Bibliotheek
Les 6: Mattheüs 1–2


Les 6

Mattheüs 1–2

Inleiding

Mattheüs geeft het geslachtsregister van Jezus Christus en een engel verklaart Jezus’ goddelijke afkomst aan Jozef. De wijzen uit het oosten reizen naar Bethlehem om het kindje Jezus te aanbidden. Jozef leert in een droom dat hij met zijn gezin naar Egypte moet vluchten om te ontsnappen aan Herodes’ kindermoord in Bethlehem.

Lessuggesties

Mattheüs 1:1–17

Het geslachtsregister van Jezus

Toon een foto van uw ouders en vraag of de cursisten eigenschappen zien die u van hen hebt geërfd. U kunt ook aan enkele cursisten vragen om foto’s van hun ouders mee te brengen en de klas laten raden om wiens ouders het gaat. Vraag de cursisten om met elkaar te bespreken wat ze van hun ouders geërfd hebben (kleur ogen, haarkleur of gestalte).

Nodig de cursisten uit om bij hun studie van Mattheüs 1–2 te zoeken naar waarheden over de ouders van de Heiland en naar eigenschappen die Hij van hen heeft geërfd. Deze activiteit bereidt de cursisten voor op het begrijpen van de waarheid dat Jezus Christus de goddelijke Zoon van onze hemelse Vader en van Maria is, en dat Hij de Eniggeborene van de Vader in het vlees is.

Leg uit dat Mattheüs 1:1–17 de voorouders van de Heiland bevat. Wijs erop dat vers 1 vermeldt dat Jezus Christus een nakomeling van David en van Abraham was.

Leg uit dat oudtestamentische profetieën verklaarden dat de Messias een nakomeling van David zou zijn (zie 2 Samuel 7:12–13; Jesaja 9:6–7, Jeremia 23:5–6) en dat in het nageslacht van Abraham ‘alle volken van de aarde’ gezegend zouden worden (Genesis 22:18; zie ook Abraham 2:11). Mattheüs wil de lezer duidelijk maken dat Jezus oudtestamentische profetieën aangaande de Messias vervulde (zie Mattheüs 1:22–23; 2:5, 15, 23; 26:55–56). Het geslachtsregister in Mattheüs 1:1–17 toont aan dat Jezus de beloofde Messias en de rechtmatige erfgenaam van de troon van David was.

Laat een cursist Mattheüs 1:16 voorlezen. Laat de cursisten meelezen, letten op de titel die aan Jezus gegeven wordt en vertellen wat ze gevonden hebben.

Leg uit dat het woord Christus de Griekse vorm van het Aramese woord Messias is, wat ‘de gezalfde’ betekent.

  • Waartoe was Jezus Christus gezalfd of uitgekozen in het voorsterfelijk bestaan? (Hij werd door onze hemelse Vader gezalfd om onze ‘profeet, priester, koning en verlosser te zijn’ [Gids bij de Schriften, ‘Messias’, scriptures.lds.org; zie ook Gids bij de Schriften, ‘Gezalfde, De’].)

Mattheüs 1:18–25

Een engel verklaart Jezus’ goddelijke afkomst aan Jozef.

Wijs erop dat Maria volgens Mattheüs 1:16 de echtgenote van Jozef was. Volgens Mattheüs 1:18 waren Jozef en Maria ondertrouwd. Dat betekent dat ze verloofd en wettelijk verbonden waren met elkaar, maar ze leefden nog niet samen als man en vrouw. Nog voor het huwelijk kwam Jozef echter te weten dat Maria zwanger was. Laat een cursist Mattheüs 1:19 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en op te letten wat Jozef van plan was.

  • Wat was Jozef van plan te doen toen hij hoorde dat Maria zwanger was? (Leg uit dat ‘haar onopgemerkt verlaten’ betekent dat Jozef van plan was de verloving discreet te verbreken om Maria niet openbaar te schande te maken en om haar te beschermen tegen steniging.)

  • Wat kunnen we uit dit vers over het karakter van Jozef leren?

Laat een cursist Mattheüs 1:20 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en op te letten wat er met Jozef gebeurde toen hij overwoog de verloving met Maria te beëindigen.

  • Waarom zei de engel dat Jozef niet bang hoefde te zijn om met Maria te trouwen?

