Thuisseminarieles
Johannes 16–21 (Unit 16)
Inleiding
De herrezen Heer verschijnt aan zijn discipelen terwijl die aan het vissen zijn. Jezus at met zijn discipelen en nodigde Petrus uit om zijn liefde voor de Heer te tonen door zijn schapen te weiden.
Lessuggesties
Johannes 21:1–17
De herrezen Heer verschijnt aan enkele discipelen aan de zee van Tiberias (het meer van Galilea)
Teken een groot hart op het bord.
Laat enkele cursisten naar het bord komen en in het hart twee of drie van hun favoriete zaken schrijven. Leg uit dat het mensen, voorwerpen of activiteiten kunnen zijn.
Als de cursisten klaar zijn, kunt u ook enkele van uw favoriete zaken toevoegen.
Vat Johannes 21:1–2 samen met de uitleg dat nadat ze de herrezen Heer twee verschillende keren gezien hadden, Petrus en enkele andere discipelen bij het meer van Galilea (ook wel de zee van Tiberias genoemd) waren.
Laat een cursist Johannes 21:3 voorlezen. Laat de klas meelezen en vaststellen wat Petrus besloot te doen.
-
Welke activiteit zou Petrus aan ons lijstje met favoriete zaken toevoegen? (Laat de cursisten antwoorden en schrijf vissen in het hart op het bord.)
-
Hoelang visten Petrus en de andere apostelen? Hoeveel vissen vingen ze?
Vraag de cursisten hoe Petrus en de andere apostelen zich gevoeld zouden hebben nadat ze de hele nacht zonder resultaat gevist hadden.
Laat een cursist Johannes 21:4–6 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en vast te stellen wat er de volgende ochtend gebeurde.
-
Wat gebeurde er nadat de discipelen de hele nacht zonder resultaat gevist hadden?
Vat Johannes 21:7–14 samen met de uitleg dat toen de discipelen het net vol vis aan boord probeerden te hijsen, Johannes verklaarde dat de man op de oever de Heer was. Petrus sprong enthousiast het water in en zwom naar land terwijl de anderen in hun schip volgden. Toen de discipelen aan land kwamen, bereidde Jezus een maaltijd voor hen.
Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:
‘Na een vreugdevolle hereniging met de herrezen Jezus had Petrus een vraaggesprek met de Heiland dat ik beschouw als het cruciale keerpunt van de apostolische bediening in het algemeen en zeker voor Petrus persoonlijk, en dat deze geweldige rots van een man tot een leven van weergaloos dienstbetoon en apostolisch leiderschap aanzette. Kijkend naar hun gehavende scheepjes, hun rafelige netten en een verbluffende lading van 153 vissen, [sprak] Jezus [met] zijn senior apostel.’ (‘Het eerste grote gebod’, Liahona, november 2012, 84.)
Laat een cursist Johannes 21:15–17 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en te letten op een vraag die Jezus meermaals aan Petrus stelde. Laat de cursisten hun bevindingen desgewenst markeren.
-
Welke vraag stelde Jezus Petrus drie keer?
-
Jezus vroeg ‘Hebt u Mij meer lief dan dezen?’ (vers 15). Wat zou Jezus met dezen bedoeld hebben? (Misschien bedoelde Jezus de hoop vissen of andere zaken die met het vissen te maken hebben. Zet de volgende vraag naast het hart op het bord: Hebt u Mij meer lief dan dezen?)
-
Wat antwoordde Petrus?
-
Hoe zou je je gevoeld hebben als je Petrus was en Jezus je drie keer vroeg of je Hem liefhad?
Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Holland lezen om te verduidelijken waarom Jezus deze vraag stelde en Petrus drie keer liet antwoorden:
‘Jezus antwoordde (en hier vul ik het Schriftuurlijke verslag weer zelf in), wellicht in deze trant: “Maar Petrus, waarom ben je dan hier? Waarom zijn we terug op deze zelfde oever, bij deze zelfde netten en voeren we deze zelfde conversatie? Was het toen en is het ook nu niet overduidelijk dat Ik vis kan krijgen wanneer Ik vis wil hebben? Wat Ik nodig heb, Petrus, zijn discipelen — en die heb Ik blijvend nodig. Ik heb iemand nodig om mijn schapen te weiden en mijn lammeren te redden. Ik heb iemand nodig om mijn evangelie te prediken en mijn geloof te verdedigen. Ik heb iemand nodig die Mij liefheeft, die Mij waarlijk liefheeft, en die liefheeft wat onze Vader in de hemel Mij heeft opgedragen. […] Dus, Petrus, voor de tweede en vermoedelijk de laatste keer vraag Ik je om dit alles achter te laten en om te gaan prediken en te getuigen, om trouw te arbeiden en te dienen, tot de dag waarop ze met jou zullen doen wat ze ook met Mij hebben gedaan.”’ (‘Het eerste grote gebod’, 84.)
