Bibliotheek
Les 78: Johannes 18–19


Les 78

Johannes 18–19

Inleiding

Als de Joodse leiders Jezus gearresteerd en ondervraagd hebben, leveren ze Hem aan Pilatus uit om Hem te berechten en veroordelen. Pilatus stemt in met Jezus’ kruisiging, hoewel hij van Jezus’ onschuld overtuigd is. Aan het kruis draagt de Heiland de apostel Johannes op om voor zijn moeder te zorgen. Na Jezus’ kruisiging legt men zijn lichaam in een graftombe.

Lessuggesties

Johannes 18:1–32

Jezus wordt door de Joodse leiders gevangengenomen, die Hem voor Pilatus brengen

Zet de volgende vraag op het bord:

Wat is het moeilijkste moment om te geven om andermans welzijn?

Vraag enkele cursisten om de vraag op het bord te beantwoorden.

Leg uit dat Jezus Christus en de Romeinse stadhouder Pilatus tijdens de gebeurtenissen in Johannes 18–19 aan verschillende zaken prioriteit gaven. Zet aan de ene kant van het bord Wat hield Jezus Christus bezig? en aan de andere kant Wat hield Pilatus bezig?. Laat de cursisten bij hun studie van Johannes 18–19 letten op een waarheid die hen leert welke zaken in hun leven prioriteit dienen te krijgen.

Vat Johannes 18:1–3 samen met de uitleg dat nadat Jezus in de hof van Gethsémané geleden had, Judas Iskariot en dienaars van de overpriesters en de Farizeeën arriveerden om Hem gevangen te nemen.

  • Hoe zou je reageren als je wist dat een groep gewapende mannen je kwam arresteren en uiteindelijk doden?

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Johannes 18:4–11 en Lukas 22:50–51 voor te lezen. Laat de klas meelezen en nagaan hoe Jezus reageerde toen de groep arriveerde.

  • Wat zei Jezus tegen de mensen die Hem kwamen gevangennemen? (U kunt uitleggen dat de woorden dezen in Johannes 18:8 en hen in Johannes 18:9 verwijzen naar de apostelen die bij Jezus waren.)

  • Wat hield Jezus Christus volgens deze verzen bezig? (Zet na de antwoorden van de cursisten de volgende zinsneden onder ‘Jezus Christus’ op het bord: zijn apostelen beschermen, het oor van de slaaf genezen, de wil van zijn hemelse Vader doen.)

Laat een cursist de volgende samenvatting van Johannes 18:12–32 voorlezen:

Jezus liet de dienaars Hem gevangennemen. Ze brachten Hem voor Annas, een van de Joodse leiders, en vervolgens voor Kajafas, de hogepriester, die Jezus ter dood wilde veroordelen. Petrus en een andere discipel volgden Jezus. Toen drie verschillende mensen Petrus vroegen of hij een van Jezus’ discipelen was, verloochende hij Hem telkens. Nadat Kajafas Jezus verhoord had, brachten de Joodse leiders Jezus voor Pilatus, de Romeinse stadhouder van Judea, om Hem te berechten en veroordelen. Alleen de Romeinen hadden in Jeruzalem de bevoegdheid om iemand ter dood te veroordelen.

Leg uit dat dit verhoor wellicht in de burcht Antonia nabij de tempel plaatsvond. (U kunt de cursisten op Bijbelkaart 12 ‘Jeruzalem in de tijd van Jezus’ in de Gids bij de Schriften naar de burcht Antonia laten zoeken [nummer 3 op de kaart].)

Johannes 18:33–19:16

Jezus Christus staat terecht voor Pilatus

Laat twee cursisten de woorden van de Heiland en Pilatus in Johannes 18:33–37 voorlezen. (U kunt de cursisten voor de les vragen om de woorden die ze moeten voorlezen te zoeken.) U kunt de verteller zijn of die taak aan een andere cursist toewijzen. Vraag de klas om mee te lezen en vast te stellen wat Pilatus over Jezus wilde weten.

Leg uit dat de Joodse leiders Jezus ervan beschuldigden dat Hij Zich de Koning van de Joden noemde. Als Jezus beweerde dat Hij een koning was, kon Hij van staatsondermijning, of verraad, tegen de Romeinse overheid beschuldigd worden (zie Johannes 19:12). Daarop stond de doodstraf.

