Bibliotheek
Les 31: Mattheüs 26:31–75


Les 31

Mattheüs 26:31–75

Inleiding

In de hof van Gethsémané begint Jezus Christus als onderdeel van de verzoening de zonden van alle mensen op Zich te nemen. Judas verraadt Jezus. Jezus staat illegaal voor Kajafas, de hogepriester, terecht en valselijk beschuldigd. Ondertussen ontkent Petrus drie keer dat hij de Heiland kent als hij als een van Jezus Christus’ discipelen herkend wordt.

Lessuggesties

Mattheüs 26:31–46

Jezus Christus lijdt in de hof van Gethsémané

Vraag de cursisten zich het volgende scenario voor te stellen: een jongeman weet van jongs af dat het zijn plicht is om op zending te gaan. Als tiener weet hij dat nog steeds, maar hij heeft het moeilijk om zich erop toe te leggen. Hij heeft meer interesse in andere mogelijkheden en maakt zich zorgen dat die aan hem voorbij zullen gaan als hij op zending gaat.

  • In welke andere situaties kunnen jongemannen en -vrouwen andere verlangens dan onze hemelse Vader hebben? (Zet de antwoorden van de cursisten op het bord.)

  • Waarom is het soms moeilijk om de wil van onze hemelse Vader te doen?

Laat de cursisten in Mattheüs 26:31–46 zoeken naar beginselen die hen kunnen helpen als ze het moeilijk hebben om de wil van onze hemelse Vader te gehoorzamen.

Herinner de cursisten aan Mattheüs 26:1–30, waarin de Heer met zijn apostelen de paasmaaltijd nuttigde en het avondmaal instelde.

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Mattheüs 26:31–35 voor te lezen. Laat de klas meelezen en letten op wat Jezus over zijn apostelen profeteerde.

  • Wat zou er volgens Jezus die nacht met zijn apostelen gebeuren?

Leg uit dat aanstoot nemen in deze context zich afkeren of in de steek laten betekent.

  • Hoe reageerden Petrus en de andere apostelen?

Vraag een cursist om Mattheüs 26:36–38 voor te lezen. Laat de klas meelezen en letten op waar Jezus en de apostelen na het paasfeest heengingen. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Laat de cursisten Bijbelfoto’s nr. 11, ‘Olijfberg’, en nr. 12, ‘Hof van Gethsémané’, in de Gids bij de Schriften bekijken. Leg uit dat Gethsémané een hof met olijfbomen op de Olijfberg net buiten de muren van Jeruzalem was en dat de naam Gethsémané ‘olijfpers’ betekent.

Afbeelding
Olijfberg

Olijfberg

Afbeelding
Hof van Gethsémané

Hof van Gethsémané

  • Welke zinsneden in de verzen 36–38 beschrijven Jezus’ gevoelens bij het binnengaan van Gethsémané?

Laat een cursist Mattheüs 26:39 voorlezen en vraag de klas te letten op wat Jezus deed ‘nadat Hij iets verder gegaan was’.

  • Welke woorden en zinsneden in de verzen 37–39 beschrijven de last die Jezus ervoer?

  • Wat vroeg Jezus de Vader om aan Hem voorbij te laten gaan?

Toon een drinkbeker. Leg uit dat de drinkbeker waarnaar de Heiland verwees een symbool van het bitter lijden was dat Hij als onderdeel van de verzoening onderging. Jezus Christus begon in Gethsémané als onderdeel van zijn grote zoenoffer de zonden en het leed van alle mensen op Zich te nemen.

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen, waarin hij uitlegt wat Jezus vroeg toen Hij de Vader verzocht om de drinkbeker aan Hem voorbij te laten gaan:

Afbeelding
Ouderling Jeffrey R. Holland

‘De Heer zei in feite: “Als er een andere weg is, zou Ik die liever bewandelen. Als er een andere weg is — welke dan ook — dan zal Ik die graag aanvaarden.” […] Maar uiteindelijk werd de beker niet weggenomen.’ (‘Teaching, Preaching, Healing’, Ensign, januari 2003, 41.)

U kunt de cursisten in overweging geven om de zin ‘Maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt’ in vers 39 te markeren.

  • Wat deed Jezus om de verzoening te volbrengen, hoewel Hij vroeg om een andere manier om het doel van de Vader teweeg te brengen? (De cursisten dienen de volgende waarheid te vinden: Jezus Christus onderwierp zijn wil aan de wil van de Vader om de verzoening te volbrengen.)

