Bibliotheek
Les 160: Openbaring 21–22


Les 160

Openbaring 21–22

Inleiding

Johannes ziet een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, en de stad Nieuw-Jeruzalem uit de hemel neerdalen. Hij ziet ook dat God bij zijn volk zal wonen en hen zal troosten, en dat de celestiale stad van God op aarde zal worden gevestigd. Johannes ziet dat de mensen van wie de namen in het boek des levens staan vermeld, de stad zullen ingaan en in heerlijkheid bij God zullen wonen. Johannes besluit zijn visioen met een smeekbede aan de Heer om op aarde terug te keren.

Lessuggesties

Openbaring 21

Johannes ziet een nieuwe hemel, een nieuwe aarde en de celestiale stad van God

Laat de cursisten aan momenten denken dat ze heel verdrietig waren of veel pijn hadden.

  • Wat voor levenservaringen kunnen ons veel verdriet en pijn bezorgen? (Zet de antwoorden van de cursisten op het bord.)

Laat de cursisten bij hun studie van Openbaring 21 een waarheid opzoeken waaraan ze in moeilijke tijden iets kunnen hebben.

Leg uit dat Openbaring 21–22 een voortzetting is van het visioen van Johannes over de gebeurtenissen die na de wederkomst van Jezus Christus zullen plaatsvinden.

Laat een cursist Openbaring 21:1–2 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat er volgens Johannes zal gebeuren.

  • Wat zal er volgens Johannes gebeuren?

Laat twee cursisten de volgende uitspraken voorlezen:

Uitspraak 1

Als Jezus Christus terugkeert en het millennium begint, zal de aarde zijn veranderd in de staat waarin die zich vóór de val van Adam en Eva bevond. Vóór de val bevond de aarde zich in een terrestriale, of paradijselijke, staat. Na het millennium zal de aarde zich in een celestiale staat bevinden, zodat God er kan wonen. Die veranderingen zijn wellicht wat Johannes zag gebeuren toen hij een ‘nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ zag (Openbaring 21:1).

Uitspraak 2

Het Nieuwe Jeruzalem dat Johannes uit de hemel zag komen, is de celestiale stad van God. De stad omvat waarschijnlijk de stad van Henoch, die in de hemel was opgenomen. Deze ‘heilige stad’ zal neerdalen en zich bij het Nieuwe Jeruzalem, ofwel Zion, voegen dat de heiligen dan op aarde hebben gebouwd (zie Mozes 7:62–64).

  • Hoe zou Johannes zich gevoeld hebben toen hij deze dingen zag terwijl hij vanwege zijn geloof in Jezus Christus was verbannen?

Laat een cursist Openbaring 21:3–4 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat God voor zijn volk zal doen.

  • Wat zal God voor zijn volk doen? (De cursisten kunnen het volgende noemen: God zal bij zijn volk wonen en het troosten, zij zullen geen dood, verdriet of pijn meer ervaren. Zet dit op het bord.)

Verwijs naar de lijst op het bord met dingen die ons verdriet of pijn kunnen opleveren.

  • Wat hebben we eraan te weten dat God zijn volk zal troosten en hun verdriet en pijn zal wegnemen als we ons in moeilijke omstandigheden bevinden?

U wilt wellicht uw getuigenis geven van het feit dat God ons kan troosten.

Laat een cursist Openbaring 21:7 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de Heer belooft aan de mensen die trouw blijven en overwinnen.

  • Wat belooft de Heer aan de mensen die trouw blijven en overwinnen?

  • Wat zullen deze mensen moeten overwinnen gezien de problemen die vóór de wederkomst zullen plaatsvinden?

Laat dezelfde cursist Openbaring 21:8 voorlezen. U moet wellicht uitleggen dat een tovenaar iemand is die aan activiteiten deelneemt om de invloed van boze geesten uit te nodigen, en dat een ontuchtpleger iemand is die overspel pleegt of zedeloosheid begaat.

  • Wat zullen de mensen in vers 8 meemaken? (De tweede dood.)

Leg uit dat de tweede dood een geestelijke dood is, ofwel een verwijdering van God, die na het laatste oordeel ervaren zal worden door de mensen die opzettelijk tegen licht en waarheid in opstand zijn gekomen (zie Helaman 14:16–19).

