Bibliotheek
Les 88: Handelingen 9


Les 88

Handelingen 9

Inleiding

Jezus verschijnt aan Saulus op de weg naar Damascus, waarna Saulus blind wordt. Als Ananias hem heeft genezen, laat Saulus zich dopen en begint hij in Damascus te prediken. Drie jaar later gaat Saulus naar Jeruzalem, maar zijn leven is daar in gevaar en daarom sturen de apostelen hem naar Tarsus. Petrus verricht wonderen in Lydda en Joppe.

Lessuggesties

Handelingen 9:1–9

Jezus verschijnt aan Saulus op de weg naar Damascus

Zet de volgende uitspraak van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen op het bord. (Dit citaat komt uit ‘Het beste moet nog komen’, Liahona, januari 2010, 19–20.)

‘Velen van ons hebben er moeite mee om vroegere fouten in het leven — onze eigen fouten of die van anderen — te vergeven en te vergeten. […]

Geef mensen de kans om zich te bekeren. Geef mensen de kans om te groeien. Geloof dat mensen zich kunnen veranderen en verbeteren’ (Ouderling Jeffrey R. Holland).

Laat een cursist deze uitspraak voorlezen. Vraag de klas vervolgens:

  • In welke situaties is het belangrijk toe te laten dat anderen zich veranderen en verbeteren, en te geloven dat zij dat kunnen?

  • In welke situaties is het belangrijk te geloven dat wij ons kunnen veranderen en verbeteren?

Laat de cursisten bij hun studie van Handelingen 9 zoeken naar waarheden die we kunnen leren uit de ervaring van iemand die zich veranderde en verbeterde.

Leg uit dat Handelingen 9 voornamelijk over de ervaringen van een man met de naam Saulus gaat. Laat een cursist de volgende beschrijving van Saulus voorlezen:

Saulus werd geboren in de Griekse stad Tarsus (zie Handelingen 21:39) en was een Romeins staatsburger (zie Handelingen 16:37). Hij was van Joodse afkomst, van de stam van Benjamin (zie Romeinen 11:1) en werd in Jeruzalem onderwezen door Gamaliël (zie Handelingen 22:3), een bekend Farizeeër en gerespecteerd leraar van de Joodse wet (zie Handelingen 5:34). Saulus werd een Farizeeër (zie Handelingen 23:6) en sprak een ‘Hebreeuwse taal’ (waarschijnlijk Aramees) en Grieks (zie Handelingen 21:37, 40). Hij werd later beter bekend onder zijn Latijnse naam, Paulus (zie Handelingen 13:9). (Zie Gids bij de Schriften, ‘Paulus’.)

Herinner de cursisten eraan dat Saulus bij de steniging van Stefanus aanwezig was (zie Handelingen 7:58–59). Laat een cursist Handelingen 8:1–3 voorlezen en laat een andere cursist Handelingen 9:1–2 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan hoe Saulus de volgelingen van Jezus Christus behandelde.

  • Hoe behandelde Saulus de volgelingen van Jezus Christus?

  • Waarom ging Saulus volgens de Handelingen 9:1–2 naar Damascus?

Laat een cursist Handelingen 9:3–6 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op wat er onderweg naar Damascus met Saulus gebeurde.

  • Wie verscheen aan Saulus?

Wijs op de zinsnede ‘met de hielen tegen de prikkels […] slaan’ in vers 5. Leg uit dat een prikkel hier verwijst naar een zweep of een scherpe stok die werd gebruikt om dieren aan te sporen (laat de cursisten indien mogelijk een puntige stok zien). ‘Met de hielen tegen de prikkels slaan’ betekent in dit geval vechten tegen God.

Moedig de cursisten aan om de vraag van Saulus in vers 6 te markeren.

  • Wat kunnen we uit de vraag van Saulus over hem opmaken? (Hij was verlangend zich aan de wil van de Heer te onderwerpen.)

Vat Handelingen 9:7–9 samen: volgens de Bijbelvertaling van Joseph Smith van Handelingen 9:7 zagen de mannen die met Saulus meereisden wel het licht, maar ze hoorden niet de stem van Jezus toen Hij tegen Saulus sprak (zie ook Handelingen 22:9). Na dit visioen werd Saulus blind. Hij werd naar Damascus gebracht en gedurende drie dagen at of dronk hij niet.

  • Stel je voor dat jij Saulus was. Als jij de discipelen van Jezus Christus hevig vervolgd had, wat zou je op dit moment dan denken en voelen?

