Bibliotheek
Les 18: Mattheüs 15


Les 18

Mattheüs 15

Inleiding

In Galilea legt Jezus uit waarom zijn discipelen zich niet houden aan de traditie van de rituele reiniging voor de maaltijd. Vervolgens reist Hij naar de Middellandse Zeekust, waar Hij de dochter van een Kananese vrouw geneest. Jezus keert dan terug naar Galilea, waar Hij zieken geneest en meer dan vierduizend mensen op wonderbaarlijke wijze voedt.

Lessuggesties

Mattheüs 15:1–20

De schriftgeleerden en Farizeeën vragen Jezus waarom zijn apostelen hun handen niet wassen voor het eten.

Laat drie cursisten elk een van onderstaande scenario’s voorlezen. Laat de klas opletten wat de scenario’s gemeen hebben.

  1. Een jongevrouw wordt door haar vriendinnen aangemoedigd zich ongepast te kleden voor een dansavond op school. De jongevrouw weet dat haar kledij niet aan de fatsoensnormen van de Heer beantwoordt, hoewel dergelijke kledij wel in haar cultuur wordt aanvaard.

  2. Een jongeman komt uit een gezin dat actief is in de kerk en dat van sportevenementen houdt. Als populaire sportevenementen op de televisie worden uitgezonden, worden gezinsgebed, schriftstudie, gezinsavond en zondagse bijeenkomsten ervoor opzij gezet.

  3. Een jong stelletje bereidt zich voor op het huwelijk. In hun omgeving is het gebruikelijk om seksuele omgang voor het huwelijk te hebben. Ze hebben al te horen gekregen dat ze ouderwets en vreemd zijn omdat ze wachten met seksuele intimiteit tot na hun bruiloft.

  • Wat hebben deze scenario’s gemeen? (Elk scenario bevat een conflict tussen het onderhouden van Gods geboden en het zich gedragen volgens tradities of gewoonten.)

Leg uit dat tradities en gewoonten de overtuigingen en praktijken van een cultuur, gemeenschap, gezin of vriendengroep omvatten.

Laat de cursisten een of meer tradities of gewoonten opnoemen die hen ervan zouden kunnen weerhouden Gods geboden te gehoorzamen. Laat de cursisten bij hun studie van Mattheüs 15 zoeken naar waarheden die hen kunnen helpen als ze moeten kiezen tussen het onderhouden van Gods geboden en het deelnemen aan tradities en gewoonten.

Laat een cursist Mattheüs 15:1–2 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten over welke traditie de schriftgeleerden en Farizeeën het hadden.

  • Aan welke traditie hielden de discipelen van Jezus zich niet?

Leg uit dat het wassen van de handen, waarover de schriftgeleerden en Farizeeën het hadden, verwijst naar een ceremoniële wassing voor rituele reinheid en niet omwille van hygiëne.

Laat een cursist Mattheüs 15:3 voorlezen en laat de klas opletten wat Jezus de schriftgeleerden en Farizeeën antwoordde.

  • Wat deden de schriftgeleerden en Farizeeën volgens Jezus door deel te nemen aan hun tradities?

Vat Mattheüs 15:4– samen: Jezus legt uit hoe de schriftgeleerden en Farizeeën een gebod van God overtreden door deel te nemen aan hun tradities. Zij leerden dat het ‘in orde is’ (vers 5) als mensen zich aan de verplichting om voor hun ouders te zorgen onttrekken door te zeggen dat het geld bestemd is als offergave, of korban (zie Markus 7:10–12). Jezus leerde echter dat ze daardoor het gebod om hun vader en moeder te eren, ontwijdden.

Laat een cursist Mattheüs 15:7–9 voorlezen en laat de klas opletten wat de schriftgeleerden en Farizeeën hadden veroorzaakt door hun tradities te gebruiken als voorwendsel om Gods geboden niet te hoeven gehoorzamen.

  • Waarin hadden de schriftgeleerden en Farizeeën het volk meegevoerd?

  • Welk beginsel kunnen we uit deze verzen leren over wat we dienen te doen als we dichter bij God willen komen? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende leerstelling te omvatten: Als we verlangen dichter bij God te komen, dienen we zijn geboden hoger te achten dan onze tradities en gewoonten.)

Laat enkele cursisten opnieuw de drie scenario’s voorlezen. Vraag na elk scenario:

  • Hoe kan de persoon of kunnen de personen in dit scenario Gods geboden onderhouden?

  • Hoe zouden ze daardoor dichter bij God komen?

Na de bespreking van alle scenario’s stelt u de vraag:

  • Heb jij er weleens voor gekozen Gods geboden te onderhouden in plaats van deel te nemen aan een algemeen aanvaarde traditie of gewoonte? Hoe ben je daardoor dichter bij je Hemelse Vader gekomen? (U kunt ook iets uit eigen ervaring vertellen.)

Laat de cursisten nadenken over de tradities en gewoonten die ze eerder hebben opgesomd. Moedig ze aan het onderhouden van Gods geboden te kiezen boven het volgen van deze tradities en gewoonten, zodat ze dichter bij God kunnen komen.

