Bibliotheek
Les 135: Hebreeën 1–4


Les 135

Hebreeën 1–4

Inleiding

Paulus leert de heiligen de ware aard van Jezus Christus. Hij leert hun over de verzoening van Jezus Christus en enkele zegeningen die uit de verzoening voortvloeien. Paulus verwijst naar de ervaring van de Israëlieten in de wildernis om de heiligen te leren wat ze moeten doen om de rust van de Heer in te gaan.

Lessuggesties

Hebreeën 1

Paulus behandelt de aard van Jezus Christus

Lees de volgende scenario’s voor:

  1. Een jongevrouw is het beu om altijd het ‘brave meisje’ te zijn omdat ze niet altijd met haar vrienden meedoet. Ze overweegt haar normen te verlagen om erbij te horen.

  2. Een jongeman op zending beseft dat zendingswerk moeilijker is dan hij verwacht had. Hij overweegt om naar huis te gaan.

  • Wat hebben deze scenario’s gemeen?

  • Om welke redenen stoppen sommige mensen met hun pogingen om het goede te doen?

Leid het boek Hebreeën in met de uitleg dat sommige joodse bekeerlingen (die Hebreeën genoemd worden) onder de druk van verschillende beproevingen niet meer naar de kerk gingen en terugkeerden naar de betrekkelijk veilige joodse aanbidding, die geloof in Jezus Christus uitsloot (zie Hebreeën 10:25, 38–39). Paulus schreef deze brief om die kerkleden aan te sporen Jezus Christus trouw te blijven.

Vraag de cursisten bij hun studie van Hebreeën op waarheden te letten waardoor ze Christus toch trouw kunnen blijven als ze het willen opgeven.

Laat de cursisten Hebreeën 1:1–3, 10 doornemen en letten op leerstellingen over Jezus Christus waarin Paulus de Joodse heiligen onderwees.

Geef ze voldoende tijd en vraag vervolgens enkele cursisten de gevonden waarheden op het bord te schrijven. De cursisten kunnen hun eigen woorden gebruiken, maar zorg ervoor dat de volgende waarheden op het bord gezet worden:

Jezus Christus heeft de hemelen en de aarde geschapen (zie Hebreeën 1:2, 10).

Jezus Christus spreekt voor de Vader (zie Hebreeën 1:1).

Jezus Christus is de erfgenaam van de Vader (zie Hebreeën 1:2).

Jezus Christus is de afdruk van de Vader (zie Hebreeën 1:3).

Jezus Christus draagt alle dingen door zijn krachtig woord (zie Hebreeën 1:3).

Jezus Christus heeft de reiniging van onze zonden tot stand gebracht (zie Hebreeën 1:3).

Jezus Christus regeert aan de rechterhand van de Vader (zie Hebreeën 1:3).

U moet misschien uitleggen dat ‘de afdruk van’ de Vader betekent dat Jezus Christus zowel lichamelijk als geestelijk de belichaming van zijn hemelse Vader is en dat Hij zijn goddelijke aard deelt, en dat de zinsnede ‘Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord’ aangeeft dat Jezus Christus almachtig is.

  • Hoe helpt kennis van deze waarheden mensen die het moeilijk vinden om Jezus Christus en zijn evangelie trouw te blijven?

Vraag de cursisten om te bedenken aan welke van deze waarheden ze iets zouden hebben als ze in de verleiding komen om tegen de wil van de Heer in te gaan.

Leg uit dat de superioriteit van Jezus Christus een van de thema’s in het boek Hebreeën is. In Hebreeën 1:4–14, bijvoorbeeld, toont Paulus aan dat Jezus Christus groter dan de engelen is. In de daaropvolgende hoofdstukken blijft hij de uitmuntendheid en superioriteit van Christus benadrukken.

  • Wat heeft iemand die het moeilijk heeft om Jezus Christus trouw te blijven aan de kennis dat Hij groter dan alle dingen is?

Spoor de cursisten aan om in de rest van Hebreeën op dit thema te blijven letten.

Hebreeën 2

Paulus verkondigt dat Jezus Christus de Leidsman van onze zaligheid is

Vraag de cursisten te bedenken hoe ze de kapitein of leider kiezen van de verschillende ploegen of groepen waarbij ze horen (bijvoorbeeld sportploegen, discussiegroepen, toneelgezelschappen of verenigingen op school).

  • Welke eigenschappen moet een kapitein of leider hebben?