Handelingen 9:10–22

Saulus wordt genezen door Ananias van Damascus, laat zich dopen en predikt over Jezus Christus.

Laat een cursist Handelingen 9:10–12 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan wat de Heer gebood aan Ananias, een lid van de kerk in Damascus.

  • Wat gebood de Heer Ananias te doen?

Wijs erop dat Saulus oorspronkelijk naar Damascus was gekomen om mensen zoals Ananias te arresteren.

  • Als jij Ananias was en de reputatie van Saulus kende, wat zou je dan gedacht hebben als je dat gebod van de Heer kreeg?

Laat een cursist Handelingen 9:13–16 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan wat de Heer Ananias over Saulus leerde.

  • In welke opzichten was de visie van de Heer op Saulus anders dan die van Ananias?

  • Waarom had de Heer volgens vers 15 Saulus uitgekozen? (U kunt er eventueel op wijzen dat de zinsnede ‘’uitverkoren instrument’ wellicht verwijst naar het feit dat Saulus voorgeordend was voor deze roeping.)

  • Wat zou Saulus volgens vers 16 ervaren, ook al was hij voor de Heer een uitverkoren instrument?

  • Wat komen wij uit deze verzen te weten over hoe wij door de Heer worden gezien? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: De Heer ziet wat wij kunnen worden en De Heer ziet welk potentieel wij hebben om Hem bij zijn werk te helpen. Zet deze waarheden op het bord.)

Laat de cursisten overwegen hoe hun achtergrond, hun karaktereigenschappen en hun vaardigheden kunnen worden gebruikt om de Heer bij zijn werk te helpen. Moedig ze aan om hun ideeën in hun aantekenschrift of Schriftendagboek op te schrijven.

Laat een cursist Handelingen 9:17–20 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan wat Ananias deed nadat de Heer hem had geholpen het potentieel van Saulus en zijn toekomstige zending te begrijpen.

  • Wat deed Ananias voor Saulus?

  • Wat deed Saulus volgens vers 20 ‘meteen’ nadat hij zich had laten dopen en nadat hij aangesterkt was?

Wijs erop dat de bekering, doop en prediking van Saulus wijzen op zijn geloof in Jezus Christus en zijn onderworpenheid aan de wil van de Heer.

Laat een cursist Handelingen 9:21–22 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan hoe het volk op de prediking van Saulus reageerde.

  • Hoe reageerde het volk op de prediking van Saulus?

  • Waarom waren de mensen zo verbaasd toen ze de woorden van Saulus hoorden?

Herinner de cursisten eraan dat de vraag die Saulus aan Jezus stelde in Handelingen 9:6 wijst op zijn nederigheid en zijn verlangen om zich aan de wil van de Heer te onderwerpen.

  • Hoe kunnen wij zoals Saulus veranderen en het volle potentieel dat de Heer in ons ziet, bereiken? (Zet het volgende beginsel in de woorden van de cursisten op het bord: Als wij ons aan de wil van de Heer onderwerpen, dan kunnen wij veranderen en het volle potentieel dat de Heer in ons ziet, bereiken.)

Laat twee vrijwilligers naar voren komen. Geef de ene cursist wat zachte boetseerklei en geef de andere cursist boetseerklei die al hard is geworden. (Als u niet aan klei kunt komen, vraagt u de cursisten om zich deze activiteit in te beelden en daarna stelt u de vragen die bij de activiteit horen.) Geef de vrijwilligers dertig seconden de tijd om iets te maken met hun boetseerklei. Als de cursist met de harde klei zegt dat het te moeilijk is, moedigt u hem of haar aan om het te blijven proberen.

Laat de cursisten na verloop van tijd tonen wat ze hebben gemaakt. Vraag aan de cursist die de harde klei had gekregen:

  • Waarom was het moeilijk om met jouw klei iets te boetseren?

Bedank de vrijwilligers voor hun medewerking en laat ze weer naar hun plaats terugkeren. Vraag de klas:

  • In welk opzicht lijkt de harde klei op iemand die zich niet aan de wil van de Heer onderwerpt?

  • In welk opzicht lijkt de zachte klei op iemand die zich aan de wil van de Heer onderwerpt?

  • Hoe heeft onderworpenheid aan de Heer jou of anderen geholpen het volle potentieel dat de Heer in jou of hen zag, te bereiken?