Vat Openbaring 21:9–21 samen door uit te leggen dat Johannes de celestiale stad van God beschreef. Hij zag dat de stad een grote en hoge muur met twaalf poorten had die door twaalf engelen werden bewaakt.

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Openbaring 21:22–27 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat Johannes over die celestiale stad leerde.

  • Wat leerde Johannes over die stad?

  • Wie heeft volgens vers 27 toegang tot die stad? (Alleen de mensen van wie de namen in het boek des levens van het Lam voorkomen.)

Openbaring 22

Johannes besluit zijn visioen

Laat de cursisten bij hun studie van Openbaring 22 een waarheid opzoeken waarmee ze te weten kunnen komen hoe hun naam in het boek des levens van het Lam kan worden opgenomen zodat ze toegang tot de celestiale stad krijgen.

Afbeelding
drawing, throne

U kunt een afbeelding van een troon laten zien, of een troon op het bord tekenen.

Laat een cursist naar het bord komen en tekenen wat Johannes naast de troon nog meer zag terwijl een andere cursist Openbaring 22:1–2 voorleest.

  • Wat zag Johannes nog meer in de celestiale stad?

Laat de cursist weer gaan zitten.

  • Hoe beschreef Johannes volgens vers 2 de boom des levens? (De boom had altijd veel vruchten en de bladeren konden volken genezen.)

Herinner de cursisten eraan dat er in het Boek van Mormon staat dat Lehi en Nephi een visioen van de boom des levens zagen. Nephi leerde dat zowel de boom als de bron van levende wateren de liefde van God voorstelden (zie 1 Nephi 11:25). Zet De liefde van God naast de boom en de rivier die de cursist heeft getekend.

  • Wat is de grootste manifestatie van de liefde van God? (De verzoening van Jezus Christus [zie Johannes 3:16; 1 Johannes 4:9]. De vrucht van de boom kan ook de zegeningen van de verzoening voorstellen.)

Vat Openbaring 22:3–10 samen door uit te leggen dat Johannes naast het zien van de celestiale stad ook het getuigenis van de engel ontving, die zei dat alles wat aan hem geopenbaard was waar was.

Laat een cursist Openbaring 22:11–13 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de Heer zal doen als Hij terugkomt.

  • Wat zal de Heer doen als Hij terugkomt?

Laat een cursist Openbaring 22:14 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat wij moeten doen om toegang tot het celestiale koninkrijk te krijgen.

  • Wat moeten wij doen om toegang tot het celestiale koninkrijk te krijgen?

Leg uit dat recht ‘hebben op de boom des levens’ betekent dat wij het waardig zijn om alle zegeningen van de verzoening, waaronder het eeuwig leven, te ontvangen.

  • Welk beginsel kunnen we in vers 14 vinden? (De cursisten kunnen verschillende woorden gebruiken maar moeten het volgende beginsel vinden: als we de geboden van de Heer onderhouden, kunnen we alle zegeningen van de verzoening van Jezus Christus ontvangen en toegang tot het celestiale koninkrijk krijgen.) Leg uit dat het onderhouden van zijn geboden inhoudt dat we alle verordeningen ontvangen die nodig zijn om toegang tot het celestiale koninkrijk te krijgen.)

Leg uit dat sommige zegeningen van de verzoening — zoals de gave van de opstanding — voor al Gods kinderen beschikbaar zijn, maar dat andere zegeningen —zoals het eeuwig leven — alleen beschikbaar zijn voor hen die ijverig hun geloof in Jezus Christus oefenen, zich bekeren en zijn geboden onderhouden.

Zet de volgende vragen op het bord:

Welke geboden en leringen heb je tijdens je studie van het Nieuwe Testament geleerd en geprobeerd toe te passen?

Hoe hebben je pogingen om die geboden toe te passen ertoe bijgedragen dat je de zegeningen van de Heer hebt ontvangen en dat je je hebt voorbereid om bij je hemelse Vader terug te keren?

Laat de cursisten zich afvragen hoe ze deze twee vragen zouden beantwoorden door op te zoeken wat ze in hun Schriftendagboek hebben opgeschreven, in hun Schriften hebben genoteerd of gemarkeerd, en welke kernteksten ze hebben bestudeerd. Laat ze hun antwoorden op die twee vragen in hun aantekenschrift of Schriftendagboek noteren.