Om de cursisten beter te laten begrijpen wat ‘uit de Heilige Geest’ betekent (Mattheüs 1:18, 20), laat u een cursist het volgende citaat van ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Bruce R. McConkie

‘Net zoals Jezus letterlijk de Zoon van Maria is, is Hij de persoonlijke en letterlijke nakomeling van God de eeuwige Vader. […] In Mattheüs staat: ‘zij bleek zwanger te zijn uit de Heilige Geest’, maar een betere vertaling zou zijn: ‘zij bleek zwanger te zijn door de macht van de Heilige Geest (Mattheüs 1:18). […] Alma geeft een perfecte beschrijving van de conceptie en geboorte van onze Heer met zijn profetie: Christus ‘wordt geboren uit Maria […]; en zij is een maagd, een kostbaar en uitverkoren vat; en zij zal worden overschaduwd en zwanger worden door de macht van de Heilige Geest, en een zoon baren, ja, namelijk de Zoon van God. (Alma 7:10)’. (Zie Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen (1965–1973), deel 1, 82.)

  • Wat komen we uit deze verzen over Jezus’ afkomst te weten? (De strekking van de woorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: Jezus Christus is de goddelijke Zoon van onze hemelse Vader en van Maria. Laat de cursisten deze waarheid desgewenst in de kantlijn van hun Schriften noteren naast Mattheüs 1:18–25.)

Verwijs naar de foto van uw ouders en herhaal welke eigenschappen u van hen hebt geërfd. Laat een cursist het volgende citaat van ouderling James E. Talmage van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. Vraag de cursisten om op te letten waarom het belangrijk is om te begrijpen dat Jezus de goddelijke Zoon van onze hemelse Vader en van Maria is.

Afbeelding
Ouderling James E. Talmage

‘Dat Kind, dat uit Maria zou worden geboren, was door Elohim, de eeuwige Vader, verwekt. […] In zijn wezen werden de machten van het Godschap en de hoedanigheid en de mogelijkheden van de sterfelijkheid verenigd. […] Het Kind Jezus zou de lichamelijke, verstandelijke en geestelijke eigenschappen, trekken en vermogens erven die zijn ouders kenmerkten — de een onsterfelijk en verheerlijkt — God, de ander menselijk — een vrouw.’ (Jesus the Christ, 3e editie [1916], 81.)

  • Welke eigenschappen erfde Jezus van zijn Vader? Welke eigenschappen erfde Hij van zijn moeder?

Leg uit dat, omdat Jezus de Zoon van een onsterfelijke Vader en een sterfelijke moeder was, Hij de mogelijkheid had om voor eeuwig te leven als Hij daarvoor zou kiezen, en ook het vermogen om te sterven. Dankzij zijn goddelijke aard was Hij in staat om voor onze zonden te lijden, aan het kruis te sterven en te verrijzen.

Mattheüs 2:1–12

De wijzen worden naar Jezus geleid.

Afbeelding
3 als cadeau verpakte dozen

Laat drie ingepakte cadeautjes zien of maak een tekening van drie cadeautjes op het bord.

  • Wie brachten geschenken naar de Heiland bij zijn geboorte?

Leg uit dat alleen het evangelie van Mattheüs verslag doet van de wijzen. Deel een uitreikblad met de volgende vragen uit of zet de vragen op het bord voordat de les begint. Geef de cursisten enkele minuten de tijd om de vragen te lezen en hun antwoorden op te schrijven.

Afbeelding
uitreikblad, de wijzen

Hoeveel weet je over de wijzen?

Het Nieuwe Testament — boek voor de seminarieleerkracht — Les 6

  1. Hoe wisten de wijzen dat de Messias was geboren?

  2. Waarom wilden de wijzen de Messias vinden?

  3. Hoe wisten de overpriesters en de schriftgeleerden waar de Messias geboren zou worden?

  4. Wat wilde Herodes dat de wijzen zouden doen nadat ze Jezus hadden gevonden?

  5. Wat deden de wijzen uiteindelijk?

Geef de cursisten voldoende tijd en nodig hen dan uit om Mattheüs 2:1–12 in stilte te lezen, en de antwoorden op de vragen op te zoeken.