Lees de volgende uitspraak van president Ezra Taft Benson voor:

Afbeelding
President Ezra Taft Benson

‘Ieders essentiële levensvraag dient als die van Paulus te zijn: “Heer, wat wilt U dat ik doen zal?”’ (‘Listen to a Prophet’s Voice’, Ensign, januari 1973, 57.)

Laat de cursist nadenken over de vraag ‘Heer, wat wilt U dat ik doen zal?’ Moedig ze aan de indrukken die ze krijgen te noteren. Geef de cursisten voldoende tijd en lees dan de volgende uitspraak van president Benson voor:

‘Er is voor een mens niets belangrijker dan het volgen van een pad dat hem [of haar] naar die vraag leidt, en het uitvoeren van het antwoord daarop.’ (‘Listen to a Prophet’s Voice’, 57.)

Moedig de cursisten aan om een antwoord op deze vraag te blijven zoeken en te handelen naar de ingevingen die ze ontvangen.

Handelingen 9:23–31

Saulus’ leven wordt bedreigd in Jeruzalem en de apostelen sturen hem naar Tarsus.

Wijs erop dat Saulus na zijn bekering in Arabië woonde en later naar Damascus terugkeerde (zie Galaten 1:17). Vat Handelingen 9:23–26 samen: de Joden in Damascus smeedden een complot om Saulus te doden, maar de leden van de kerk hielpen hem de stad te ontvluchten. Drie jaar na zijn bekering (zie Galaten 1:18) ging Saulus naar Jeruzalem, waar de leden van de kerk bang waren omdat ze niet geloofden dat hij een discipel van Jezus Christus was geworden.

  • Waarom denk je dat sommige kerkleden terughoudend reageerden op het feit dat Saulus een discipel van Jezus Christus was geworden?

Vat Handelingen 9:27–31 samen: Barnabas, een lid van de kerk (zie Handelingen 4:36–37) bracht Saulus naar de apostelen en vertelde hen over het visioen van Saulus en over zijn stoutmoedige prediking in Damascus. De leden van de kerk verwelkomden Saulus in hun midden. Toen de Griekse Joden in Jeruzalem een complot smeedden om Saulus te doden, stuurden de kerkleiders hem naar Tarsus. De kerk groeide en er heerste vrede in Judea, Galilea en Samaria.

Handelingen 9:32–43

Petrus verricht wonderen in Lydda en Joppe

Verdeel de klas in groepjes van twee. Laat telkens de ene cursist Handelingen 9:32–35 en de andere cursist Handelingen 9:36–42 lezen. Laat ze zoeken naar de wonderen die Petrus verrichtte en naar de reacties van de mensen. Leg uit dat liefdegaven (vers 36) wil zeggen dat zij aan de armen gaf.

Geef de cursist voldoende tijd en laat hen vervolgens in hun groepje de wonderen die Petrus verrichtte en de reacties van de mensen bespreken. Vraag de klas vervolgens:

  • Hoe reageerden de mensen in Lydda en Joppe volgens verzen 35 en 42 op de prediking van Petrus?

  • Wat kunnen we uit deze reacties leren over de mogelijke gevolgen van anderen dienen? (Zet het volgende beginsel in de woorden van de cursisten op het bord: Als wij anderen dienen, kunnen wij ertoe bijdragen dat mensen zich tot de Heer wenden en in Hem gaan geloven.)

Leg uit dat het geven van priesterschapszegens een manier is om anderen te dienen. Stel de volgende vragen om de cursisten andere manieren van dienen bij te brengen:

  • Hoe diende Tabitha anderen volgens verzen 36 en 39?

  • Hoe kan iemand die ‘overvloedig in goede werken is’ (vers 36) en die anderen dient ertoe bijdragen dat mensen zich tot de Heer wenden en in Hem gaan geloven?

  • Wanneer hebben de goede werken van iemand anders ertoe bijgedragen dat jij (of iemand anders) je tot de Heer hebt gewend en in Hem bent gaan geloven?

