Bibliotheek
Les 19: Mattheüs 16


Les 19

Mattheüs 16

Inleiding

Jezus Christus berispt de Farizeeën en de Sadduceeën die om een teken uit de hemel vragen. Petrus getuigt dat Jezus de Christus is en hem worden de sleutels van het koninkrijk beloofd. Jezus leert zijn discipelen hun kruis op te nemen en Hem te volgen.

Lessuggesties

Mattheüs 16:1–12

De Farizeeën en de Sadduceeën verlangen een teken van de Heiland.

Zet het volgende op het bord vóór de les begint:

Door de verschijning van een engel

Door de Heilige Geest

Door geloof in de woorden van een vriend of familielid

Door het zien van een wonder

Vraag de cursisten bij het begin van de les om te kiezen op welke van bovenstaande manieren ze graag een getuigenis van het evangelie zouden ontvangen. Nodig een paar cursisten uit om te vertellen welke zin ze hebben gekozen en uit te leggen waarom.

Nodig de cursisten uit om bij hun studie van Mattheüs 16 te zoeken naar waarheden over de manier waarop de Heer ons helpt om een getuigenis van het evangelie te verkrijgen en te versterken.

Laat een cursist Mattheüs 16:1 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en te letten op wat de Farizeeën en de Sadduceeën van Jezus verlangden.

  • Wat verlangden de Farizeeën en de Sadduceeën van Jezus?

  • Wat betekent het volgens jou dat de Farizeeën en de Sadduceeën Jezus ‘verzochten’ toen ze een teken vroegen? (Eén betekenis van het woord verzoeken is verleiden of testen.)

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers voor te lezen uit Mattheüs 16:2–4. Vraag de klas om mee te lezen en te letten op het antwoord van de Heiland aan de Farizeeën en de Sadduceeën.

  • Welk teken zou de Heer hen geven?

Leg uit dat Jezus het over de profeet Jona uit het Oude Testament had, die door een ‘grote vis’ opgeslokt was (Jona 1:17). De ‘begrafenis’ van Jona in, en na drie dagen zijn opstanding uit de buik van de vis, symboliseren de dood, begrafenis en verrijzenis van Jezus Christus uit het graf op de derde dag.

  • Wat deed de Heiland nadat Hij de Farizeeën en de Sadduceeën had berispt?

  • Wat leren we uit deze ervaring over de ongepaste manier om naar spirituele waarheid te zoeken? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: We ontvangen geen spirituele waarheid door te vragen om tekens.)

Vat Mattheüs 16:5–12 samen door uit te leggen dat de Heiland zijn discipelen voor de valse leerstellingen van de Farizeeën en de Sadduceeën waarschuwde.(Noot: Deze gebeurtenis komt meer gedetailleerd aan bod in de les over Markus 8.)

Mattheüs 16:13–20

Petrus getuigt van Jezus Christus en krijgt de belofte van de sleutels van het koninkrijk des hemels.

Leg uit dat Jezus zijn discipelen leerde hoe ze een getuigenis van de waarheid konden ontvangen, nadat Hij de Farizeeën en de Sadduceeën had berispt omdat ze om een teken vroegen. Laat een cursist Mattheüs 16:13–14 voorlezen. Vraag de klas om mee te lezen en te letten op de vraag die Jezus stelde en op het antwoord van zijn discipelen.

  • Wat vroeg de Heiland de discipelen? Wat antwoordden ze? (Leg eventueel uit dat Elia en Jeremia profeten uit het Oude Testament zijn.)

  • Wat leert hun antwoord ons over het beeld dat mensen hadden van Jezus in deze fase van zijn bediening?

Laat een cursist Mattheüs 16:15–17 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op de tweede vraag die de Heiland stelde.

  • Wat was de tweede vraag die de Heiland stelde? Hoe reageerde Petrus?

  • Hoe wist Petrus volgens vers 17 dat Jezus Chistus de Zoon van God was? (Wijs erop dat zijn hemelse Vader hem die waarheid door de Heilige Geest had geopenbaard.)

  • Welke waarheid kunnen we uit deze verzen leren over hoe we een getuigenis van Jezus Christus kunnen verkrijgen? (De strekking van de woorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: We verkrijgen een getuigenis van Jezus Christus door openbaring van de Heilige Geest.)