Laat enkele cursisten vertellen wat ze over de wijzen leerden. Uit details in verzen 11 en 16 kunnen we afleiden dat de wijzen pas twee jaar na de geboorte van Jezus naar het heilige gezin waren geleid (de wijzen troffen Jezus aan in een huis, niet in een kribbe, en Hij was een ‘kind’, geen baby). Wijs erop dat Herodes van de wijzen wou horen waar ze de Messias hadden gevonden, zodat hij Hem kon doden (zie Mattheüs 2:13).

  • Hoe wisten de wijzen waar ze de Messias konden vinden?

  • Wat kunnen wij leren uit het voorbeeld van de wijzen op zoek naar de Heiland? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: Als we oprecht en ijverig de Heiland zoeken, zullen we naar Hem worden geleid.)

  • Hoe kunnen wij ijverig de Heiland zoeken?

  • Wat deden de wijzen toen ze de Heiland hadden gevonden? Waarom? (Een van de doelen van het aanbieden van geschenken aan de Heiland was om Hem te aanbidden.)

  • Wat kunnen wij leren uit het voorbeeld van de wijzen die geschenken aan de Heiland aanboden? (De strekking van de woorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: We kunnen de Heer aanbidden door Hem zinvolle geschenken aan te bieden.)

Om de cursisten beter te laten begrijpen hoe we zinvolle geschenken kunnen aanbieden aan de Heiland, laat u een cursist het volgende citaat van ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:

Afbeelding
Ouderling D. Todd Christofferson

‘Als de mensen vroeger de Heer wilden aanbidden en zijn zegeningen wilden ontvangen, namen ze een geschenk mee. […]

Is er iets in jou of in je leven dat onrein of slecht is? Als je je daarvan kunt ontdoen, is dat een gave aan de Heiland. Is er een goede gewoonte of eigenschap die in je leven ontbreekt? Als je die aanneemt en in je karakter verweeft, is dat een geschenk aan de Heer. Dat is soms moeilijk, maar zijn jullie gaven van bekering en gehoorzaamheid iets waard als ze je niets kosten?’ (‘Als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt’, Liahona, mei 2004, 12.)

  • Welke zinvolle geschenken kunnen we de Heiland aanbieden?

Nodig de cursisten uit om na te denken over de uitspraak van ouderling Christofferson en te overwegen welke geschenken ze de Heiland kunnen aanbieden. Geef hun blaadjes papier om hun ideeën op te schrijven. Laat hen plannen hoe ze Jezus deze geschenken kunnen geven.

Mattheüs 2:13–23

Jozef, Maria en Jezus vluchten naar Egypte

Leg uit dat Herodes volgens Mattheüs 2:13–23 kwaad werd toen de wijzen ‘naar hun land terugkeerden’ (Mattheüs 2:12) zonder hem te vertellen waar de Messias was. In de hoop de Messias te doden, beval hij dat alle jongetjes van twee jaar oud en daaronder binnen Bethlehem en heel dat gebied omgebracht moesten worden.

Lees Mattheüs 2:13–14 voor. Laat de cursisten meelezen en zich afvragen hoe Jozef wist wat hij moest doen om zijn gezin in veiligheid te brengen. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Waar nam Jozef Maria en Jezus mee naartoe?

Vat samen wat er in Mattheüs 2:15–23 staat: Jozef, Maria en Jezus bleven in Egypte tot Herodes stierf. God droeg Jozef in een droom op om zijn gezin terug mee naar Israël te nemen, en ze gingen in Nazareth wonen.

  • Hoe was Jozefs geestelijke ontvankelijkheid anderen tot zegen?

  • Welk beginsel kunnen we van Jozef leren? (De strekking van de woorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: Als we ontvankelijk zijn voor de Geest, kunnen we openbaring en leiding ontvangen.)

Laat de cursisten overdenken wat zij kunnen doen om ontvankelijker voor de Geest te zijn. Moedig hen aan zich tot doel te stellen om te handelen naar de ingevingen die ze ontvangen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Mattheüs 1:1–17. Het geslachtsregister van Jezus

‘Jezus was niet de zoon van Jozef, maar de stamboom van Jozef was dezelfde als die van Maria, want ze waren neef en nicht; Jezus erfde van zijn moeder, Maria, het bloed van David en daarmee het recht op de troon van David. Jezus was van koninklijken bloede, en zoals ouderling James E. Talmage heeft uitgelegd: “Als Juda een vrije en onafhankelijke natie was geweest, zou Jozef geen timmerman maar de gekroonde koning zijn geweest; en zijn wettige opvolger voor de troon zou Jezus van Nazareth, de koning der Joden, zijn geweest.” [Jesus the Christ, 3e editie (1916), 87; zie ook Jesus the Christ, 83–86, 89–90; Bruce R. McConkie, Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen (1965–1973), 1:94–95]’ (The Life and Teachings of Jesus and His Apostles, 2e editie [Church Educational System manual, 1979], 22.)

