Bibliotheek
Les 80: Johannes 21


Les 80

Johannes 21

Inleiding

De herrezen Heer verschijnt aan zijn discipelen terwijl die aan het vissen zijn. Jezus eet met zijn discipelen en nodigt Petrus uit om zijn liefde voor de Heer te tonen door zijn schapen te weiden. Jezus voorspelt de martelaarsdood van Petrus en de gedaanteverandering van Johannes.

Lessuggesties

Johannes 21:1–17

De herrezen Heer verschijnt aan enkele discipelen aan de zee van Tiberias (het meer van Galilea)

Teken een groot hart op het bord.

Afbeelding
hart

Laat enkele cursisten naar het bord komen en in het hart twee of drie van hun favoriete zaken schrijven. Leg uit dat het mensen, voorwerpen of activiteiten kunnen zijn.

Als de cursisten klaar zijn, kunt u ook enkele van uw favoriete zaken toevoegen.

Vat Johannes 21:1–2 samen met de uitleg dat nadat ze de herrezen Heer twee verschillende keren gezien hadden, Petrus en enkele andere discipelen bij het meer van Galilea (ook wel de zee van Tiberias genoemd) waren. Laat een cursist Johannes 21:3 voorlezen. Laat de klas meelezen en vaststellen wat Petrus besloot te doen.

  • Welke activiteit zou Petrus aan ons lijstje met favoriete zaken toevoegen? (Laat de cursisten antwoorden en schrijf vissen in het hart op het bord.)

  • Hoelang visten Petrus en de andere apostelen? Hoeveel vissen vingen ze?

Vraag de cursisten hoe Petrus en de andere apostelen zich gevoeld zouden hebben nadat ze de hele nacht zonder resultaat gevist hadden.

Laat een cursist Johannes 21:4–6 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en vast te stellen wat er de volgende ochtend gebeurde.

  • Wie stond er aan de oever?

  • Herkenden de discipelen Christus meteen?

  • Wat liet Christus hen doen?

  • Wat gebeurde er toen ze Jezus’ instructie volgden?

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Nog maar drie jaar eerder waren deze zelfde mannen op ditzelfde meer aan het vissen. Bij die gelegenheid hadden zij volgens de Schriften ook ‘heel de nacht gewerkt en niets gevangen’ [Lukas 5:5]. Maar een mede-Galileeër aan de oever had ze toegeroepen hun netten uit te zetten, waarop zij “een grote hoeveelheid vissen” [Lukas 5:6] binnenhaalden, zoveel dat hun netten dreigden te scheuren en de vangst twee schepen tot zinkens toe vulde.

‘Dat gebeurde nu weer.’ (‘Het eerste grote gebod’, Liahona, november 2012, 84.)

  • Hoe zou die tweede wonderbare visvangst de discipelen geholpen hebben om de man op de oever te herkennen?

  • Wat zou je gedacht of gevoeld hebben als je met de discipelen in het schip was?

Vat Johannes 21:7–14 samen met de uitleg dat toen de discipelen het net vol vis aan boord probeerden te hijsen, Johannes verklaarde dat de man op de oever de Heer was. Petrus sprong enthousiast het water in en zwom naar land terwijl de anderen in hun schip volgden. Toen de discipelen aan land kwamen, bereidde Jezus een maaltijd voor hen.

Leg uit dat ouderling Jeffrey R. Holland verder over dit verhaal gezegd heeft dat nadat Petrus en de andere discipelen met de Heiland gegeten hadden, Jezus ‘naar hun gehavende scheepjes, hun rafelige netten en een verbluffende lading van 153 vissen’ keek en tot Petrus sprak. (‘Het eerste grote gebod’, 84.)

Laat een cursist Johannes 21:15–17 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en te letten op een vraag die Jezus meermaals aan Petrus stelde. Laat de cursisten hun bevindingen desgewenst markeren.

  • Welke vraag stelde Jezus Petrus drie keer?

  • Jezus vroeg ‘Hebt u Mij meer lief dan dezen?’ (vers 15). Wat zou Jezus met dezen bedoeld hebben? (Misschien bedoelde Jezus de hoop vissen of andere zaken die met het vissen te maken hebben. Zet de volgende vraag naast het hart op het bord: Hebt u Mij meer lief dan dezen?)

  • Wat antwoordde Petrus?

  • Hoe zou je je gevoeld hebben als je Petrus was en Jezus je drie keer vroeg of je Hem liefhad?