Leg uit dat Paulus in Hebreeën 2 de Joodse bekeerlingen meer over de aard en identiteit van Jezus Christus vertelt om hen te laten inzien waarom ze Jezus Christus moeten blijven volgen. Laat een cursist Hebreeën 2:10 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en vast te stellen hoe Paulus Jezus Christus noemt.

  • Waarvan is Jezus Christus de Leidsman? (Zet deze leerstelling op het bord: Jezus Christus is de Leidsman van onze zaligheid.)

  • In welk opzicht is Jezus Christus de Leidsman van onze zaligheid?

Deel de cursisten op in groepjes van twee. Laat de ene cursist Hebreeën 2:8–13 en de andere Hebreeën 2:14–18 lezen. Vraag de cursisten te letten op zinsneden die beschrijven waarom de Heiland geschikt is om de Leidsman van onze zaligheid te zijn. (Leg uit dat de zinsnede ‘om de zonden van het volk te verzoenen’ in vers 17 betekent dat Christus verzoening voor onze zonden gebracht heeft en dat we daardoor een harmonieuze band met onze hemelse Vader kunnen hebben.)

Vraag de cursisten elkaar na verloop van tijd iets over hun bevindingen te vertellen. Vraag de klas vervolgens:

  • Wat heeft Jezus Christus volgens vers 9 voor alle mensen gedaan?

  • Wie heeft de Heiland volgens vers 14 door zijn verzoening overwonnen?

Wijs de cursisten erop dat Paulus de Heiland niet alleen de Leidsman van onze zaligheid noemde, maar ook ‘een barmhartig en een getrouw Hogepriester’ (vers 17). Paulus vergeleek Jezus Christus met een joodse hogepriester omdat hogepriesters bemiddelaars tussen het volk en God waren.

  • Wat stelde Jezus volgens vers 17 in staat om zo’n barmhartige en getrouwe hogepriester te zijn?

  • Waarom is de Heiland volgens vers 18 in staat om ons te hulp te komen? (Zie ook Alma 7:11–13.)

Leg uit dat Paulus in Hebreeën 4:14–16 verder uitlegt waarom de Heiland een barmhartige en getrouwe hogepriester is. Laat een cursist die verzen voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en na te gaan waarom Jezus Christus zo’n grote hogepriester is. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Waarom is Jezus Christus, op grond van wat we in Hebreeën 2:14–18 en 4:14–16 gezien hebben, in staat om met ons mee te voelen, en onze zwakheden en gebreken volkomen te begrijpen? (Help de cursisten om deze waarheid te vinden: omdat Jezus Christus alle dingen geleden heeft en in alle dingen verzocht is, begrijpt Hij ons volkomen en kan Hij ons in beproevingen bijstaan. Zet dat op het bord.)

  • Wat kunnen wij daar volgens Hebreeën 4:16 aan hebben?

  • Wat betekent het om de troon van genade vrijmoedig te benaderen?

Vraag de cursisten hoe de inhoud van Hebreeën 2 hen in staat stelt om meer vertrouwen te hebben in hun beslissing om Jezus Christus als hun leider te volgen.

Hebreeën 3–4

Paulus vertelt hoe we de rust van de Heer kunnen ingaan

Laat de cursisten iets in hun Schriftendagboek of aantekenschrift noteren wat ze stoffelijke of geestelijke zorgen baart.

  • Hoe kunnen we in tijden van beroering en ongerustheid vrede en gemoedsrust krijgen?

Herinner de cursisten eraan dat de joodse heiligen vervolgd werden omdat ze het evangelie naleefden. Leg uit dat Paulus in Hebreeën 3 en 4 naar een ervaring uit het Oude Testament verwees om de heiligen te leren hoe ze in dit leven en in het hiernamaals rust konden vinden.

Leg uit dat de Israëlieten van weleer na hun bevrijding uit Egypte de toorn van de Heer opwekten en daardoor de rust van de Heer niet mochten ingaan (zie Numeri 14; Jakob 1:7–8; Alma 12:33–37; 13:6, 12–13, 28–29). Vraag de cursisten de zinsnede ‘Mijn rust’ in Hebreeën 3:11 te markeren.

Vertel ze dat ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen uitgelegd heeft wat het betekent om de rust van de Heer in te gaan. Laat een cursist het volgende citaat van ouderling McConkie voorlezen en vraag de cursisten na te gaan wat het betekent om de rust van de Heer in te gaan.