Mattheüs 1:18. ‘Maria was in ondertrouw met Jozef’

In het oude Israël werd het huwelijk tussen een jonge man en een jonge vrouw geregeld en overeengekomen door het hoofd van hun respectievelijke familie, meestal hun vader. Zodra de vader van de bruidegom of het gezinshoofd een mogelijke huwelijkspartner had gevonden, begonnen de onderhandelingen. Ze spraken onder andere over de omvang van de ‘bruidsprijs’, een soort omgekeerde bruidsschat, die de vader van de bruidegom of het gezinshoofd diende te betalen aan de familie van de bruid. Zodra alles was geregeld, volgde een bruiloft die uit twee fasen bestond: verloving (ook wel ondertrouw genoemd, zie Mattheüs 1:18) en een huwelijksplechtigheid.

Een verloving was wettelijk en kerkelijk belangrijker dan de daaropvolgende huwelijksceremonie, waarna het echtpaar ging samenwonen. De verloving werd beschouwd als het eindpunt van een plechtig verbond. Het was een krachtig verbond tussen twee godvrezende partijen (zie Genesis 2:24, Ezechiël 16:8; Efeze 5:21–33). Hoewel verloofde koppels als man en vrouw werden beschouwd (zie Deuteronomium 22:23–24), werden tussen de verloving en de huwelijksplechtigheid strenge kuisheidsregels opgelegd (zie Mattheüs 1:18, 25).

Mattheüs 1:18–25. De geestelijke ontvankelijkheid van Jozef

‘Toen bleek dat Maria zwanger was, stond Jozef, die wist dat hij niet de vader was, voor een keuze. Ten eerste kon hij Maria blootstellen aan een openbare echtscheiding en wellicht zelfs een executie, aangezien men zou veronderstellen dat Maria zich schuldig had gemaakt aan overspel — een misdaad waarop volgens de wet van Mozes de doodstraf stond (zie Leviticus 20:10; Johannes 8:5). Ten tweede kon Jozef zijn verloving met Maria discreet verbreken in aanwezigheid van twee getuigen. Een derde mogelijkheid was om door te gaan met het huwelijk. Jozef was van plan Maria met barmhartigheid te behandelen en onopgemerkt de verloving te verbreken (zie Mattheüs 1:19). Toen een engel hem verzekerde dat Maria’s kind de Zoon van God was, koos Jozef ervoor om met haar te trouwen, hoewel hij daardoor publiekelijk vernederd en bespot kon worden (zie Mattheüs 1:20–25; Lukas 3:23; Johannes 8:41).

‘Gerald N. Lund, die lid van de Zeventig zou worden, zei over de visioenen en de geestelijke ontvankelijkheid van Jozef: ‘Mattheüs legt uit dat [Jozef] een nakomeling van koning David was, dat hij een rechtvaardige en attente man was, dat hij in een droom van een engel hoorde wie Jezus zou zijn, en dat hij gehoorzaam was, en dat hij Jezus zijn naam gaf, die redder betekent. (Zie Mattheüs 1.) We weten dat hij Maria meenam naar Bethlehem, waar Jezus werd geboren. (Zie Lukas 2:4–6.) Minder dan twee jaar later nam Jozef, nadat hij werd gewaarschuwd in een droom, zijn gezin mee naar Egypte om te vluchten voor Herodes. In Egypte kreeg hij opnieuw een droom die hem vertelde wanneer hij terug diende te gaan, en een andere droom stuurde hem naar Galilea. (Zie Matt. 2:13–15, 19–22.) Vier dromen van God! Jozef moet wel een buitengewone man van visioenen en een geestelijk gevoelige man zijn geweest (Jesus Christ, Key to the Plan of Salvation [1991], 51–52)’ (New Testament Student Manual [Church Educational System manual, 2014], 13–14.)

Afdrukken