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Holland lezen om te verduidelijken waarom Jezus de vraag drie keer stelde:

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Jezus antwoordde (en hier vul ik het Schriftuurlijke verslag weer zelf in), wellicht in deze trant: “Maar Petrus, waarom ben je dan hier? Waarom zijn we terug op deze zelfde oever, bij deze zelfde netten en voeren we deze zelfde conversatie? Was het toen en is het ook nu niet overduidelijk dat Ik vis kan krijgen wanneer Ik vis wil hebben? Wat Ik nodig heb, Petrus, zijn discipelen — en die heb Ik blijvend nodig. Ik heb iemand nodig om mijn schapen te weiden en mijn lammeren te redden. Ik heb iemand nodig om mijn evangelie te prediken en mijn geloof te verdedigen. Ik heb iemand nodig die Mij liefheeft, die Mij waarlijk liefheeft, en die liefheeft wat onze Vader in de hemel Mij heeft opgedragen. […] Dus, Petrus, voor de tweede en vermoedelijk de laatste keer vraag Ik je om dit alles achter te laten en om te gaan prediken en te getuigen, om trouw te arbeiden en te dienen, tot de dag waarop ze met jou zullen doen wat ze ook met Mij hebben gedaan.”’ (‘Het eerste grote gebod’, 84.)

  • Welk beginsel halen we uit Petrus’ ervaring? (Zet na de antwoorden van de cursisten dit beginsel op het bord: Als we de Heiland en onze hemelse Vader boven alles liefhebben, zullen we hun schapen weiden.)

  • Wie zijn de schapen van onze hemelse Vader en Jezus Christus? Hoe weiden we die?

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Robert D. Hales

‘Dit is de oproep van Christus aan alle christenen in deze tijd: “Weid mijn lammeren. […] Hoed mijn schapen” — breng mijn evangelie aan jong en oud. Beur ze op, zegen ze, troost ze, bemoedig ze en bouw ze op, vooral hen die anders denken en geloven dan wij.’ (‘Een christelijker christen worden’, Liahona, november 2012, 91.)

Laat drie cursisten beurtelings een van de volgende drie scenario’s voorlezen om te verduidelijken hoe de cursisten het gevonden beginsel kunnen toepassen. (U kunt de scenario’s aan de behoeften en interesses van uw cursisten aanpassen.) Na elk scenario stelt u de bijbehorende vragen.

  1. Een groep jongens nodigt een jongeman uit om samen te lunchen. Hij hoopt vriendschap met hen te sluiten. Tijdens hun gesprek begint een van de jongens een andere jongen uit te lachen.

  2. Een jongevrouw vindt voetbal heel leuk. Ze speelt de hele week voetbal en heeft bijna geen tijd voor andere dingen zoals gezinsavond en persoonlijke Schriftstudie.

  3. Een jongeman heeft het heel druk met huiswerk en andere naschoolse activiteiten. Hij kijkt de hele week uit naar vrijdagavond. Dan heeft hij eindelijk een beetje vrije tijd om met zijn vrienden door te brengen. Net voor hij een van hen die avond wil opbellen, belt zijn huisonderwijscollega hem op om te vragen of hij met hem mee kan gaan naar een gezin dat dringend hulp nodig heeft.

  • Welke keuzes heeft deze persoon?

  • Wat kan deze persoon doen om zijn of haar liefde voor de Heer te tonen? Hoe toont dat zijn of haar liefde voor de Heer?

Laat een cursist de volgende uitspraak van ouderling Holland voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Geliefde broeders en zusters, ik weet niet precies hoe we de dag des oordeels zullen beleven, maar ik kan me heel goed voorstellen dat God ons dan op een bepaald moment dezelfde vraag stelt die Christus aan Petrus stelde: “Had jij Mij lief?”’ (‘Het eerste grote gebod’, 84.)

Getuig van het belang van onze hemelse Vader en Jezus Christus boven alles liefhebben en die liefde tonen door hun schapen te weiden.

Wijs de cursisten op de zaken in het hart op het bord en de vraag die ernaast staat: ‘Hebt u Mij meer lief dan dezen?’ Onderstreep het woord dezen en laat de cursisten de volgende vragen in hun aantekenschrift of Schriftendagboek beantwoorden:

  • Als Jezus jou diezelfde vraag stelde, wat zou Hij dan met ‘dezen’ bedoelen?

  • Hoe zou je zijn vraag beantwoorden?

  • Hoe ga je jouw liefde voor de Heer tonen?

