Bibliotheek
Inleiding tot het evangelie van Mattheüs


Inleiding tot het evangelie van Mattheüs

Waarom dit boek bestuderen?

Sommige van de meest geliefde passages uit de Bijbel staan in het boek Mattheüs, zoals de Bergrede en talrijke gelijkenissen, leringen en wonderen van Jezus Christus. Als cursisten dit boek bestuderen, kunnen ze bekend raken met de bediening en de woorden van Jezus Christus en kan hun getuigenis van Jezus Christus als de Heiland van de wereld en de beloofde Messias over wie alle heilige profeten hebben gesproken, sterker worden.

Wie heeft dit boek geschreven?

Mattheüs, ook wel Levi genoemd, de zoon van Alfeüs, is de schrijver van dit boek. Hij was een tollenaar, of belastinginner, tot zijn leven voorgoed veranderde toen hij gehoor gaf aan Jezus Christus’ uitnodiging om Hem te volgen. (Zie Mattheüs 9:9; Markus 2:14; Lukas 5:27–28; Gids bij de Schriften, ‘Mattheüs.’) Na zijn bekering werd Mattheüs een van de Twaalf Apostelen van de Heiland (zie Mattheüs 10:2–4). In die hoedanigheid was Mattheüs een ooggetuige bij veel van de gebeurtenissen die hij beschrijft in zijn kroniek. Dit wordt gestaafd door de titel die dit evangelie draagt in de Bijbelvertaling van Joseph Smith: ‘Het getuigenis van Mattheüs’.

Wanneer en waar is het geschreven?

We we weten niet precies wanneer het evangelie van Mattheüs is geschreven, maar waarschijnlijk is het geschreven in de tweede helft van de eerste eeuw A.D. We weten niet waar Mattheüs het boek heeft geschreven.

Voor wie is het geschreven en waarom?

Mattheüs lijkt het boek te hebben geschreven voor een Joods publiek om aan te tonen dat Jezus Christus de oudtestamentische profetieën aangaande de Messias heeft vervuld. (Zie Gids bij de Schriften, ‘Mattheüs’.) Waar Mattheüs het leven, de woorden en daden van Jezus Christus beschreef, verwees hij vaak naar profetieën uit het Oude Testament en gebruikte de woorden ‘opdat vervuld zou worden’ (zie bijvoorbeeld Mattheüs 4:14; 8:17; 13:35; 21:4).

In zijn evangelie gebruikt Mattheüs de woorden ‘Zoon van David’ twaalf keer als een getuigenis dat Jezus Christus de rechtmatige erfgenaam van de troon van Koning David is en de vervulling van Messiaanse profetieën. Volgens Mattheüs gaat het geslachtsregister van Jezus Christus terug tot David, Juda en Abraham (zie Mattheüs 1:1–3), wat bewijst dat Jezus het recht had om te regeren en dat Hij een rol speelt in de vervulling van Gods beloften aan Israël.

Wat zijn enkele onderscheidende kenmerken van dit boek?

Hoewel we veel elementen uit het evangelie van Mattheüs kunnen terugvinden in Markus en Lukas, is ongeveer 42 procent ervan uniek. Een belangrijk thema in Mattheüs is dat Jezus Christus is gekomen om zijn koninkrijk op aarde te vestigen. Mattheüs verwijst talloze keren naar ‘het koninkrijk der hemelen’ en hij is de enige evangelist die leringen van Jezus heeft neergeschreven waarin wordt verwezen naar de ‘kerk’ (zie Mattheüs 16:18; 18:17).

Het evangelie van Mattheüs helpt ons ook om gelijkenissen tussen de bediening van Mozes en die van Jezus Christus te zien. Zo werden ze allebei als kind gered toen een koning probeerde hen te doden (zie Exodus 2:1–10; Mattheüs 2:13–18), ze kwamen allebei uit Egypte, ze predikten Gods wetten op een berg (zie Exodus 19–20; Mattheüs 5–7), en ze hadden beiden de taak om hun volk te redden.

Overzicht

Mattheüs 1–4 Mattheüs behandelt het geslachtsregister en de geboorte van Jezus Christus. De wijzen gaan op zoek naar de Koning der Joden. Door dromen geleid, gaat Jozef met Maria en het Kind Jezus naar Egypte en later naar Nazareth. Johannes de Doper predikt het evangelie van bekering en doopt Jezus Christus. De Heiland wordt verzocht in de woestijn. Hij begint zijn sterfelijke bediening met prediking en genezing.

Mattheüs 5–7 Jezus Christus houdt de Bergrede.

Mattheüs 8–12 De Heiland geneest een melaatse, stilt een storm, werpt duivels uit, wekt het dochtertje van Jaïrus op uit de dood en laat blinden weer zien. Jezus Christus geeft de twaalf apostelen het gezag om te handelen zoals Hij en stuurt hen uit om het evangelie te prediken. Jezus verkondigt dat Johannes de Doper meer is dan een profeet. De genezing op de sabbatdag.

Mattheüs 13–15 Jezus onderwijst door middel van parabels. Johannes de Doper wordt geëxecuteerd. Nadat de vijfduizend zijn gespijzigd, wandelen Jezus en Petrus op het Meer van Galilea. Schriftgeleerden en Farizeeën verzoeken Jezus.

Mattheüs 16–18 Nadat Petrus heeft getuigd dat Jezus de Messias is, geeft de Heiland aan dat Hij de sleutels van het koninkrijk Gods aan Petrus en aan de Twaalf zal geven. Jezus Christus wordt verheerlijkt op een berg en daar ontvangen Petrus, Jakobus en Johannes de sleutels van het priesterschap. Jezus geeft zijn discipelen instructies inzake het leiden van de kerk en leert dat God ons niet vergeeft als wij anderen niet vergeven.

Mattheüs 19–23 De Heiland spreekt over de heiligheid van het huwelijk. De intocht in Jeruzalem en de reiniging van de tempel. Jezus gebruikt gelijkenissen om de slechte bedoelingen van de Joodse leiders tegen Hem te ontmaskeren. Hij betreurt de komende verwoesting van Jeruzalem.

Mattheüs 24–25; Joseph Smith—Mattheüs Jezus Christus profeteert over de verwoesting van Jeruzalem. Hij leert zijn volgelingen hoe ze zich kunnen voorbereiden op zijn wederkomst.

Mattheüs 26–27 Jezus eet het Pascha met zijn discipelen en stelt het avondmaal in. Hij lijdt in Gethsémané en wordt verraden, gevangengenomen, berecht door Joodse en Romeinse autoriteiten en gekruisigd. Hij sterft en wordt begraven.

Mattheüs 28 De herrezen Heiland verschijnt aan zijn discipelen. Jezus draagt de apostelen op zijn evangelie naar al de volken uit te dragen.

Afdrukken