Geef tot slot uw getuigenis van de waarheden die in deze les aan bod kwamen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Handelingen 9:1–2. De bevoegdheid van Saulus om kerkleden geboeid naar Jeruzalem te brengen

Saulus had van de hogepriester in Jeruzalem de bevoegdheid gekregen om buiten Judea Joden voor het Sanhedrin te dagen. De hogepriester had hiertoe het recht omdat ‘De Romeinen toelieten dat het Sanhedrin uitspraken deed over burgerlijke en strafrechtelijke zaken (behalve zware misdrijven) binnen de hele Joodse gemeenschap, zelfs buiten Palestina.’ (J. R. Dummelow, A Commentary on the Holy Bible [1909], 831.) Omdat de wet van Mozes zowel burgerlijke als religieuze wetten voor de Joden bevat, konden Joodse christenen als misdadigers gearresteerd worden. De ‘brieven’ die Saulus bij zich had, bevatten instructies over de opdracht van Saulus en een bewijs van zijn bevoegdheid om die opdracht te mogen uitvoeren.

Handelingen 9:1–22. De bekering van Saulus

President Harold B. Lee heeft uitgelegd dat ‘Saulus van Tarsus iemand was die dapper en plichtsbewust probeerde het christendom uit te roeien omdat hij het beschouwde als een sekte die het woord van God ontheiligde’. (In Conference Report, oktober 1946, 144.) Zijn ervaring met de herrezen Heiland bracht echter een machtige verandering in Saulus teweeg. Ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft beschreven wat Saulus wellicht heeft ervaren tijdens de drie dagen waarop hij blind was:

‘Gedurende de drie blinde dagen [van Saulus] begon de karaktervorming die te zijner tijd de geschiedenis van het christendom veranderde. Welke doodsangst, welk gewetensvuur, welk goddelijk berouw voor zijn zonden moet zijn ziel gevoeld hebben toen hij zich vernederde als voorbereiding op de leiding van Ananias.’ (Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], deel 2, 90.)

President Howard W. Hunter heeft het volgende gezegd over de bekering van Saulus:

‘De bekering [van Saulus] was compleet toen hij zich liet dopen. Paulus’ leven was veranderd. Het is opmerkelijk dat de man die de kleren van de beulen van Stefanus vasthield nadien de grootste voorvechter werd van de beginselen waarvoor Stefanus was gestorven. […]

De weg naar Damascus was een keerpunt in het leven van Paulus. Voordien was hij een agressief vervolger van het christendom, maar na de weg naar Damascus was hij er een van de meest vurige pleitbezorgers van.’ (In Conference Report, oktober 1964, 108–109.)

Handelingen 9:2. Saulus’ inspanningen om de volgelingen van Jezus Christus te arresteren

President David O McKay heeft uitgelegd wat de bedoeling van Saulus was toen hij probeerde de volgelingen van Jezus Christus te arresteren:

‘Hij was er zo op uit om een einde te stellen aan wat hij als ketterij beschouwde, dat hij het recht opeiste om als functionaris van het Sanhedrin overal waar hij maar kon de volgelingen van Jezus te arresteren. Hij ging van huis tot huis en rukte mannen weg van hun echtgenotes en kinderen. Hij arresteerde zelfs vrouwen en wierp ze in de gevangenis! Ongetwijfeld hebben de kreten en meelijwekkende smeekbeden van de kleine kinderen zijn genadeloos hart haast meer verscheurd dan de martelaarsdood van de getrouwe Stefanus. Ongetwijfeld staan de bleke gezichtjes van ineengedoken kinderen en hun hartverscheurende snikken, terwijl hun vaders en moeders uit hun huizen worden gedwongen, in zijn onverdraagzame ziel gegrift, met een kracht die hem tot het einde van zijn dagen nederig stemt en zelfs achtervolgt. Slechts één gedachte kon hem in zijn latere leven vertroosting brengen als hij op deze afschuwelijke ervaringen terugblikte. En dat was deze gedachte, die hij zelf als volgt verwoordde: “Ik dacht echt bij mijzelf dat ik tegen de Naam van Jezus van Nazareth veel vijandige dingen moest doen” (Handelingen 26:9). Saulus had oprechte bedoelingen. Hij geloofde niet dat Jezus Christus de Zoon van God was, en hij geloofde dat hij zijn hemelse Vader zou behagen als hij allen die in Christus geloofden, ertoe kon brengen zijn naam te loochenen.’ (Ancient Apostles, 2e editie [1921], 147–148.)

Handelingen 9:15–16. De Heer ziet ons zoals wij kunnen worden

President Thomas S. Monson heeft de leden van de kerk geleerd hoe ze mensen kunnen zien zoals de Heer hen ziet. (Zie ‘Anderen zien zoals zij kunnen worden’, Liahona, november 2012, 68.)

Afdrukken