Bibliotheek
Les 70: Johannes 10


Les 70

Johannes 10

Inleiding

Jezus verkondigt dat Hij de goede Herder is en dat Hij zijn leven voor zijn schapen zal geven. Hij getuigt ook dat zijn hemelse Vader Hem macht over de dood gegeven heeft. Sommige mensen beschuldigen Jezus van heiligschennis omdat Hij verklaart dat Hij de Zoon van God is.

Lessuggesties

Johannes 10:1–24

Jezus verkondigt dat Hij de goede Herder is en dat Hij zijn leven voor zijn volk zal geven

Laat een cursist naar voren komen. Blinddoek de cursist en breng dan een aantal sets Schriften bij elkaar, waaronder de set van de cursist. Vraag de cursist om de sets te betasten en uit te dokteren welke zijn of haar set is. Vervolgens vraagt u:

  • Waarom was je (niet) in staat te bepalen welk set de jouwe was?

  • Als ik je zou vragen om het gezicht van je klasgenoten te betasten, hoeveel zou je er dan correct kunnen raden? (Vraag de cursist niet om dat werkelijk te doen.)

Laat de cursist de blinddoek afdoen en naar zijn of haar plaats terugkeren. Leg uit dat een herder in het Midden-Oosten gevraagd werd hoe goed hij zijn schapen kende. Zijn antwoord luidde: ‘Als u mij blinddoekte en een schaap naar me bracht en me het gezicht liet betasten, zou ik u meteen kunnen zeggen of het er een van mij was.’ (G. M. Mackie, Bible Manners and Customs [zonder datum], 35.)

  • Stel dat je zelf herder was. Wat zou er nodig zijn om de schapen in je kudde net zo goed te kennen als deze herder?

Laat de cursisten Johannes 10:14 in stilte lezen en vaststellen hoe Jezus Zichzelf noemde. Vraag ze naar hun bevindingen. Zet de volgende zin op het bord: Jezus Christus is de goede Herder.

  • Waarom is ‘de goede Herder’ een gepaste titel voor de Heiland?

Spoor de cursisten bij hun studie van Johannes 10 aan om te zoeken naar waarheden die verduidelijken in welke opzichten de Heiland onze goede Herder is.

Om de cursisten meer inzicht te geven in de culturele toestand in de tijd van Johannes 10:1–5 legt u uit dat herders in die tijd hun kudde overdag naar voedsel, water en onderdak leidden. De herders brachten hun kudde ’s avonds naar een gemeenschappelijke schaapskooi. Een schaapskooi is een grot of een stuk land omgeven door muren waarop scherpe doornen bevestigd zijn die wilde dieren buiten houden.

Deel de cursisten op in groepjes van twee. Laat ze samen Johannes 10:1–5 lezen en vaststellen wat een goede herder doet. Vraag na verloop van tijd enkele cursisten om te vertellen wat ze hebben gevonden. Zet hun antwoorden onder Jezus Christus is de goede Herder op het bord. (Mogelijke antwoorden: hij gaat door de deur naar binnen, roept zijn schapen bij hun naam, gaat voor hen uit.)

  • Hoe leidt de herder zijn schapen uit de schaapskooi naar buiten volgens vers 3?

  • Waarom volgen de schapen volgens de verzen 4–5 alleen hun herder?

  • Hoe noemde de Heiland mensen die de schaapskooi niet door de deur binnengaan?

Leg uit dat de Heiland daarmee onder andere de Farizeeën bedoelde (zie Johannes 9:41).

  • Hoe waren de Farizeeën net als dieven, rovers en vreemden?

Laat de cursisten Johannes 10:6 doorlezen en letten op de reactie van de Farizeeën op het onderwijs van de Heiland. Vraag ze naar hun bevindingen.