  • Wat legde Jezus uit aan Pilatus? (Zijn koninkrijk was ‘niet van deze wereld’ [Johannes 18:36], en Hij was naar de aarde gekomen om ‘voor de waarheid te getuigen’ [Johannes 18:37].)

Laat de cursisten Johannes 18:38–40 in stilte lezen en letten op wat Pilatus over Jezus vaststelde.

  • Wat stelde Pilatus over Jezus vast? (Hij zei: ‘Ik vind geen schuld in Hem’ [vers 38].)

  • Op welke manier probeerde Pilatus Jezus volgens vers 39 vrij te laten?

Vat Johannes 19:1–5 samen met de uitleg dat de Romeinse soldaten Jezus geselden en bespotten. Pilatus bracht Jezus vervolgens voor het volk.

Laat de cursisten Johannes 19:4, 6 in stilte lezen en letten op wat Pilatus herhaalde. (‘Ik vind in Hem geen schuld.’)

  • Wat vond Pilatus dus waarschijnlijk het juiste om te doen, gezien het feit dat hij volhield in Jezus geen schuld te vinden?

Laat een cursist Johannes 19:7 voorlezen. Laat de klas meelezen en vaststellen wat de Joodse leiders Pilatus over Jezus vertelden.

Vraag de cursisten die de woorden van Pilatus, Jezus en de verteller gelezen hebben om Johannes 19:8–11 voor te lezen. Laat de klas meelezen en letten op de reactie van Pilatus toen Hij hoorde dat Jezus zei dat Hij de Zoon van God was.

  • Hoe reageerde Pilatus toen de Joodse leiders hem vertelden dat Jezus gezegd had dat Hij de Zoon van God was?

  • Als jij Pilatus geweest was, hoe zou je je dan gevoeld hebben nadat je gehoord had wat Jezus over je macht als stadhouder zei? Waarom?

Leg uit dat de uitspraak van Jezus in vers 11 over de Joodse leiders die de ‘grotere zonde’ begaan hadden, aangaf dat als Pilatus gehoor gaf aan het verzoek van de menigte en Jezus liet kruisigen, Pilatus schuldig zou zijn, maar niet zo schuldig als zij die Jezus wilden doden.

Laat de cursisten Mattheüs 27:19 in stilte lezen en letten op de raad van Pilatus’ vrouw. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Laat een cursist Johannes 19:12–15 voorlezen. Vraag de klas om mee te lezen en vast te stellen wat Pilatus met Jezus wilde doen, en hoe de Joden reageerden.

  • Wat wilde Pilatus volgens vers 12 doen?

  • Wat zeiden de Joodse leiders tegen Pilatus toen ze hoorden dat hij Jezus wilde vrijlaten?

Herinner de cursisten eraan dat de Romeinse keizer Caesar Pilatus tot stadhouder van Judea benoemd had. Pilatus had Romeinse soldaten meermaals de opdracht gegeven om Joden af te slachten, en hij had enkele van hun heilige godsdienstige tradities geschonden. Pilatus’ daden waren aan Caesar gerapporteerd en Caesar had Pilatus berispt. (Zie hoofdstuk 34, noot 7, in James E. Talmage, Jesus the Christ, 3e editie [1916], 648–649.)

  • Wat had er met Pilatus kunnen gebeuren als de Joden Caesar verteld zouden hebben dat Pilatus geen ‘vriend’ van Caesar was (vers 12)? (Als Caesar Pilatus ervan verdacht dat hij hem niet trouw was, zou Caesar Pilatus zijn positie en macht als stadhouder misschien ontnomen hebben.)

Wijs de cursisten erop dat Pilatus moest kiezen tussen het beschermen van zijn eigenbelang en het vrijlaten van de Heiland, van wie hij wist dat Hij onschuldig was.

Laat een cursist Johannes 19:16 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op de keuze die Pilatus maakte.

  • Welke keuze maakte Pilatus?

