Les 56
Lukas 18–21
Inleiding
Als Jezus Christus voor de laatste keer in zijn aardse leven naar Jeruzalem reist, verkondigt Hij zijn evangelie en verricht Hij wonderen onder de mensen. Hij rijdt triomferend Jeruzalem in, reinigt opnieuw de tempel en onderwijst de mensen.
Lessuggesties
Lukas 18–21
De Heiland predikt onderweg naar Jeruzalem
Leg aan de cursisten uit dat ze al tijdens hun studie van Mattheüs en Markus iets geleerd hebben over veel van de gebeurtenissen in Lukas 18–21. Om twee van deze gebeurtenissen door te nemen, laat u de volgende platen zien: Christus en de rijke jongeling (Evangelieplatenboek [2009], nr. 48; zie ook LDS.org) en De intocht in Jeruzalem (Evangelieplatenboek, nr. 50). Laat enkele cursisten deze verhalen voor de klas samenvatten en uitleggen wat ze zich van deze verhalen herinneren.
U kunt de volgende samenvatting van Lukas 18–21 gebruiken als de cursisten hulp nodig hebben om zich deze verhalen te herinneren.(Noot: om er zeker van te zijn dat de cursisten begrijpen wanneer de gebeurtenissen van deze les in het leven van de Heiland plaatsvonden, kunt u ze de grafiek De aardse bediening van Jezus Christus in een oogopslag in het aanhangsel van dit lesmateriaal laten zien.)
Toen Jezus Christus voor de laatste keer in zijn aardse bediening naar Jeruzalem reisde, vertelde Hij enkele gelijkenissen en genas Hij veel mensen. Hij moedigde de rijke jongeman aan om al zijn bezittingen aan de armen te geven en Hem te volgen. Hij genas een blinde. Ondanks bespotting at Hij bij de oppertollenaar in Jericho.
Hij kwam in Jeruzalem aan en te midden van lofprijzingen reed Hij de stad binnen. Hij wierp opnieuw de geldwisselaars uit de tempel, onderwees de mensen en beantwoordde vragen van overpriesters en schriftgeleerden. Hij prees een weduwe die haar twee penninkjes in de schatkist van de tempel wierp. En Hij vertelde zijn discipelen over zijn wederkomst.
Leg uit dat de meeste verslagen die de cursisten gedurende deze les bestuderen, uniek zijn voor het evangelie van Lukas.
Om de cursisten op de studie van deze verslagen voor te bereiden, zet u de volgende vragen op het bord:
Laat de cursisten tijdens hun studie van de volgende verhalen uit de geschriften van Lukas over deze vragen nadenken .
Zet de volgende tekstverwijzingen op het bord: Lukas 18:1–8; Lukas 18:9–14; Lukas 18:35–43; Lukas 19:1–10. Leg uit dat er in deze teksten gelijkenissen en gebeurtenissen uit de laatste reis van de Heiland naar Jeruzalem staan.
Geef elke cursist een van de tekstverwijzingen die op het bord staan, of deel de klas op in vier groepen en geef elke groep een van de verwijzingen op het bord. Laat elke cursist of groep de aan hen toegewezen teksten doorlezen en zich voorbereiden om het verhaal of de gelijkenis na te spelen. (Als u de cursisten niet in groepjes verdeelt, kunt u al deze verslagen als klas naspelen. Als u ervoor kiest om de verhalen niet na te laten spelen, kunt u de cursisten de teksten aan de hand van de volgende vragen laten bestuderen en ze vervolgens aan elkaar laten vertellen wat ze geleerd hebben.) Leg uit dat één cursist in de klas of groep de verteller is en de teksten voorleest, terwijl de rest van de klas of groep het verhaal naspeelt. Uit eerbied en respect voor de Heiland laat u de cursisten die Lukas 18:35–43 en Lukas 19:1–10 naspelen, dat doen zonder dat iemand Jezus Christus speelt. Laat de verteller de woorden van Jezus voorlezen en laat de acteurs doen alsof Hij ook gespeeld wordt.
