Bibliotheek
Les 32: Mattheüs 27:1–50


Les 32

Mattheüs 27:1–50

Inleiding

Als onderdeel van de samenzwering om Jezus Christus te doden, leveren de Joodse leiders Jezus over aan Pontius Pilatus, de Romeinse stadhouder. Pilatus geeft Jezus over om gegeseld en gekruisigd te worden. Jezus ondergaat lijden en dood om de wil van zijn Vader te volbrengen.

Lessuggesties

Mattheüs 27:1–25

Jezus wordt naar Pilatus gebracht om tot kruisiging te worden veroordeeld.

Laat de cursisten de volgende vraag overwegen:

  • Als je van één gebeurtenis uit de Schriften ooggetuige kon zijn, welke zou je dan kiezen?

Vraag een paar cursisten naar hun antwoorden. Leg uit dat de cursisten tijdens deze les een van de meest betekenisvolle gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis bestuderen. Laat de cursisten zich voorstellen dat ze ooggetuigen zijn van wat er zich afspeelde.

Zet de volgende onvolledige uitspraak op het bord: Vandaag zag en voelde ik …

Vestig de aandacht op de uitspraak op het bord en leg uit dat de cursisten deze zin aan het eind van de les kunnen vervolledigen op basis van wat ze bij hun studie van Mattheüs 27:1–50 ervaren.

Herinner de cursisten eraan dat ‘al de discipelen Hem [verlieten] en vluchtten’ (Mattheüs 26:56) toen Hij werd gearresteerd. De hogepriester Kajafas en het Sanhedrin legden Jezus godslastering ten laste — een misdaad waar volgens de Joodse wet de doodstraf op stond; onder het Romeinse bewind hadden de Joden echter niet de macht om iemand voor godslastering ter dood te veroordelen. Daarom probeerden de Joodse leiders een misdrijf te vinden waarvoor Jezus volgens de Romeinse wet ter dood zou worden veroordeeld.

Vat Mattheüs 27:1–10 samen: de Joodse leiders leverden Jezus uit aan Pontius Pilatus, de Romeinse stadhouder van Judea. Toen Judas dit zag, betreurde hij zijn beslissing om Jezus te verraden; hij probeerde het geld dat hij van de Joodse leiders had gekregen, terug te geven, en hij benam zich het leven. Omdat de zilveren penningen ‘bloedgeld’ waren (Mattheüs 27:6) en daarom het daarom niet wettelijk geoorloofd was ze in de offerkist te leggen, gebruikten de Joodse leiders het geld om de akker van de pottenbakker te kopen, als begraafplaats voor vreemdelingen (of buitenlanders). Mattheüs vermeldt deze gebeurtenis als de vervulling van een profetie in Zacharia 11:12–13.

Laat enkele cursisten beurtelings een vers uit Mattheüs 27:11–14 voorlezen. Laat de klas meelezen en bepalen waarvan de Joodse leiders Jezus beschuldigden toen Hij voor Pilatus stond.

  • Welke vraag stelde Pilatus aan Jezus volgens vers 11?

Leg uit dat de Joodse leiders Jezus van hoogverraad beschuldigden of dat Hij erop uit was de Romeinse overheid omver te werpen, en ze beweerden dat Jezus Zichzelf tot koning had uitgeroepen en zijn eigen koninkrijk wilde stichten.

  • Waarom verwonderde Pilatus zich zeer, volgens vers 14?

Laat de cursisten overwegen wat zij ter verdediging van de Heiland tegen Pilatus zouden hebben gezegd, als ze daartoe de kans hadden gekregen. Nodig enkele cursisten uit om hun gedachten aan de klas over te brengen.

Vat Mattheüs 27:15–16 samen: elk jaar verleende de Romeinse stadhouder ter gelegenheid van het Pascha gratie aan een veroordeelde misdadiger. Het volk mocht kiezen welke gevangene zou worden vrijgelaten. Toen Jezus werd veroordeeld, was er een bekende gevangene die Barabbas heette; hij was veroordeeld wegens diefstal, opstand tegen de Romeinse overheid en moord.

Laat enkele cursisten beurtelings een vers voorlezen uit Mattheüs 27:17–25. Laat de klas meelezen en bepalen welke vraag Pilatus stelde aan de menigte die zich voor het paleis van de stadhouder had verzameld.

  • Welke vraag stelde Pilatus aan de menigte volgens verzen 17 en 21?

  • Welke redenen had Pilatus om Jezus vrij te laten in plaats van Barabbas?

  • Waarom liet Pilatus uiteindelijk Barabbas vrij en veroordeelde hij Jezus tot de kruisdood?

Mattheüs 27:26–50

Jezus wordt gegeseld, bespot en gekruisigd.

Laat een cursist Mattheüs 27:26 voorlezen en laat de klas bepalen wat er met Jezus gebeurde voordat Hij werd overgegeven om gekruisigd te worden.