Wijs erop dat de schriftgeleerden en Farizeeën geloofden dat men door te eten met ongewassen handen zou worden verontreinigd, of dat men geestelijk onrein zou worden. Laat een cursist Mattheüs 15:10–11 voorlezen en laat de klas opletten waardoor wij volgens de Heiland werkelijk verontreinigd worden.

  • Wat verontreinigt ons, volgens de Heiland?

Wijs erop dat de Heiland heeft gezegd: ‘Wat de mond uitkomt, […] verontreinigt de mens’ (vers 11). De Heiland raadt zijn discipelen aan zich niet te bekommeren om de Farizeeën, die aan zijn woorden aanstoot namen (zie Mattheüs 15:12–16) en legt dan verder uit wat ons werkelijk verontreinigt.

Laat enkele cursisten beurtelings een vers uit Mattheüs 15:17–20 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat de Heiland bedoelde toen Hij zei: ‘Wat de mond uitkomt, […] verontreinigt de mens’ (vers 11).

  • Wat bedoelde de Heiland toen Hij zei: ‘Wat de mond uitkomt, […] verontreinigt de mens’?

Wijs erop dat in de Schriften het hart vaak symbool staat voor onze gedachten en verlangens. Zet de volgende uitspraak op het bord: Als we ervoor kiezen om slechte gedachten en verlangens te koesteren, dan

  • Hoe zou je dit beginsel vervolledigen op basis van de leerstellingen van de Heiland in verzen 19–20? (Gebruik de antwoorden van de cursist om het beginsel op de volgende manier aan te vullen: Als we ervoor kiezen om slechte gedachten en verlangens te koesteren, dan zullen die gedachten en verlangens ons verontreinigen.)

  • Hoe kunnen wij verontreinigd of geestelijk onrein worden als we ervoor kiezen slechte of ongepaste gedachten en verlangens te koesteren?

  • Hoe zijn onze woorden en daden een weerspiegeling van onze gedachten en de verlangens van ons hart?

U kunt desgewenst van dit beginsel getuigen en de cursisten aanmoedigen hun gedachten en verlangens rein te houden.

Mattheüs 15:21–28

De Heiland geneest de dochter van de Kananese vrouw.

Laat enkele cursisten naar voren komen en een of meer rechtvaardige verlangens op het bord schrijven.

Laat de cursisten bij hun studie van Mattheüs 15 zoeken naar beginselen die hen helpen begrijpen wat ze moeten doen om hun rechtvaardige verlangens te vervullen.

Laat de cursisten Bijbelkaart nummer 11, ‘Het Heilige Land in de tijd van het Nieuwe Testament’, opzoeken. Laat hen de steden Tyrus en Sidon zoeken op de kaart. Leg uit dat Jezus onderweg van Galilea naar de kust van Tyrus en Sidon een Kananese vrouw tegenkwam. Zoals vele andere mensen in die regio was de vrouw een niet-Joodse. In die tijd verkondigden Jezus en zijn discipelen het evangelie alleen tot de Joden en niet tot de andere volken (zie Mattheüs 10:5–6). Pas later zou de heilsboodschap tot bij de andere volken worden gebracht (zie Handelingen 10).

Laat enkele cursisten beurtelings een vers uit Mattheüs 15:21–27 aan een medecursist voorlezen. Laat ze het antwoord op de volgende vragen zoeken (u kunt deze vragen eventueel op het bord schrijven):

  • Wat was het rechtvaardige verlangen van de Kananese vrouw?

  • Wat deed en zei de vrouw waaruit haar geloof in Jezus Christus bleek?

Vraag de cursisten naar hun antwoord.

  • Hoe gaf het antwoord van de vrouw op deze vergelijking nogmaals blijk van haar geloof in Jezus Christus?

Laat een cursist Mattheüs 15:28 voorlezen, laat de klas meelezen en opletten wat de Heiland voor deze vrouw deed.

  • Wat deed de Heiland voor deze vrouw? Waarom?

  • Welk beginsel kunnen we uit dit verhaal leren over wat er kan gebeuren als wij geloof in Jezus Christus oefenen? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende leerstelling te omvatten: Als wij geloof in Jezus Christus oefenen, kunnen we zegeningen ontvangen volgens onze rechtvaardige verlangens.)

  • Wat kunnen wij nog meer doen om ons geloof in Jezus Christus te oefenen, naast het in geloof vragen dat de Heer ons volgens onze rechtvaardige verlangens zegent?

Laat een cursist de volgende uitspraak van ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen om de cursisten duidelijk te maken wat zij kunnen doen om geloof in Jezus Christus te oefenen:

Afbeelding
Ouderling Dallin H. Oaks

‘Als wij geloof hebben in de Heer Jezus Christus, moeten wij ook vertrouwen in Hem hebben. We moeten zoveel vertrouwen in Hem hebben dat we bereid zijn om zijn wil te accepteren, in het besef dat Hij weet wat het beste voor ons is. […]

Geloof, hoe groot het ook is, kan nooit tot een resultaat leiden dat ingaat tegen de wil van Hem van wie die macht afkomstig is. […] Daarom kunnen we nooit echt geloof in de Heer hebben zonder absoluut vertrouwen in zijn wil en timing te stellen.’ (‘Geloof in de Heer Jezus Christus’, De Ster, juli 1994, 88.)