  • Wat zegt die keuze over wat Pilatus vooral bezighield? (Laat de cursisten antwoorden en zet de volgende zinsneden onder ‘Pilatus’ op het bord: zichzelf, zijn positie en macht.)

  • Welk beginsel leren we uit de beslissing van Pilatus om zijn eigenbelang na te streven in plaats van de Heiland vrij te laten, van wie hij wist dat Hij onschuldig was? (Laat de cursisten antwoorden en zet dit beginsel op het bord: Als we ons eigenbelang nastreven in de plaats van het goede te doen, zondigen we.)

  • In welke situaties worden we verleid om ons eigenbelang na te streven in plaats van het goede te doen?

  • Wat kunnen we doen om de verleiding te weerstaan om ons eigenbelang na te streven in plaats van het goede te doen?

Laat de cursisten bij hun studie van de laatste ogenblikken van Jezus Christus’ leven vaststellen wat ze kunnen leren over het karakter van Christus in vergelijking met dat van Pilatus.

Johannes 19:17–42

Jezus wordt gekruisigd en zijn lichaam wordt in een graftombe gelegd.

Vat Johannes 19:17–24 samen met de uitleg dat Jezus zijn kruis naar Golgotha droeg, waar Hij gekruisigd werd.

Laat een cursist Johannes 19:25–27 voorlezen. Laat de klas meelezen en vaststellen wie er aanwezig waren toen Jezus gekruisigd werd.

  • Wie stonden er bij het kruis toen Jezus gekruisigd werd? (Laat de cursisten antwoorden en leg uit dat de zinsnede ‘de discipel die [Jezus] liefhad’ [vers 26] naar de apostel Johannes verwijst, die ook wel Johannes de geliefde genoemd wordt.)

  • Om wie was Jezus volgens de verzen 26–27 bezorgd toen Hij aan het kruis hing? Wat droeg Hij Johannes op? (Voor zijn moeder zorgen alsof ze zijn eigen moeder was. Zet op het bord onder ‘Jezus Christus’ het welzijn van zijn moeder.)

Geef de cursisten zo mogelijk een exemplaar van het volgende citaat van ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen. Laat een cursist het citaat voorlezen.

Afbeelding
Ouderling David A. Bednar

‘We tonen karakter […] als we andermans lijden opmerken wanneer we zelf lijden; als we andermans honger merken wanneer we zelf honger hebben; en als we medeleven tonen voor andermans geestelijk leed wanneer we het zelf geestelijk moeilijk hebben. We tonen dus karakter als we anderen de hand reiken wanneer ons instinct ons ertoe beweegt om alleen aan onszelf te denken. Als dat het ultieme criterium van moreel karakter is, dan is de Heiland van de wereld het volmaakte voorbeeld van zo’n consequent en menslievend karakter.’ (‘The Character of Christ’ [godsdienstig symposium aan de Brigham Young University–Idaho, 25 januari 2003], 2–3.)

  • Wat kunnen we op basis van wat we uit Johannes 18–19 over het karakter van de Heer geleerd hebben, doen om zijn voorbeeld te volgen? (Laat de cursisten antwoorden en zet deze waarheid op het bord: We kunnen het voorbeeld van de Heiland volgen door ervoor te kiezen om anderen te helpen, zelfs als we zelf hulp nodig hebben.)

  • Hoe kunnen we de neiging om ons vooral om onszelf te bekommeren overwinnen en ervoor kiezen om anderen te helpen, zelfs als we zelf hulp nodig hebben?

  • Wanneer heb je iemand het voorbeeld van de Heiland zien volgen door ervoor te kiezen om anderen te helpen, zelfs als hij of zij zelf hulp nodig had?

U kunt getuigen van Jezus Christus en het volmaakte voorbeeld dat Hij gegeven heeft door andermans behoeften prioriteit te geven. Vraag de cursisten in hun Schriftendagboek of aantekenschrift te noteren wat ze gaan doen om het voorbeeld van de Heiland te volgen.

Vat Johannes 19:28–42 samen met de uitleg dat Jozef van Arimathea na Jezus’ dood Pilatus om het lichaam van Jezus vroeg. Jozef en Nicodemus verzorgden het lichaam van de Heiland en legden het in een graftombe die Jozef geschonken had.

