dat de beloften van onze hemelse Vader zijn bestemd voor iedereen die het evangelieverbond sluit. Moedig de cursisten aan om getrouw te blijven aan de beloften die zij hebben gesloten.

Vat Galaten 4:8–31 samen door uit te leggen dat Paulus de heiligen in Galatië aanmoedigde om tot Christus terug te keren en zich te ontdoen van de ketenen van de wet van Mozes.

Toelichting en achtergrondinformatie

Galaten 1:8–10. ‘Een engel uit de hemel’

De leringen van Paulus in Galaten 1:8–10 worden soms ten onrechte gebruikt als argument tegen visioenen van engelen en de prediking van het herstelde evangelie. Maar Paulus zei niet dat alle manifestaties van engelen verworpen moeten worden, want in de Schriften staat duidelijk dat engelen in de laatste dagen zouden komen om het evangelie te prediken (zie Openbaring 14:6). Maar Paulus zei dat als een engel de mensen van het ware evangelie zou wegleiden, die engel vervloekt zou worden (zie ook Alma 30:53). Het ware evangelie wordt tegenwoordig, net als in de tijd van Paulus, door bevoegde profeten en apostelen bediend (zie Efeze 2:19–20; 4:11–14) en op ‘de genade van Christus’ gebaseerd (Galaten 1:6; zie ook 2 Nephi 2:8; 10:24).

Galaten 2:11–16. Onenigheid tussen Paulus en Petrus

Voor meer informatie over de onenigheid tussen Paulus en Petrus toen Petrus de heiligen in Antiochië bezocht, raadpleegt u New Testament Student Manual (Church Educational System manual, 2014), 413.

Galaten 3:10–14. ‘De vloek van de wet’

Zoals beschreven in Galaten 3:10 zei Paulus dat wie door de wet van Mozes gerechtvaardigd wil worden, verplicht is om alles ervan te gehoorzamen. ‘Vervloekt is ieder die niet blijft bij alles wat geschreven staat in het boek van de wet, om dat te doen’, zei Paulus. Door deze onmogelijke vereiste valt iedereen die rechtvaardiging door de wet zoekt ook onder de ‘vloek van de wet’ (Galaten 3:13). Paulus heeft ook uitgelegd dat Jezus Christus ons van de ‘vloek van de wet’ heeft verlost door ‘voor ons een vloek te worden’ (Galaten 3:13). Door de verzoening van Jezus Christus kan iedereen de zegeningen van Abraham ontvangen door geloof in Jezus Christus te oefenen en het evangelieverbond te sluiten.

Galaten 3:24. ‘Zo is dan de wet onze leermeester geweest’

Ouderling Paul V. Johnson van de Zeventig heeft uitgelegd dat veel mensen in het Nieuwe Testament het doel van de wet van Mozes verkeerd begrepen:

‘Veel Joden, en zelfs Joodse christenen, […] hadden de bedoeling en de juiste stand van het recht uit het oog verloren. Een van de redenen daarvan was de onbevoegde aanvulling van vereisten en tradities rond de wet waardoor de werkelijke bedoeling werd verhuld. Deze toevoegingen en tradities waren geen “leermeester […] tot Christus” meer (Galaten 3:24), “die onze ziel op Hem richt” (Jakob 4:5), maar waren zo belastend en tijdrovend dat veel Joden het doel uit het oog verloren (zie Jakob 4:14) en de verdorven wet boven de Wetgever zelf plaatsten.’ (‘Responding Appropriately to Change’ [toespraak voor leerkrachten van de kerkelijke onderwijsinstellingen, 8 februari 2013], 1, si.lds.org.)

Galaten 3:28. ‘Want allen bent u één in Christus Jezus’

Soms aarzelen mensen om zich te laten dopen of om volledig actief in de kerk te zijn omdat ze bang zijn dat ze hun cultuur moeten opgeven of dat ze het gevoel hebben dat ze er niet bij horen. President James E. Faust van het Eerste Presidium heeft gezegd dat lidmaatschap in de kerk zowel divers als eensgezind kan zijn:

‘We verliezen onze identiteit niet als we lid van de kerk worden. We worden erfgenamen van het koninkrijk van God, we maken deel uit van het lichaam van Christus en we zetten enkele persoonlijke verschillen aan de kant om ons bij een grotere geestelijke zaak aan te sluiten. We zeggen tegen iedereen die zich bij de kerk heeft aangesloten: behoud alles wat edel, goed en opbouwend is in uw cultuur en persoonlijke identiteit. Maar met de bevoegdheid en kracht van de sleutels van het priesterschap wijken alle verschillen als wij ernaar streven om erfgenamen van het koninkrijk van God te worden.’ (‘Heirs to the Kingdom of God’, Ensign, mei 1995, 62.)

Afdrukken