Leg uit dat de Heiland in Johannes 10:7–16 meer over de verschillen tussen Hem en de Farizeeën spreekt. Laat een cursist de verzen 7–10 voorlezen. Lees vervolgens de Bijbelvertaling van Joseph Smith van vers 8 voor: ‘Allen die vóór Mij gekomen zijn en niet van Mij hebben getuigd zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd.’ Laat de klas meelezen en op de leringen van Jezus in deze verzen letten.

  • Welk aanvullend inzicht over de dieven biedt de vertaling van Joseph Smith van vers 8?

  • Wat bedoelde de Heiland toen Hij zei: ‘Ik ben de Deur’ (verzen 79)?

Leg uit: ‘In Israël stonden de herders aan de ingang van de schaapskooi. Ze inspecteerden elk schaap dat binnenging en verzorgden zo nodig verwondingen. Als de schapen ’s avonds allemaal binnen waren, ging de herder aan de ingang slapen. Zo blokkeerde hij de toegang voor roofdieren of dieven en beschermde hij de schapen.’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 231–232.)

  • Hoe zijn die zaken vergelijkbaar met wat de Heiland voor ons doet?

  • Hoe geeft de Heiland ‘overvloed’ (Johannes 10:10) aan wie Hem volgen?

Laat een cursist Johannes 10:11–15 voorlezen. Laat de klas meelezen en nagaan wat goede herders volgens de Heiland nog meer doen. Wijs ze erop dat de drijfveer van een huurling voornamelijk geld is.

Laat enkele cursisten naar het bord komen en andere zaken die ze over de goede Herder gevonden hebben onder Jezus Christus is de goede Herder zetten. (Mogelijke antwoorden: Hij geeft zijn leven voor zijn schapen, kent zijn schapen en zijn schapen kennen Hem.)

  • Waartoe is een herder in tegenstelling tot een huurling bereid?

  • Welke waarheid over de Heiland halen we uit deze verzen? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: als de goede Herder kent Jezus Christus ieder van ons en heeft Hij zijn leven voor ons gegeven. Zet die waarheid onder Jezus Christus is de goede Herder op het bord.)

Herinner de cursisten aan de herder in het Midden-Oosten die zijn schapen zo goed kende.

  • Hoe goed kent de Heiland jou?

  • Hoe heeft de kennis dat de Heiland jou kent en bereid was om zijn leven voor jou te geven een uitwerking op je dagelijkse leven?

Leg uit dat nadat de Heiland gezegd had dat Hij zijn leven voor ons zou geven, Hij aangaf dat Hij nog iets zou doen. Vraag een cursist Johannes 10:16 voor te lezen. Laat de klas letten op wat de Heiland nog meer voor zijn schapen (zijn volk) zou doen.

  • Wat zou de Heiland voor zijn schapen doen?

  • Wat staat er in dit vers over de locatie van zijn schapen?

Leg uit dat de Heiland de Joden in Jeruzalem vertelde dat Hij Gods kinderen in andere landen zou bezoeken, hen in zijn evangelie zou onderwijzen en hen aan zijn kudde (zijn kerk) zou toevoegen. Leg uit dat het Boek van Mormon dit vers verduidelijkt.

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit 3 Nephi 15:15–17, 21; 16:1–3 voor te lezen. Laat de cursisten deze verwijzing desgewenst in de kantlijn van hun Schriften naast Johannes 10:16 noteren.

  • Hoe geven deze verzen ons meer inzicht in Johannes 10:16? (De ‘andere schapen’ zijn de Nephieten en de verloren stammen, niet de andere volken.)

Laat de cursisten Johannes 10:17–18 doorlezen en letten op een leerstelling over de Heiland. Vraag ze naar hun bevindingen. (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: als de letterlijke Zoon van God had Jezus Christus de macht om zijn leven te geven en het opnieuw op te nemen. Spoor de cursisten aan om de woorden in deze verzen waaruit deze leerstelling blijkt te markeren.)