Wanneer de groepen zich voorbereiden, laat u ze de volgende vragen bespreken en ervoor zorgen dat ze klaar zijn om na het naspelen van het tafereel de vragen van de klas te beantwoorden. (U kunt deze vragen op het bord noteren of ze op een uitreikblad aan de cursisten geven.)
-
Wat verlangde de hoofdpersoon (weduwe, tollenaar, blinde of Zacheüs) in dit verhaal?
-
Wat deed de hoofdpersoon waaruit blijkt dat zijn of haar verlangen oprecht was?
-
Wat gebeurde er door de getrouwe handelingen van de hoofdpersoon?
-
Welke beginselen of leerstellingen kun je in dit verhaal vinden?
Na enige tijd laat u de klas of elke groep hun verhaal uitbeelden terwijl de verteller de teksten voorleest. Terwijl de klas toekijkt, of in hun Schriften meeleest, laat u de cursisten zich afvragen wat we uit elk verhaal kunnen leren over het oefenen van ons geloof in de Heer. Na elk toneelstukje laat u de klas of groep iets over hun antwoorden op de voorgaande vragen vertellen. Laat ze op het bord de beginselen en leerstellingen noteren die ze hebben gevonden.
Als de groepen verslag hebben uitgebracht over hun antwoorden op de vragen, stelt u de volgende vragen:
-
Welke overeenkomsten zag je in het gedrag van elke hoofdpersoon? (Ze gaven allemaal blijk van volharding of oprechtheid om hun verlangens te realiseren.)
-
Wat kunnen we uit dat gedrag leren over het oefenen van ons geloof in de Heer?
-
Wat voor overeenkomsten heb je gezien tussen wat de hoofdpersonen door hun handelingen ontvingen? (Ze ontvingen allemaal hulp of barmhartigheid.)
Vraag de cursisten naar een beginsel dat uit de overeenkomsten tussen de verhalen blijkt. (De cursisten kunnen verschillende beginselen noemen, maar zorg ervoor dat ze begrijpen dat als we oprecht en volhardend zijn in het oefenen van ons geloof in de Heer, we zijn barmhartigheid kunnen ontvangen. Zet dit beginsel op het bord.
Laat een cursist het volgende citaat van ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen: Laat de klas opletten waaruit blijkt of iemand geloof in de Heer oefent.
‘Echt geloof heeft de Heer Jezus Christus tot middelpunt en leidt altijd tot rechtvaardige handelingen.’ (‘Bidden in geloof’, Liahona, mei 2008, 95.)
Verwijs de cursisten naar de vragen die aan het begin van de les op het bord zijn gezet. Laat de cursisten met een andere cursist de antwoorden op die vragen bespreken.
-
Wat zijn enkele manieren waarop we nu geloof in God kunnen oefenen?
Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Bednar voorlezen. Laat de klas opletten wat het betekent om de barmhartigheden van de Heer te ontvangen:
‘De tedere barmhartigheden des Heren zijn de persoonlijke en geïndividualiseerde zegeningen, kracht, bescherming, zekerheid, leiding, tedere zorg, troost, steun en gaven van de Geest die we van en door de Heer Jezus Christus ontvangen.’ (‘De tedere barmhartigheden des Heren’, Liahona, mei 2005, 99.)
Laat de cursisten de volgende vragen in hun aantekenschrift of Schriftendagboek beantwoorden. (U kunt de vragen ook op het bord zetten.)
-
Hoe hebben jullie, of mensen die je kent, geloof in Jezus Christus geoefend? Welke barmhartigheden heb je toen ervaren?
-
Vraag je af hoe groot je verlangen naar de hulp van de Heer en zijn barmhartigheden is. Hoe ga je je geloof in de Heer oefenen zodat je zijn barmhartigheden kunt ontvangen?
Laat daarna enkele cursisten die dat willen, vertellen wat ze hebben opgeschreven. Herinner ze eraan om niet over dingen te praten die te persoonlijk zijn. U kunt ook over een ervaring met het beginsel vertellen en uw getuigenis van de waarheid ervan geven.