  • Wat komen we over Jezus te weten doordat Hij bereid was om Zich aan de wil van zijn hemelse Vader te onderwerpen, hoewel dat betekende dat Hij intense pijn en uiteindelijk de dood zou ondergaan?

Zet de volgende onvolledige zin op het bord: We volgen het voorbeeld van Jezus Christus als we …

  • Hoe zou je deze zin op basis van wat we in Mattheüs 26:39 geleerd hebben aanvullen? (Vul de zin op het bord met de woorden van de cursisten aan, zodat deze waarheid duidelijk wordt: We volgen het voorbeeld van Jezus Christus als we ervoor kiezen om onze wil aan de wil van onze hemelse Vader te onderwerpen.)

Herinner de cursisten aan het verhaal van de jongeman die aarzelde om op zending te gaan en aan de andere situaties op het bord.

  • Hoe sterkt het voorbeeld van de Heiland ons in deze situaties?

Laat de cursisten nadenken over situaties waarin ze er uiteindelijk voor kozen om de wil van onze hemelse Vader te doen, hoewel ze andere verlangens hadden. Vraag een paar cursisten om over hun ervaringen te vertellen en uit te leggen waarom ze die keuze maakten en hoe ze zich erover voelden.

Spoor de cursisten aan om een specifieke manier te bepalen waarop ze het voorbeeld van Jezus Christus gaan volgen door hun wil aan die van onze hemelse Vader te onderwerpen.

Vraag de cursisten Mattheüs 26:37–38 door te nemen en te letten op de instructies van de Heiland aan Petrus, Jakobus en Johannes in Gethsémané.

  • Welke instructies gaf Jezus Petrus, Jakobus en Johannes?

  • Wat bedoelde Hij met ‘waak met Mij’ (vers 38)?

Om te verduidelijken waarom de discipelen die instructie van de Heiland om met Hem te waken misschien wel moesten horen, legt u uit: toen de discipelen bij de hof kwamen, begonnen ze ‘buitengewoon ontsteld en zeer verontrust te worden en zich in hun hart te beklagen, en zich af te vragen of dit wel de Messias was.’ (Bijbelvertaling van Joseph Smith, Markus 14:36 [in de Gids bij de Schriften.]) Door ze te instrueren om met Hem te waken, maande Jezus hen tot waakzaamheid omdat hun geloof in Hem beproefd zou worden.

  • Waarom zouden de discipelen zich afvragen of Jezus wel de Messias was? (Veel Joden begrepen niet dat de Messias zou lijden en sterven. Ze dachten daarentegen dat de Messias de Joden zou bevrijden door de Romeinse heerschappij omver te werpen.)

Laat een cursist Mattheüs 26:40 voorlezen en vraag de klas te letten op wat Jezus ontdekte dat zijn apostelen gedaan hadden terwijl Hij aan het bidden was. Vraag de cursisten naar hun bevindingen. Leg uit dat de Bijbelvertaling van Joseph Smith van Lukas 22:45 aangeeft dat de discipelen sliepen, ‘want zij waren vervuld met droefheid’.

  • Waarom zouden de apostelen met droefheid vervuld geweest zijn?

  • Hoe zou jij je gevoeld hebben als je besefte dat je in slaap was gevallen in plaats van met de Heiland te waken?

Laat een cursist Mattheüs 26:41 voorlezen en laat de klas letten op wat Jezus zijn apostelen opdroeg om te doen. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Welk beginsel halen we uit de instructies van de Heiland aan zijn apostelen? (De cursisten dienen het volgende beginsel te vinden: Als we voortdurend waken en bidden, zullen we de kracht hebben om verleiding te weerstaan.

  • Wat betekent de zinsnede ‘de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak’ (vers 41)? Hoe houdt dit verband met verleiding weerstaan?

  • Herinner de cursisten eraan dat ‘waken’ wakker, alert of waakzaam zijn betekent. Hoe helpt geestelijk waken en bidden ons om onze zwakheden te overwinnen en verleiding te weerstaan?

Vraag de cursisten om te overwegen of ze, net als de apostelen in Gethsémané, ooit al eens aan verleiding toegegeven hebben, omdat ze niet gebeden hadden en niet waakzaam geweest waren. Vraag ze welke uitwerking die keuze op hen had. Laat de cursisten nadenken over situaties waarin ze verleiding weerstonden door te bidden en waakzaam te zijn.

  • Wat heeft je geholpen om voortdurend te waken en te bidden?