  • Waarom had de Heiland het vermogen om te sterven en daarna op te staan? (Van Maria, zijn sterfelijke moeder, erfde Jezus de sterfelijkheid, inclusief de mogelijkheid om te sterven. Van Elohim, zijn Vader, erfde Hij de onsterfelijkheid, de macht om voor eeuwig te leven. Zo had Hij zowel het vermogen om te sterven als om op te staan geërfd, waardoor Hij de verzoening tot stand kon brengen. [Zie de les over Mattheüs 1–2.])

Vat Johannes 10:19–24 samen met de uitleg dat er na Jezus’ onderricht verdeeldheid heerste over wie Jezus was. De mensen benaderden Jezus in de tempel en zetten Hem onder druk om zijn ware identiteit als de Christus openbaar te maken.

Johannes 10:25–42

Jezus verkondigt dat Hij de Zoon van God is

Laat een cursist naar voren komen. Blinddoek de cursist en laat vervolgens enkele andere cursisten beurtelings een bepaald woord zeggen (bijvoorbeeld ‘herder’). Vraag de geblinddoekte cursist te luisteren en de persoon die spreekt aan de hand van zijn of haar stem te herkennen.

  • Waarom zijn sommige stemmen makkelijker te herkennen dan andere?

Laat de cursist de blinddoek afdoen en naar zijn of haar plaats terugkeren. Laat een cursist Johannes 10:25–30 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en te letten op de reactie van de Heiland op het verzoek van de Joden om hun te vertellen of Hij de Christus was.

  • Hoe beschreef de Heiland zijn schapen? (De schapen van de Heiland horen zijn stem en volgen Hem.)

  • Wat ontvangen wie de stem van de Heiland horen en Hem volgen volgens vers 28?

  • Welk beginsel kunnen we uit deze verzen leren? (De cursisten kunnen er verschillende noemen, maar beklemtoon in elk geval: als we de stem van de goede Herder leren kennen en Hem volgen, leidt Hij ons naar het eeuwige leven. Zet dat beginsel onder Jezus Christus is de goede Herder op het bord. Laat de cursisten het beginsel desgewenst in de kantlijn van hun Schriften naast Johannes 10:27–28 noteren.

Herinner de klas aan de tweede geblinddoekte cursist en aan het feit dat hij of zij de stem van klasgenoten kon herkennen.

  • Wat kunnen we doen om de stem van de Heiland te leren kennen? (Zie ook LV 18:34–36.)

  • Wat heb je gedaan om meer vertrouwd met de stem van de Heiland te raken?

  • Op welke manieren tonen we dat we de Heiland volgen?

Geef de cursisten de tijd om te bedenken hoe ze de stem van de Heiland beter kunnen horen en Hem beter kunnen volgen. Laat ze in hun Schriftendagboek een van deze zaken noteren: (1) een doel om meer op de stem van de Heiland te letten en manieren waarop ze dat gaan doen of (2) een doel om zijn stem beter te volgen en hoe ze dat gaan doen.

Vat Johannes 10:31–42 samen met de uitleg dat nadat de Heiland gezegd had dat Hij en zijn Vader één zijn, de Joodse leiders Hem wegens godslastering wilden stenigen. Hij reageerde echter op hun beschuldiging door Psalmen 82:6 te citeren: ‘U bent goden, u bent allen zonen van de Allerhoogste.’ De Heiland vroeg de Joden vervolgens waarom ze Hem van godslastering beschuldigden omdat Hij zei dat Hij de Zoon van God was, aangezien er in de Schriften staat dat we allen zonen van God zijn en zelf goden kunnen worden.