  • Waarom is het belangrijk dat we een getuigenis ontvangen door openbaring van de Heilige Geest en niet op een andere manier?

Om de cursisten beter te laten begrijpen hoe de Heilige Geest ons helpt een getuigenis van de Heiland te verkrijgen, laat u een cursist de volgende uitspraak van president Joseph Fielding Smith voorlezen:

Afbeelding
President Joseph Fielding Smith

‘De Geest van God die tegen de geest van een mens spreekt, heeft de macht de waarheid doeltreffender en duidelijker over te brengen dan dat die waarheid kan worden overgebracht door persoonlijk contact, zelfs door hemelse wezens. De Heilige Geest verweeft de waarheid met de vezels en pezen van het lichaam, zodat zij niet kan worden vergeten.’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Fielding Smith [2013], 195.)

  • Hoe kunnen we ons voorbereiden om openbaring door de macht van de Heilige Geest te ontvangen?

  • Hoe bent u te weten gekomen dat Jezus Christus de Zoon van God en uw Verlosser is? Wat kunnen we doen om ons voor te bereiden op dat getuigenis door de macht van de Heilige Geest?

Laat de cursisten nadenken over hun getuigenis van de Heiland. Laat hen in hun aantekenschrift of Schriftendagboek noteren hoe ze hun getuigenis kunnen versterken of wat ze kunnen doen om door de Heilige Geest een getuigenis te ontvangen.

Laat twee cursisten naar voren komen voor een rollenspel. Laat de ene cursist zichzelf spelen en de andere een vriend die geen lid is van de kerk. Geef de cursist die de rol van het niet-lid speelt een blaadje papier waarop onderstaande vragen staan. Laat de cursist de vragen één na één voorlezen en vraag de andere cursist te antwoorden. (U kunt klas mogelijke antwoorden laten voorstellen.)

  1. Ik heb gehoord dat jouw kerk beweert de enige ware kerk van Jezus te zijn. Geloof jij dat?

  2. In mijn kerk geloven we ook in Jezus Christus, waarom denk jij dan dat jouw kerk de enige ware kerk is?

Bedank de cursisten voor hun medewerking en laat ze weer naar hun plaats terugkeren.

Laat de cursisten bij hun studie van Mattheüs 16 letten op waarheden die ons helpen te begrijpen en uit te leggen wat de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen onderscheidt als de kerk van de Heer op aarde.

Afbeelding
Caesarea Filippi

Caesarea Filippi

Herinner de cursisten eraan dat Jezus en zijn discipelen zich in het gebied Caesarea Filippi bevonden toen Hij hen vragen stelde over zijn identiteit (zie Mattheüs 16:13). Laat indien mogelijk een afbeelding van Caesarea Filippi zien (zie Bijbelfoto’s, nummer 26, ‘Caesarea Filippi’). Vraag de cursisten wat ze op de foto achter de rivier en de bomen zien. Leg uit dat de grote rotsformatie bij Caesarea Filippi een ideale achtergrond vormde voor het gesprek van de Heiland met zijn discipelen.

Laat een cursist Mattheüs 16:18–20 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten hoe de Heiland het fundament van de kerk vergeleek met een rots.

  • Wat bedoelde de Heiland toen Hij zei dat Hij zijn gemeente zou bouwen ‘op deze petra’ (vers 18)?

Om de cursisten deze woorden beter te laten begrijpen, laat u een cursist de volgende uitspraak van de profeet Joseph Smith voorlezen:

Afbeelding
De profeet Joseph Smith

‘Jezus zegt in zijn leringen: “Op deze petra [rots] zal Ik mijn gemeente bouwen. […] [Mattheüs 16:18] Welke rots? Openbaring’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], 195).

‘De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste dagen is gefundeerd op rechtstreekse openbaring, zoals de ware Kerk van God volgens de Schrift altijd geweest is.’ (Amos 3:7, en Handelingen 1:2)’ (Leringen: Joseph Smith195).

  • Hoe zou je de lering van de Heiland in vers 18 over zijn kerk samenvatten? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende leerstelling te omvatten: De Kerk van Jezus Christus is op openbaring van God gebaseerd. Zet die waarheid op het bord.)

  • Hoe kan jouw getuigenis van het evangelie sterker worden als je weet dat De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen op openbaring van God is gebaseerd?