Toelichting en achtergrondinformatie

Johannes 18:5–8. ‘Ik ben het’

‘Deze woorden [“Ik ben het”] zijn een vertaling van de Griekse zinsnede egō eimi, die in de loop van het boek Johannes als een verwijzing naar de goddelijkheid van Jezus Christus gebruikt worden. […] Nadat de Heiland deze woorden gesproken had, “deinsden [de soldaten en dienaars] terug en vielen op de grond” (Johannes 18:6). “Blijkbaar konden ze geen macht over Jezus uitoefenen, tenzij Hij dat toestond.” (Bruce R. McConkie, Doctrinal New Testament Commentary, deel 1, 780.) “De eenvoudige waardigheid en zachtaardige, maar dwingende macht van Christus’ aanwezigheid was blijkbaar krachtiger dan sterke armen en wapens.” (James E. Talmage, Jesus the Christ, 3e editie [1916], 615.) Dit toont aan dat de Heiland de macht had om zijn overweldigers te overmeesteren, maar Zich vrijwillig liet gevangennemen en kruisigen.’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 256.)

Johannes 19:12, 16. Waarom nam Pilatus bewust een foute beslissing?

Ouderling James E. Talmage van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd waarom Pilatus bewust een foute beslissing nam:

Wat was de oorzaak van Pilatus’ zwakheid? Hij was de vertegenwoordiger van de keizer, de keizerlijke administrateur met de macht om te kruisigen of te redden. Officieel was hij een autocraat. Zijn overtuiging van Christus’ onschuld en zijn verlangen om Hem van het kruis te redden, staan buiten kijf. Waarom weifelde en aarzelde Pilatus? En waarom gaf hij uiteindelijk toe, tegen zijn eigen geweten en wil in? Omdat hij per slot van rekening meer slaaf dan vrij man was. Zijn verleden had een grote invloed op zijn beslissing. Hij wist dat als men in Rome een klacht tegen hem indiende, zijn corruptie en wreedheden, zijn afpersing en de onverdedigbare slachting die hij aangericht had, allen tegen hem gebruikt zouden worden. Hij was de Romeinse hoofdman, maar het volk dat onder zijn bewind was, zag hem graag ineenkrimpen toen ze dreigden om een bezwarend rapport over hem naar zijn keizerlijke overste, Tiberius, te sturen.’ (Jesus the Christ, 3e editie [1916], 641.)

Ouderling Talmage heeft ook gezegd: ‘Pilatus wist wat juist was, maar het ontbrak hem aan de morele moed om het te doen.’ (Hoofdstuk 34, noot 7 in Jesus the Christ, 648.)

Johannes 19:31–36. ‘De Joden [vroegen] aan Pilatus of hun benen gebroken […] mochten worden’

Gekruisigden leden soms dagenlang eer ze stierven. Na hun dood lieten de Romeinen hun lichaam aan het kruis hangen om anderen die misdaden wilden begaan af te schrikken. Maar volgens de wet van Mozes mocht het lichaam van een crimineel ’s nachts niet aan een paal blijven hangen (zie Deuteronomium 21:22–23). Bovendien was de dag na de kruisiging van Jezus de sabbatdag. Daarom vroegen de Joodse leiders, die de lichamen voor zonsondergang van het kruis wilden halen, om de dood van de drie mannen aan het kruis te bespoedigen door hun benen te breken. Daardoor zouden de gekruisigden krampen in de borst krijgen en minder goed kunnen ademhalen doordat ze hun benen niet meer konden gebruiken om hun lichaam te ondersteunen. De Romeinse soldaten braken de benen van de twee andere mannen en zagen vervolgens dat Jezus al gestorven was. Het had dus geen zin om zijn benen te breken.

Dat belangrijke moment aan het kruis was een vervulling van een oudtestamentische profetie: ‘Hij bewaart al zijn beenderen, niet één daarvan wordt gebroken’ (Psalmen 34:21). Bovendien had de Heer Israël opgedragen dat de beenderen van lammeren die tijdens het paasfeest geofferd werden en een voorbode waren van Jezus’ offer als het Lam van God, niet gebroken mochten worden (zie Exodus 12:46).

Afdrukken