Als ze voldoende tijd hebben gehad, laat u verscheidene cursisten vertellen wat ze hebben opgeschreven. (Herinner de cursisten eraan om niet over dingen te praten die te heilig of persoonlijk zijn.)

Vat Openbaring 22:15–19 samen door uit te leggen dat wie de geboden van de Heer niet naleven, niet in de celestiale stad worden toegelaten. Jezus Christus heeft getuigd dat Hij deze openbaring aan Johannes heeft gegeven, en dat Johannes iedereen heeft uitgenodigd om voor niets het water des levens te drinken. Johannes waarschuwde zijn lezers om niets te veranderen aan de boodschap van het boek dat hij had geschreven.

Laat een cursist Openbaring 22:20 voorlezen. Laat de klas meelezen en de smeekbede van Johannes opzoeken.

  • Wat was de smeekbede van Johannes?

  • Gebaseerd op wat je in het boek Openbaring hebt geleerd, waarom wilde Johannes zo graag dat de Heer zou komen?

Geef tot slot uw getuigenis van de waarheden die de cursisten van Openbaring 21–22 hebben geleerd.

Toelichting en achtergrondinformatie

Openbaring 21:4. God zal alle tranen van hun ogen afwissen’

Ouderling Joseph B. Wirthlin van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat het verdriet van de getrouwen op de tijd van de Heer door vreugde zal worden vervangen:

‘De Heer compenseert zijn getrouwe kinderen voor elk verlies. Wat is weggenomen van hen die de Heer liefhebben, zal op zijn eigen manier aan hen worden teruggegeven. Hoewel het misschien niet gebeurt op het moment dat wij [dit] willen, weten de getrouwen dat iedere traan uiteindelijk honderdvoudig zal worden vergoed met tranen van vreugde en dankbaarheid.’ (‘Wat er ook gebeurt, geniet ervan’, Liahona, november 2008, 28.)

Openbaring 22:18. ‘Als iemand iets aan deze dingen toevoegt’

Sommige mensen verwerpen het Boek van Mormon en andere Schriftuur omdat ze geloven dat de Heer geen Schriftuur meer aan zijn kinderen openbaart. Veel mensen gebruiken ten onrechte Openbaring 22:18 om te beweren dat de Heer buiten de Bijbel nooit meer Schriftuur zal verstrekken, en dat iedereen die beweert meer Schriftuur te hebben ontvangen, de straffen zal ondergaan waar Johannes voor waarschuwde. Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over die verkeerde uitleg gezegd:

‘Er is nu echter een overweldigende consensus onder vrijwel alle Bijbelgeleerden dat dit vers alleen toepasbaar is op het boek Openbaring, niet de hele Bijbel. Die geleerden erkennen nu dat een aantal nieuwtestamentische “boeken” bijna zeker geschreven zijn nadat Johannes zijn openbaring op het eiland Patmos had ontvangen. In die categorie bevinden zich op zijn minst de boeken Judas, de drie brieven van Johannes, en waarschijnlijk het hele evangelie naar Johannes. Misschien zijn er nog wel meer.

‘Er is echter een eenvoudiger antwoord op de vraag waarom dat vers in het laatste boek van het huidige Nieuwe Testament niet op de hele Bijbel kan slaan. En dat is dat de Bijbel zoals wij die kennen — een in één band opgenomen verzameling teksten — niet bestond toen dat vers werd geschreven. De boeken van het Nieuwe Testament hebben eeuwenlang na de voltooiing van de geschriften van Johannes apart, of misschien gecombineerd met enkele andere teksten, gecirculeerd, maar bijna nooit als complete verzameling. Van het gehele corpus van 5.366 overgeleverde Griekse manuscripten van het Nieuwe Testament bevatten slechts 35 manuscripten het hele Nieuwe Testament zoals wij dat nu kennen. En 34 daarvan zijn na het jaar 1000 n.C. tot stand gekomen.’ (‘Mijn woorden houden nimmer op’, Liahona, mei 2008, 91–92.)

Afdrukken