Getuig dat we verleiding kunnen weerstaan door voortdurend te waken en te bidden. Laat de cursisten op een blaadje één ding opschrijven dat ze gaan doen om voortdurend te waken en te bidden. Spoor ze aan om dat blaadje altijd bij zich te hebben als herinnering aan hun doel.

Vat Mattheüs 26:42–46 samen met de uitleg dat Jezus in de hof van Gethsémané drie keer bad. Telkens uitte Hij zijn bereidheid om de wil van zijn Vader te doen.

Mattheüs 26:47–75

Jezus Christus wordt gevangengenomen en voor Kajafas berecht

Laat een cursist de volgende uitspraak van ouderling Gerald N. Lund voorlezen, die later lid van de Zeventig werd:

Afbeelding
Ouderling Gerald N. Lund

‘Beeld u in dat [Jezus Christus] — de Persoon wiens macht, wiens licht, wiens heerlijkheid het heelal samenhoudt, de Persoon die door te spreken zonnestelsels, melkwegstelsel en sterren doet ontstaan — voor goddeloze mensen staat en door hen veroordeeld wordt alsof Hij niets waard is!’ (‘Knowest Thou the Condescension of God?’ in Doctrines of the Book of Mormon: The 1991 Sperry Symposium, red. Bruce A. Van Orden en Brent L. Top [1992], 86.)

Zet Mattheüs 26:47–68 op het bord. Laat de cursisten in deze verzen zoeken naar hoe Jezus Christus Zich aan de wil van zijn Vader bleef onderwerpen, hoewel Hij door slechte mannen mishandeld en veroordeeld werd. Naargelang de behoeften van uw cursisten kunt u de verzen klassikaal voorlezen, de cursisten in groepjes van twee opdelen en ze samen laten lezen of de cursisten vragen om ze in stilte door te nemen.

Stel na voldoende tijd de volgende vraag:

  • Hoe onderwierp Jezus Christus Zich aan de wil van onze hemelse Vader, hoewel Hij door slechte mannen mishandeld en veroordeeld werd?

Vraag een cursist om Mattheüs 26:53 voor te lezen. Vraag de klas mee te lezen en te letten op wat Jezus zei dat Hij op dat moment had kunnen doen.

  • Wat had de Heiland kunnen doen?

  • Wat deed Jezus in plaats van om engelenlegioenen of een andere goddelijke macht te vragen?

  • Wat zegt dat over de bereidheid van de Heiland om ongeacht de omstandigheden de wil van onze hemelse Vader te doen?

Hoewel Jezus Christus de macht had om de mannen die Hem sloegen en bespuwden te vernietigen, leed en doorstond Hij het gewillig (zie 1 Nephi 19:9). De leiders en soldaten beseften niet dat Jezus een beroep op onbegrensde macht had kunnen doen als dat de wil van de Vader geweest was.

Wijs de cursisten erop dat de profetie van de Heiland dat de apostelen Hem zouden verlaten in vers 56 in vervulling gaat. Maar ze deden dat slechts tijdelijk.

Vat Mattheüs 26:69–75 samen met de uitleg dat Petrus drie keer ontkende dat hij Jezus kende terwijl de Heiland berecht werd. (Noot: Petrus’ ontkenning wordt in de les over Lukas 22 uitvoeriger behandeld.)

Geef uw getuigenis van de waarheden die in deze les zijn besproken.

Toelichting en achtergrondinformatie

Mattheüs 26:39. ‘Maar niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt’

Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd:

‘Als u uw cursisten tot één belangrijk voornemen kunt brengen in reactie op het onvergelijkelijke offer dat de Heiland voor ze heeft gebracht, zijn betaling voor hun overtredingen, zijn leed voor hun zonden, laat hen dan inzien hoe noodzakelijk het is dat zij gehoorzamen — dat zij op hun eigen moeilijke momenten en tijden van beslissingen hun wil ‘aan de wil van de Vader’ [3 Nephi 11:11] onderwerpen, ongeacht de prijs. Ze zullen dat niet altijd doen, net zo goed als u en ik dat niet altijd hebben kunnen doen, maar het zou hun doel moeten zijn. Wat Christus het meest lijkt te willen beklemtonen wat zijn bediening betreft — meer dan de persoonlijke deugden, de schitterende redes en zelfs de genezingen — is dat Hij zijn wil aan die van de Vader onderwierp.’ (‘Teaching, Preaching, Healing’, Ensign, januari 2003, 41.)

Afdrukken