  • Wat beloofde de Heiland Petrus volgens vers 19?

  • Welke leerstelling kunnen we leren uit de belofte van de Heiland aan Petrus? (Zie erop toe dat de cursisten de volgende waarheid begrijpen: Jezus Christus vertrouwt de sleutels van zijn koninkrijk toe aan door Hem gekozen profeten en apostelen.)

  • Wat zijn de sleutels van het koninkrijk? (De nodige bevoegdheid, het recht en het gezag om het koninkrijk van God op aarde — de kerk van Jezus Christus — te presideren.)

Om de cursisten beter te laten begrijpen wat priesterschapssleutels zijn, laat u een cursist het volgende citaat van ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Dallin H. Oaks

‘Priesterschapssleutels zijn het gezag dat God aan priesterschaps[dragers] geeft om het gebruik van zijn priesterschap op aarde te regelen en te besturen.’ [Handboek 2: de kerk besturen [2010], 2.1.1.] Elke handeling of verordening die in de kerk wordt verricht, gebeurt na de directe of indirecte autorisatie van de persoon die daarvoor de sleutels draagt.’ (‘De sleutels en het gezag van het priesterschap’, Liahona, mei 2014, 49.)

  • Wat zou Petrus volgens Jezus kunnen doen dankzij de sleutels die hij zou krijgen?

Leg uit dat de Heiland Petrus onder andere de sleutels van de verzegelbevoegdheid beloofde. Deze bevoegdheid zorgt ervoor dat verordeningen die met het juiste gezag van kerkleiders zijn verricht, in de hemel geldig zijn. Ze verbindt gezinsleden voor eeuwig aan elkaar. Tegenwoordig ligt de verzegelbevoegdheid in de handen van het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen.

  • Hoe zou je samenvatten waarom de Heer priesterschapssleutels aan zijn profeten en apostelen geeft? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: Priesterschapssleutels zijn noodzakelijk om de kerk van de Heer op aarde te besturen.)

Laat een cursist de vragen van het rollenspel voorlezen. Laat de cursisten uitleggen hoe ze de vragen zouden beantwoorden aan de hand van de waarheden uit Mattheüs 16:18–19. U kunt de cursisten ook de gelegenheid geven om hun getuigenis van deze waarheden te geven.

Laat eventueel een afbeelding van het huidige Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen zien (zie LDS.org [bijvoorbeeld Meet Today’s Prophets and Apostles] en de conferentie-uitgaven van de Liahona) en getuig dat dezelfde sleutels die Petrus en de andere apostelen in vroegere tijden bezaten, nu door de levende profeten en apostelen van de Heer worden gebruikt.

Mattheüs 16:21–28

Jezus heeft uitgelegd wat het inhoudt om Hem te volgen.

Vat Mattheüs 16:21–28 samen: Jezus kondigt zijn zoenoffer aan. Hij leerde zijn discipelen eveneens dat ze bereid moeten zijn de natuurlijke mens af te leggen (zie Mosiah 3:19), gehoorzaam te zijn en zichzelf te verloochenen als ze Hem willen volgen.

Afbeelding
scripture mastery icon
Kerntekstenbeheersing — Mattheüs 16:15–19

Moedig de cursisten aan met hun gezinsleden te delen wat ze leerden in Mattheüs 16. Overweeg om een gedeelte van Mattheüs 16:15–19 de komende dagen met de hele klas uit het hoofd te leren. Tips voor het uit het hoofd leren staan in het aanhangsel van dit lesboek.

Toelichting en achtergrondinformatie

Mattheüs 16:1–4. De Farizeeën en de Sadduceeën verlangen een teken.

In Mattheüs 16:1–4 staat een gesprek tussen Jezus Christus en enkele Farizeeën en Sadduceeën, die naar Hem toekwamen om Hem te verzoeken en Hem om een teken te vragen (vers 1). (Eén betekenis van het woord verzoeken is verleiden of testen.) Jezus antwoordt met een berisping omdat zij er prat op gaan veranderingen in de weersomstandigheden wel te herkennen, maar niet in staat zijn tekenen van God te herkennen (zie verzen 2–3). De Heiland zei eveneens dat ‘een verdorven en overspelig geslacht een teken [verlangt]’ (vers 4). Een gevolg van volharden in zonde is dat mensen de zachte en stille influisteringen van de Geest niet meer herkennen en om stoffelijk, tastbaar of spectaculair bewijs vragen.