Afbeelding
Ouderling Bruce R. McConkie

‘Ware heiligen gaan in dit leven de rust van de Heer in, en door zich altijd vast te blijven houden aan die waarheid, blijven zij in die gezegende staat totdat zij met de Heer in de hemel rusten. […] De rust van de Heer betekent voor stervelingen een volmaakte kennis van de goddelijkheid van het grote werk in de laatste dagen krijgen. […] De rust van de Heer in de eeuwigheid is het eeuwige leven beërven en de volheid van Gods heerlijkheid ontvangen (LV 84:24).’ (Mormon Doctrine, 2e ed. [1966], 633.)

  • Wat houdt het voor ons in om in dit leven de rust van de Heer in te gaan? En na de dood?

Lees Hebreeën 4:1 voor en vraag de cursisten mee te lezen en vast te stellen waar Paulus bezorgd om was dat sommige leden van de kerk het niet zouden doen.

  • Wat was Paulus’ zorg? (Dat sommige kerkleden de rust van de Heer niet zouden ingaan.)

Zet de volgende tekstverwijzingen op het bord: Hebreeën 3:7–8, 12–15, 18–19; 4:2–3, 6–7, 11. Laat de klas deze verzen in stilte lezen en vaststellen wat Paulus zei over hoe we de rust van de Heer kunnen ingaan. (Spoor de cursisten aan om de Bijbelvertaling van Joseph Smith van Hebreeën 4:3 in de Gids bij de Schriften te lezen.) Vraag de cursisten na verloop van tijd naar hun bevindingen.

  • Wat betekent de zinsnede ‘als wij tenminste het beginsel van de vaste grond van het geloof tot het einde toe onwrikbaar vasthouden’ (Hebreeën 3:14)?

  • Wat betekent ‘verhard dan uw hart niet’ (Hebreeën 3:15; 4:7)? (Je hart open blijven stellen, bereidwillig blijven en God en zijn geboden blijven gehoorzamen.)

  • Wat zei Paulus over de manier om de rust van de Heer in te gaan? (Haal het volgende beginsel uit de antwoorden van de cursisten en zet het op het bord: Als we de Heiland trouw blijven en ons hart niet verharden, zullen we de rust van de Heer ingaan.)

  • Hoe bereiden we ons voor om de rust van de Heer in te gaan door ons hart voor Gods doel en plan voor ons open te blijven stellen?

  • Hoe is ernaar streven om de rust van de Heer in te gaan ons nu tot zegen?

Vraag de cursisten om te bedenken hoe de Heiland trouw blijven en ons hart voor Hem openhouden hen geholpen heeft om ondanks problemen of zorgen gemoedsrust te vinden. Nodig enkele cursisten uit om hun gedachten aan de klas te vertellen.

Vraag de cursisten in hun Schriftendagboek te noteren wat ze gaan doen om Jezus Christus trouw te blijven en hun hart voor Hem open te blijven stellen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Hebreeën 1:3. Jezus Christus is ‘de afdruk’ van zijn Vader

President Joseph F. Smith heeft het volgende over Jezus Christus gezegd:

‘Jezus Christus, de Zoon van God, is “de afdruk” van zijn Vaders wezen (Hebreeën 1:3). Op aarde was Hij een mens, een volmaakte man, die op een vraag aan Hem gesteld ten antwoord heeft gegeven: “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Johannes 14:9). Dat alleen al zal het vraagstuk voor elke nadenkende, eerbiedige ziel naar tevredenheid beantwoorden. De conclusie is onweerlegbaar: als de Zoon van God de afdruk (het beeld) van zijn Vader is, dan heeft zijn Vader de gedaante van een mens; want dat was de gedaante van de Zoon van God, niet alleen tijdens zijn leven, maar voor zijn geboorte en na zijn opstanding. In deze gedaante ook zijn de Vader en de Zoon verschenen aan Joseph Smith, toen die als veertienjarige zijn eerste visioen kreeg.’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph F. Smith [1998], 334.)

Hebreeën 4:4, 10. De sabbatdag is het teken en symbool van de rust van de Heer

Ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd:

‘De sabbatdag is het teken en symbool van de rust van de Heer. Wie de rust van het evangelie ingegaan is, heiligt de sabbatdag als onderdeel van zijn rechtschapen gedrag en ware aanbidding. Op die dag rust hij van zijn wereldse arbeid, zoals God deed na de schepping, als teken en getuigenis dat hij in dit leven de rust van de Heer ingegaan is, een getuigenis van het evangelie heeft, en naar die rust van de Heer, “welke rust de volheid van zijn heerlijkheid is” in het hiernamaals uitkijkt (LV 84:24).’ (Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], deel 3, 151.)

Afdrukken