  • Hoe kan dit citaat van ouderling Oaks ons helpen geloof in Jezus Christus te blijven oefenen als de Heer ons niet onmiddellijk volgens onze rechtvaardige verlangens zegent?

Vestig de aandacht weer op de lijst rechtvaardige verlangens op het bord en leg uit wat de cursisten kunnen doen om geloof in Jezus Christus te oefenen bij het vervullen van deze verlangens.

  • Heb jij (of heeft iemand die je kent) weleens je rechtvaardige verlangens in vervulling zien gaan (volgens de wil en timing van de Heer) dankzij jouw geloof in Jezus Christus?

Laat de cursisten in hun aantekenschrift of Schriftendagboek noteren hoe ze geloof in Jezus Christus zullen oefenen terwijl ze ernaar streven hun rechtvaardige verlangens door Hem in vervulling te zien gaan. Moedig de cursisten aan te handelen naar wat ze hebben opgeschreven.

Mattheüs 15:29–39

Jezus voedt meer dan vierduizend volgelingen met zeven broden en enkele visjes.

Vat Mattheüs 15:29–39 samen: Jezus keerde terug naar Galilea. Daar verzamelde een menigte van meer dan vierduizend mensen zich rond Hem, en zij brachten mensen mee die leden aan lichamelijke kwalen en handicaps. De Heiland genas hen en nadat de mensen drie dagen bij Hem waren gebleven, verrichtte Hij nog een wonder door allen te voeden met slechts zeven broden en enkele visjes.(Noot: De wonderbaarlijke spijziging van de vierduizend komt meer gedetailleerd aan bod in de les over Markus 8.)

U kunt tot slot uw getuigenis geven van de waarheden en beginselen in Mattheüs 15.

Toelichting en achtergrondinformatie

Mattheüs 15:1–9. ‘Waarom overtreedt ook u het gebod van God door uw overlevering?’

Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de volgende raad gegeven aan hen die willen breken met de tradities of gewoonten die hen beletten de Heer ten volle te aanbidden:

‘Een vaste levenswijze veranderen, kan bijzonder moeilijk zijn. Vroegere vrienden kunnen u bespotten, bekritiseren en zelfs vervolgen. Met volharding in zijn geloof in de Heiland en met gehoorzaamheid kan men zulke ontberingen doorstaan en grotere zegeningen ontvangen. In de Schriften is te lezen hoe een overtuiging en geloof tradities kunnen overwinnen die in strijd zijn met Gods plan, wat voor zowel het individu als zelfs hele generaties tot zegeningen kan leiden. Abrahams standvastige vastberadenheid om trouw te blijven aan de waarheid en om onjuiste tradities te verwerpen, was hem tot grote zegen. Zijn trouw zal alle gehoorzamen uit het huis van Israël met grote beloningen kronen. Een ander groot voorbeeld van het verwerpen van oude tradities is de verandering van de oorlogszuchige Lamanieten in nederige volgelingen van Christus die eerder bereid waren te sterven dan de verbonden te verbreken die zij als lid in zijn koninkrijk gesloten hadden.’ (‘Hindernissen voor geluk verwijderen’, De Ster, juli 1998, 96.)

Mattheüs 15:21–28. ‘De hondjes eten ook van de kruimels die er vallen van de tafel van hun bezitter.’

De Heer vergeleek de andere volken met honden om duidelijk te maken dat het evangelie in die tijd alleen aan het huis van Israël werd gepredikt. Pas later zou de heilsboodschap tot bij de andere volken worden gebracht, volgens het goddelijke tijdschema van de Heer (zie Handelingen 10).

Ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd dat Jezus’ genezing van de dochter van de Kananese vrouw een geloofstoets voor haar en een educatief voorbeeld voor zijn discipelen was:

‘Het evangelie, met al zijn geneeskracht en genade, werd eerst aan de Joden aangeboden voor het tot bij de andere volken werd gebracht. De aardse bediening van Jezus betrof Israël, niet de andere naties. Zijn genezing van deze of andere niet-Joden gebeurde als een bijzondere bedeling van groot geloof. Voordien had Hij de apostelen geboden zich alleen onder de verloren schapen van het huis Israëls te begeven en de heilsboodschap niet aan de andere volken te prediken (Mattheüs 10:5–6). Deze ene gebeurtenis was uiteraard een les voor zijn discipelen en een geloofstoets voor de niet-Joodse vrouw, die aantoonde dat vasthoudend en opdringerig gebed tot beloning leiden en dat heidenen soms groter geloof hebben dan de afstammelingen van Israël.’ (Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], 1:371.)

Afdrukken