Mattheüs 16:4. Het teken van de profeet Jona

Ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd wat het teken van de profeet Jona betekent:

‘De begrafenis van Jona in, en zijn opstanding uit de “grote vis” (Jona 1:15–17; 2) symboliseren de dood, begrafenis en verrijzenis van Christus (Mormon Doctrine, 2e editie [1966], 711–712).

Mattheüs 16:18. ‘Op deze petra [rots] zal Ik mijn gemeente bouwen.’

‘Wanneer de Heiland Petrus leerde over openbaring, gebruikte Hij een woordspeling op de naam Petrus, toen Hij tegen Simon [Petrus] zei: ‘U bent Petrus [Petros], en op deze rots [petra] zal ik mijn gemeente bouwen’ (Mattheüs 16:18). Het Griekse woord petros betekent klein rotsblok of steen. Het Griekse woord petra kan eveneens ‘een steen’ betekenen, maar kan ook slaan op steenachtige bodem, gesteente of een grote rotsformatie. Hieruit leren we dat de kerk niet op de mens Petrus zou worden gebouwd, maar op het rotsvaste fundament van openbaring.’ (New Testament Student Manual [Church Educational System manual, 2014], 53.)

Mattheüs 16:18–19. ‘De sleutels van het koninkrijk’

Ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd hoe de Heer zijn kerk en koninkrijk op aarde door middel van profeten en heilige priesterschapssleutels blijft leiden:

‘De levende Heer leidt zijn levende kerk! [zie LV 1:30, 38] De Heer openbaart zijn wil voor de kerk aan zijn profeet. Gisteren waren we in de gelegenheid om steun te verlenen aan Thomas S. Monson als president van de kerk. We hadden bovendien het voorrecht om hem met zijn raadgevers in het Eerste Presidium en de leden van het Quorum der Twaalf Apostelen als profeten, zieners en openbaarders steun te verlenen. Denk daar eens over na! Wij steunen vijftien mannen als profeten van God! Zij dragen alle priesterschapssleutels die ooit in deze bedeling aan de mens zijn verleend. […]

‘[President Gordon B. Hinckley heeft uitgelegd:] “Het Eerste Presidium en de Raad der Twaalf Apostelen, geroepen en geordend om de sleutels van het priesterschap te dragen, hebben het gezag en de taak om de kerk te besturen, de verordeningen ervan te bedienen, de leer uit te leggen, en haar gebruiken te vestigen en in stand te houden.” [‘God staat aan het roer’, Liahona, november 2015, 24]’ (‘De profeten steun verlenen’, Liahona november 2014, 75–76.)

Mattheüs 16:21–23. Jezus Christus berispt Petrus.

‘Omdat hij alleen oog had voor de nakende dood van de Heiland, begreep Petrus de ware aard van de zending van Jezus Christus — het verlossen van het mensdom — niet. Toen Jezus Petrus berispte en hem ‘satan’ noemde, [Mattheüs 16:23; Markus 8:33], bedoelde Hij niet dat Petrus Lucifer is. Het Hebreeuwse woord satan betekent ‘tegenstander of verleider’. Op die manier gaf Christus aan dat Petrus zich als tegenstander van de uiteindelijke reddende zending van de Heiland had opgesteld.

‘Petrus bedoelde het wellicht goed toen hij protesteerde tegen de leerstelling dat Jezus Christus zou lijden en sterven (zie Mattheüs 16:22; Markus 8:32). Maar als Jezus had toegegeven aan de wensen van Petrus en was voorbijgegaan aan de foltering van de verzoening, dan zou er geen verlossing van zonden zijn en zou de dood niet door de opstanding worden overwonnen. De mensheid zou onherroepelijk verloren gaan (zie Alma 34:9) en Gods werk, namelijk ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens’ tot stand te brengen (Mozes 1:39), zou niet voltooid zijn. Dat zou de verwoestende bedoelingen van satan in de kaart spelen. Met zijn impulsieve protest koos Petrus onopzettelijk partij voor de tegenstander.’ (New Testament Seminary Student Manual [Church Educational System manual, 2014], 122.)

Afdrukken