-
Welk beginsel halen we uit het gesprek van de Heer met Petrus? (Zet na de antwoorden van de cursisten dit beginsel op het bord: Als we de Heiland en onze hemelse Vader boven alles liefhebben, zullen we hun schapen weiden.)
-
Wie zijn de schapen van onze hemelse Vader en Jezus Christus? Hoe weiden we die?
Om de cursisten te verduidelijken hoe we de schapen van onze hemelse Vader en Jezus Christus kunnen weiden, laat u een cursist het volgende citaat van ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:
‘Dit is de oproep van Christus aan alle christenen in deze tijd: “Weid mijn lammeren. […] Hoed mijn schapen” — breng mijn evangelie aan jong en oud. Beur ze op, zegen ze, troost ze, bemoedig ze en bouw ze op, vooral hen die anders denken en geloven dan wij.’ (‘Een christelijker christen worden’, Liahona, november 2012, 91.)
Laat drie cursisten beurtelings een van de volgende drie scenario’s voorlezen om te verduidelijken hoe de cursisten het beginsel God liefhebben boven alles kunnen toepassen. Na elk scenario stelt u de bijbehorende vragen.
-
Een groep jongens nodigt een jongeman uit om samen te lunchen. Hij hoopt vriendschap met hen te sluiten. Tijdens hun gesprek begint een van de jongens een andere jongen uit te lachen.
-
Een jongevrouw vindt voetbal heel leuk. Ze speelt de hele week voetbal en heeft bijna geen tijd voor andere dingen zoals gezinsavond en persoonlijke Schriftstudie.
-
Een jongeman heeft het heel druk met huiswerk en andere naschoolse activiteiten. Hij kijkt de hele week uit naar vrijdagavond. Dan heeft hij eindelijk een beetje vrije tijd om met zijn vrienden door te brengen. Net voor hij een van hen die avond wil opbellen, belt zijn huisonderwijscollega hem op om te vragen of hij met hem mee kan gaan naar een gezin dat dringend hulp nodig heeft.
-
Welke keuzes heeft deze persoon?
-
Wat kan deze persoon doen om zijn of haar liefde voor de Heer te tonen? Hoe toont dat zijn of haar liefde voor de Heer?
Laat een cursist de volgende uitspraak van ouderling Holland voorlezen:
‘Geliefde broeders en zusters, ik weet niet precies hoe we de dag des oordeels zullen beleven, maar ik kan me heel goed voorstellen dat God ons dan op een bepaald moment dezelfde vraag stelt die Christus aan Petrus stelde: “Had jij Mij lief?”’ (‘Het eerste grote gebod’, 84.)
Getuig van het belang van onze hemelse Vader en Jezus Christus boven alles liefhebben en die liefde tonen door hun schapen te weiden.
Wijs de cursisten op de zaken in het hart op het bord en de vraag die ernaast staat: ‘Hebt u Mij meer lief dan dezen?’ Onderstreep het woord dezen en laat de cursisten de volgende vragen in hun aantekenschrift of Schriftendagboek beantwoorden:
-
Als Jezus jou diezelfde vraag stelde, wat zou Hij dan met ‘dezen’ bedoelen?
-
Hoe zou je zijn vraag beantwoorden?
Nodig tot slot van de evangeliën enkele cursisten uit om te vertellen wat ze in hun Schriftendagboek hebben opgeschreven voor de opdracht van dag 4 over het verhaal, de gebeurtenis of leerstelling uit de sterfelijke bediening van de Heiland waardoor hun geloof is vergroot dat Jezus Christus de Zoon van God is.
Volgende unit (Handelingen 1–5)
Spoor de cursisten aan om bij hun studie van Handelingen 1–5 naar antwoorden op de volgende vragen te zoeken: wie zou de kerk leiden nadat de Heiland gestorven en opgestaan was? Hoe werden andere apostelen gekozen? Welk wonder vond er met Pinksteren plaats? Welke invloed had de Heilige Geest op dat wonder? Welk wonder verrichtte Petrus in de tempel en wat gebeurde er daardoor met Petrus? Wat gebeurde er met Ananias en Saffira omdat ze tegen hun priesterschapsleider gelogen hadden?