Getuig tot slot van de waarheden en beginselen in Johannes 10 en spoor de cursisten aan ze toe te passen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Johannes 10:30. ‘Ik en de Vader zijn één’

Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de uitspraak dat de Heiland en zijn Vader één zijn, verduidelijkt:

‘Ons eerste en belangrijkste geloofsartikel in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen luidt: “Wij geloven in God, de eeuwige Vader, en in zijn Zoon, Jezus Christus, en in de Heilige Geest” [Geloofsartikelen 1:1]. Wij geloven dat deze drie goddelijke personen, die samen één Godheid vormen, eensgezind zijn in doel, methodiek, getuigenis en zending. Wij geloven dat Zij allen vervuld zijn met hetzelfde goddelijke gevoel van barmhartigheid en liefde, rechtvaardigheid en genade, geduld, vergeving en verlossing. Ik denk dat het juist is om te stellen dat wij geloven dat zij in elk denkbaar, belangrijk en eeuwig aspect één zijn, maar wij geloven niet dat zij drie personen zijn in het ene, ondeelbare wezen van God, het denkbeeld van de Drie-eenheid dat in de Schriften nooit is verkondigd, omdat het niet waar is.’ (‘De enige waarachtige God en Jezus Christus, die Hij gezonden heeft’, Liahona, november 2007, 40.)

Ouderling B. H. Roberts van het Presidium van de Zeventig heeft uitgelegd waarom de Heiland de Farizeeën tegensprak die Hem van godslastering beschuldigden:

‘Laat het duidelijk zijn dat Jezus in het bovenstaande gesprek waarin Hij ervan beschuldigd wordt Zichzelf God te noemen, de aanklacht niet ontkent; in plaats daarvan wijst Hij hen erop dat God in de wet die Hij Israël gegeven had tegen enkelen van hen gezegd had: “U bent goden.” En bovendien, argumenteerde Jezus, als wie het woord van God in de Joodse wet ontvingen goden genoemd werden, en de Schrift waarin dat staat niet gebroken kan worden, dat wil zeggen, de waarheid ervan ontkend of betwist — waarom klaagden de Joden dan als Hij, Christus, die speciaal door God de Vader geheiligd was, Zichzelf ook de Zoon van God noemde?’ (New Witnesses for God, 3 delen [1909–1911], deel 1, 465–466.)

Johannes 10:27. ‘Mijn schapen horen Mijn stem […] en zij volgen Mij’

President Harold B. Lee heeft gezegd dat we de stem van de Heiland op verschillende manieren kunnen horen:

‘Als wij volgens de gedragsnormen door het leven gaan, zal de Heer ons leiden — door een persoonlijke verschijning, door zijn stem, door een stem in onze gedachten, of door indrukken in ons hart en onze ziel. En wat moeten we dankbaar zijn als de Heer in een droom de schoonheid van de eeuwigheid aan ons openbaart, of ons een waarschuwing of advies voor ons welzijn geeft. Ja, als we zo leven, zal de Heer ons voor ons bestwil en ons eeuwig heil leiden.’ (Leringen van kerkpresidenten: Harold B. Lee [2000], 51–52.)

Ouderling Joseph B. Wirthlin van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd hoe we de Heiland kunnen volgen:

‘Hoe kunnen we de Heiland volgen? Door geloof te oefenen. Door in Hem te geloven. Door in onze hemelse Vader te geloven. Door te geloven dat God in deze tijd met de mens op aarde spreekt.

‘We volgen de Heiland door ons van onze zonden te bekeren — door berouw over onze zonden te voelen en ze na te laten.

‘We volgen de Heiland door in het doopwater af te dalen en vergeving van onze zonden te ontvangen, door de gave van de Heilige Geest te ontvangen en toe te laten dat Hij ons door zijn invloed inspireert, onderricht, leidt en troost.

‘Hoe kunnen we de Heiland volgen? Door Hem te gehoorzamen. Onze Vader in de hemel en Hij hebben ons geboden gegeven — niet om ons te straffen of te kwellen, maar om ons tot een volheid van vreugde te doen komen, zowel in dit leven als in de eeuwigheid die volgt, voor altijd en eeuwig.’ (‘Follow Me’, Ensign, mei 2002, 16–17.)

Afdrukken