  • Wat betekent het om gegeseld te worden? (Herhaaldelijk met een zweep worden geslagen)

U kunt een kleine steen met een scherpe of puntige kant laten zien en uitleggen dat in een zweep die gebruikt werd om te geselen, vaak scherpe voorwerpen (zoals stukjes steen, metaal of bot) waren verweven. Deze straf werd meestal gebruikt voor slaven, in tegenstelling tot edelen of Romeinse vrijen, die met stokken werden geslagen. Veel mensen overleefden de geseling niet, omdat er zware lichamelijke schade werd toegebracht.

Laat enkele cursisten beurtelings een vers voorlezen uit Mattheüs 27:27–32. Laat de klas meelezen en letten op wat de Romeinse soldaten met Jezus deden.

  • Wat deden de Romeinse soldaten om Jezus te bespotten?

  • Waarom denk je dat de soldaten iemand anders dwongen om het kruis van Jezus te dragen? (Jezus was lichamelijk uitgeput van de onvoorstelbare pijn en het bloedverlies in de hof van Gethsémané en van de geseling.)

  • Hoe zou jij je hebben gevoeld als je werd verplicht het kruis van Jezus te dragen, in het besef dat Jezus de Zoon van God en de Heiland van de wereld is?

Laat een cursist Mattheüs 27:33–34 voorlezen en laat de klas letten op wat Jezus weigerde te doen voor Hij werd gekruisigd.

  • Wat weigerde Jezus? (Hij weigerde te drinken van de vloeistof die Hem werd aangeboden.)

Deze weigering was de vervulling van een profetie in Psalmen 69:21. U kunt uitleggen dat wijn ‘vermengd met gal’ (Mattheüs 27:34), of met de woorden van Markus: ‘met mirre vermengde wijn’ (Markus 15:23) gewoonlijk als verdoving werd aangeboden om het lijden van een stervende te verlichten. Jezus koos ervoor om er niet van te drinken, omdat Hij niet versuft wou raken en omdat Hij vastbesloten was om ondanks de pijnen van zijn zoenoffer bij bewustzijn te blijven.

Laat enkele cursisten beurtelings een vers voorlezen uit Mattheüs 27:35–45 en laat de klas opzoeken wat de mensen nog meer deden om Jezus te bespotten of te verleiden.

  • Hoe probeerde het volk Jezus te bespotten of te verleiden?

  • Waarom denk je dat Jezus niet van het kruis afkwam, ook al bezat Hij de macht Zichzelf te verlossen?

Laat de cursisten Mattheüs 27:46 in stilte lezen en opzoeken wat Jezus zei toen Hij aan het kruis hing.

  • Wat zei Jezus? (‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’)

Om de cursisten beter te laten begrijpen wat er op dat moment gebeurde, laat u een cursist het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘Met heel mijn ziel getuig ik dat […] een volmaakte Vader zijn Zoon op dat moment niet heeft verlaten. Ik denk persoonlijk dat de Vader tijdens de hele bediening van Christus op aarde wellicht nooit dichter bij zijn Zoon heeft gestaan dan in deze hartverscheurende laatste momenten van zijn lijden. Niettemin […] onttrok de Vader aan Jezus voor een korte tijd de troost van zijn Geest en de steun van zijn persoonlijke tegenwoordigheid’ (Zie ‘Niemand was bij Hem’, Liahona, mei 2009, 87–88).

  • Waarom denk je dat onze hemelse Vader op dat moment zijn Geest aan Jezus onttrok?

Om de cursisten te helpen in vers 46 een waarheid terug te vinden, leest u het vervolg van de uitspraak van ouderling Holland voor:

‘Dat was een vereiste; ja het was zelfs de kern van de verzoening dat deze volmaakte Zoon die nooit kwaad had gesproken, nooit kwaad had gedaan en het onreine nooit had aangeraakt, moest weten hoe de rest van de mensheid — wij allemaal — zich zou voelen na het begaan van deze zonden. Zijn verzoening kon pas oneindig en eeuwig zijn als Hij had gevoeld wat het betekende om niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk dood te gaan, als Hij kon voelen dat de Geest van God zich terugtrekt, resulterend in een gevoel van volslagen, verschrikkelijke en hopeloze eenzaamheid’ (‘Niemand was bij Hem’, 88).

  • Hoe zou jij op basis van Mattheüs 27:46 en de woorden van ouderling Holland samenvatten wat de Heiland als onderdeel van de verzoening heeft doorstaan? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: Als onderdeel van de verzoening voelde Jezus Christus dat de Geest van zijn hemelse Vader Hem verliet.)

  • Waarom moest Jezus Christus volgens ouderling Holland voelen dat de Geest zich terugtrok? (Zodat Hij zou weten hoe het voelt om geestelijk te sterven)

Leg uit dat wij de geestelijke dood, of het terugtrekken van de Geest van onze hemelse Vader, voelen als we zondigen. Getuig dat Jezus Christus ons, doordat Hij in de hof van Gethsémané en aan het kruis de geestelijke dood heeft ervaren, kan helpen als wij door onze slechte keuzes van de Geest van onze hemelse Vader zijn gescheiden. Hij helpt ons ook als wij ons eenzaam voelen.