Johannes 21:18–25

Jezus voorspelt de martelaarsdood van Petrus en de gedaanteverandering van Johannes

Vat Johannes 21:18–21 samen met de uitleg dat Jezus profeteerde dat Petrus als hij oud was zijn ‘handen [zou] uitstrekken’ (vers 18) en gebracht zou worden waar hij niet heen wilde. Men denkt dat Petrus gekruisigd werd. Maar er wordt gezegd dat Petrus verzocht om ondersteboven te worden gekruisigd, omdat hij zichzelf niet waardig achtte om op dezelfde manier als de Heiland te sterven. (Zie Joseph Fielding Smith, Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], deel 3, 151–152.)

Nadat hij deze profetie gehoord had, vroeg Petrus wat er met de apostel Johannes zou gebeuren, die ook wel Johannes de geliefde genoemd wordt. Laat een cursist Johannes 21:22–23 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op het antwoord van de Heiland.

  • Wat kwam Petrus over Johannes te weten?

Leg uit dat er met blijft in vers 22 bedoeld wordt dat hij op de aarde blijft. Johannes zou een gedaanteverandering ondergaan en tot de wederkomst van Jezus Christus op aarde blijven. Mensen die een gedaanteverandering ondergaan, ervaren geen pijn meer en ondergaan de dood pas bij hun opstanding tot de onsterfelijkheid. (Zie Gids bij de Schriften, ‘Opgenomen mensen’, scriptures.lds.org.)

  • Waarop wilde Jezus volgens vers 22 dat Petrus zich concentreerde in plaats van zich zorgen te maken over wat er met Johannes zou gebeuren?

Laat een cursist Johannes 21:24–25 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op wat Johannes de lezer bij het beëindigen van zijn verslag wilde vertellen.

  • Wat wilde Johannes bij het beëindigen van zijn verslag vertellen?

Zet de volgende vragen op het bord:

Welk verhaal, welke gebeurtenis of leerstelling uit de sterfelijke bediening van de Heiland in Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes heeft de grootste uitwerking op jou gehad? Waarom?

Laat de cursisten over deze vragen nadenken. U kunt zachtjes een lofzang zoals ‘Kom, volg Mij na’ (Lofzangen, nr. 82) afspelen en de cursisten hun Schriften, aantekenschrift en Schriftendagboek laten doornemen om zich de waarheden die ze geleerd hebben te herinneren. Vraag na verloop van tijd een paar cursisten naar voren te komen en hun antwoorden op de vragen aan de klas te vertellen.

U kunt tot slot getuigen van de waarheid van de verslagen van Jezus Christus’ sterfelijke bediening en verzoening in Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes.

Toelichting en achtergrondinformatie

Johannes 21:1–19. Het eerste grote gebod

Lees voor meer informatie over het gesprek tussen Jezus en Petrus in Johannes 21 ouderling Jeffrey R. Hollands toespraak ‘Het eerste grote gebod’. (Liahona, november 2012, 83–85.)

Johannes 21:22–23. ‘Blijft totdat Ik kom’

‘Eerder in zijn sterfelijke bediening had de Heiland gezegd: “Er zijn sommigen van hen die hier staan, die de dood niet zullen proeven voordat zij de Zoon des mensen hebben zien komen in Zijn Koninkrijk” (Mattheüs 16:28). De herrezen Christus voorspelde dat Johannes die profetie zou vervullen en tot zijn wederkomst op aarde zou blijven (zie Johannes 21:22–23). Een uitgebreider verslag van dit gesprek tussen de Heiland, Petrus en Johannes staat in Leer en Verbonden, afdeling 7 die “een vertaalde versie van het door Johannes op perkament geschreven en vervolgens verborgen verslag” is. (LV 7, inleiding.) Deze openbaring verduidelijkt dat Johannes de Heiland vroeg om “macht over de dood, opdat ik zal leven en zielen tot U zal brengen”. De Heiland gaf daarop Johannes de macht om tot aan zijn wederkomst te blijven leven (zie LV 7:1–3). Johannes onderging een gedaanteverandering. Mensen die een gedaanteverandering ondergaan, ervaren geen pijn meer en ondergaan de dood pas bij hun opstanding tot de onsterfelijkheid. (Zie Gids bij de Schriften, ‘Opgenomen mensen’, scriptures.lds.org.) Zie voor meer informatie over mensen die een gedaanteverandering ondergaan 3 Nephi 28:4–40, waarin drie Nephitische discipelen dezelfde verandering als Johannes ondergingen (zie 3 Nephi 28:6).’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 271.)

De profeet Joseph Smith heeft in juni 1831 gezegd dat Johannes op dat ogenblik onder de tien verloren stammen werkzaam was. (Zie History of the Church, deel 1, 176.) Buiten die uitspraak weten we niets over de bediening van Johannes na zijn gedaanteverandering. Het is niet verstandig om over Johannes’ verblijfplaats of prestaties te speculeren.

Afdrukken