Laat de cursisten in stilte Mattheüs 27:50 lezen en ook Mattheüs 27:54 in de Bijbelvertaling van Joseph Smith waar staat: ‘Jezus riep nogmaals met luide stem, en zei: Vader, het is volbracht, uw wil is geschied, en gaf de geest’.

  • Wat leren we uit dit vers in de Bijbelvertaling van Joseph Smith over de reden waarom Jezus dit lijden doorstond? (Maak de cursisten de volgende waarheid duidelijk: Jezus Christus heeft geleden om de wil van zijn hemelse Vader te doen.)

Herinner de cursisten aan de vorige les, waarin Mattheüs 26 aan bod kwam en de cursisten leerden over het lijden van de Heiland in Gethsémané en zijn bereidheid om zijn wil aan die van de Vader te onderwerpen. Laat de cursisten eventueel Mattheüs 26:39 als verwijzing in de kantlijn noteren naast Mattheüs 27:50, om hen eraan te herinneren dat Jezus heeft gedaan wat Hij had beloofd.

  • Waarom bestond de wil van de Vader erin dat Jezus zoveel lijden moest doorstaan, te beginnen in Gethsémané en eindigend aan het kruis?

Leg uit dat we onze dankbaarheid voor wat de Heer voor ons heeft doorstaan, het best kunnen tonen door een rechtschapen leven te leiden. Vestig de aandacht nogmaals op de onvolledige zin die u aan het begin van de les op het bord schreef: ‘Vandaag zag en voelde ik …’ Laat de cursisten deze zin in hun aantekenschrift of Schriftendagboek vervolledigen. Geef ze voldoende tijd en vraag eventueel aan enkele cursisten wat ze hebben opgeschreven.

Toelichting en achtergrondinformatie

Mattheüs 27:15–21. Barabbas of Jezus?

Ironisch genoeg betekent de naam Barabbas ‘zoon van de vader’. De menigte, die voornamelijk door de hogepriesters en ouderlingen was opgehitst, vroeg om de vrijlating van Barabbas terwijl de ware Zoon van de Vader werd verworpen. In zekere zin lijken wij allemaal op Barabbas: wij zijn de zondige zonen die worden vrijgelaten, omdat de ware Zoon van de Vader ter dood werd veroordeeld. Barabbas was een dief, een moordenaar en een verrader, terwijl Jezus de Christus volmaakt was. Zij die de Heiland ter dood veroordeelden, hadden de keuze, en zij kozen voor het kwade.

De wet van Mozes bevatte vooruitwijzingen naar de vrijlating van Barabbas, eeuwen voordat die plaatsvond. Volgens de wet van Mozes kozen de overpriesters eenmaal per jaar op de Grote Verzoendag twee bokken uit. De ene bok was de zondebok en werd levend en wel in de woestijn losgelaten, terwijl de andere ‘voor de Heer’ was en als offer voor de zonde van de mensen werd gedood (zie Leviticus 16:8–10). De hogepriester nam dan een deel van het bloed van de geofferde bok mee naar het heilige der heiligen van de tabernakel. Hij sprenkelde het op het deksel van de ark van het verbond (het verzoendeksel), als symbolisch zoenoffer voor de zonden van Israël.

Gerald N. Lund, die later lid van de Zeventig zou worden, heeft uitgelegd in welk opzicht de gebeurtenissen van de Grote Verzoendag een voorafschaduwing waren van de Heiland die zijn bloed offert: ‘Christus was het lam van Jehova en Hogepriester, en hij vergoot zijn eigen bloed om binnen te treden in het hemelse heilige der heiligen, waar dat bloed als losprijs zou dienen voor de zonden van hen die in Hem geloven en zijn geboden onderhouden. (Zie Hebreeën 9:11–14, 24–28; 10:11–22; LV 45:3–5)(Jezus Christ, Key to the Plan of Salvation [1991], 67)

Mattheüs 27:26. Wat betekende het om gegeseld te worden?

Ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd wat het betekende om gegeseld te worden:

‘Bij deze gruwelijke praktijk, een voorbode van de kruisiging, werd het slachtoffer ontkleed, aan een pijler of een hek gebonden en geslagen met een gesel, gemaakt van strengen van leer waarin scherpe stukjes lood of bot waren verweven. Nadien bloedde het gemartelde slachtoffer hevig, was hij verzwakt of zelfs overleden’ (Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], deel 1, 807).

In een andere toespraak zei ouderling McConkie dat ‘velen bezweken aan een dergelijke geseling, maar [Jezus Christus] overleefde de verschrikkingen ervan teneinde een smadelijke dood aan het wrede kruis van Golgotha te sterven.’ (‘The Purifying Power of Gethsemane’ Ensign, mei 1985, 9–10.)

Afdrukken