Bibliotheek
Les 152: Openbaring 2–3


Les 152

Openbaring 2–3

Inleiding

Johannes schrijft aan de zeven engelen, ofwel leiders, van de gemeenten van de kerk in Klein-Azië en brengt lovende, vermanende en waarschuwende woorden van de Heiland over aan de heiligen. Johannes belooft ook verhoging aan hen die overwinnen.

Lessuggesties

Openbaring 2–3

Johannes noteert de woorden van Jezus Christus aan de leiders van de zeven kerken.

Laat een cursist het volgende verhaal voorlezen van zuster Sydney S. Reynolds, voormalig lid van het algemeen jeugdwerkpresidium. Laat de klas opletten wat ze van dit verhaal over de Heer kunnen leren.

Afbeelding
Sydney S. Reynolds

‘Zuster Gayle Clegg van het algemeen jeugdwerkpresidium en haar man hebben een paar jaar in Brazilië gewoond. Onlangs is ze voor het jeugdwerk naar Japan geweest. Toen ze zondags in de kerk kwam, zag ze tussen alle Japanse heiligen een Braziliaans gezin zitten. […] Ze had maar een minuut om ze te begroeten. En ze merkte dat de moeder en de kinderen heel enthousiast waren, maar dat de vader nogal stil was. “Na de dienst kan ik nog wel met ze praten”, dacht ze terwijl ze snel op het podium plaatsnam. Ze bracht haar boodschap in het Engels, en die werd vertaald in het Japans, en toen kreeg ze de ingeving om haar getuigenis in het Portugees te geven. Ze aarzelde omdat er niemand was die Portugees kon vertalen en omdat 98 procent van de mensen haar niet verstond.

‘Na de dienst kwam de Braziliaanse vader naar haar toe en zei: “Zuster, ze hebben hier zulke andere gewoonten, en ik ben eenzaam geweest. Het is moeilijk om naar de kerk te komen en dan niets te verstaan. Soms vraag ik me af of het beter zou zijn om gewoon thuis in mijn Schriften te lezen. Ik zei tegen mijn vrouw: “Ik geef het nog één kans”, en ik dacht dat ik vandaag voor het laatst kwam. Toen u uw getuigenis in het Portugees gaf, raakte de Geest mijn hart, en wist ik dat ik hier hoorde. God weet dat ik hier ben, en Hij zal me helpen.”’ (‘Hij kent ons; Hij heeft ons lief’, Liahona, november 2003, 76.)

  • Wat kunnen we uit dit verhaal over de Heer leren?

Zet de volgende onvolledige zin op het bord: Omdat de Heer ieder van ons kent, … Laat de cursisten bij hun studie van Openbaring 2–3 leringen opzoeken waarmee ze beter kunnen begrijpen wat de Heer voor hen kan betekenen omdat Hij hen kent.

Leg uit dat Openbaring 2–3 het verslag bevat dat de apostel Johannes geeft van de woorden van Jezus Christus aan de zeven gemeenten van de kerk in Klein-Azië (het hedendaagse Turkije).

Vraag een cursist Openbaring 2:1–3, 6 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de Heiland over de heiligen in Efeze wist.

  • Wat wist de Heiland over de heiligen in Efeze? Leg uit dat Nikolaïeten [vers 6] kan verwijzen naar een groep leden die beweerden dat ze zonder gevolgen seksuele overtredingen konden begaan omdat ze door de genade van God verlost zouden worden. [Zie Bible Dictionary, ‘Nicolaitans’.])

Leg uit dat de Heer de heiligen in deze verzen prees voor hun goede werken. Maak de uitspraak op het bord als volgt af: Omdat de Heer ieder van ons kent, kan Hij ons persoonlijk prijzen …

Vraag een cursist Openbaring 2:4–5 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de Heer nog meer over de heiligen in Efeze wist.

  • Wat wist de Heer nog meer over de heiligen in Efeze?

Leg uit dat de Heer de heiligen vermaande vanwege hun zonden. Maak de uitspraak op het bord af zodat de volgende waarheid duidelijk wordt: Omdat de Heer ieder van ons kent, kan Hij ons persoonlijk prijzen en vermanen.

  • Hoe kunnen we persoonlijk door de Heer geprezen en vermaand worden?

  • Hoe kan weten dat de Heer ons persoonlijk kan prijzen en vermanen de manier beïnvloeden waarop wij de Schriften bestuderen en bidden? En hoe kan dit de manier beïnvloeden waarop we gehoor geven aan de raad van onze kerkleiders en ouders?

  • Waarom moeten we ons best doen om door de Heer geprezen en vermaand te worden?

  • Wanneer hebben jullie gemerkt dat de Heer je prees of vermaande? Hoe hebben jullie daardoor geleerd dat de Heer je persoonlijk kent? (Waarschuw de cursisten dat ze niet over ervaringen dienen te praten die te heilig of persoonlijk zijn.)

Laat de cursisten zich afvragen waarvoor de Heer hen zal prijzen en wat voor gedachten en daden ze van de Heer moeten verbeteren. Moedig de cursisten aan om zich te bekeren als de Heer hen vermaant.

Laat een cursist Openbaring 2:7 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de Heer belooft aan mensen die trouw tot het einde toe volharden.

  • Wat belooft de Heer aan mensen die in rechtschapenheid tot het einde toe volharden?

  • Wat betekent het volgens jullie om ‘van de Boom des levens’ te eten (vers 7)?

  • In welke opzichten kan deze belofte na de vermaning van de Heer nuttig voor de heiligen in Efeze zijn geweest?

Herinner de cursisten eraan dat de Heer zich niet alleen tot de gemeente in Efeze richtte, maar ook tot andere gemeenten in Klein-Azië.

Deel de klas op in vijf groepjes en geef elk groepje een van de volgende tekstverwijzingen.

  1. Openbaring 2:8–11

  2. Openbaring 2:12–17

  3. Openbaring 2:18–29

  4. Openbaring 3:1–6

  5. Openbaring 3:7–13

Laat de cursisten hun teksten als groep lezen en opzoeken wat de heiligen volgens de Heer moesten doen, en wat voor zegeningen Hij hun beloofde als zij dat deden.

Als de cursisten voldoende tijd hebben gehad, laat u een lid van elke groep vertellen wat ze hebben gevonden. Laat een cursist op het bord (onder de beloofde zegening in Openbaring 2:7) de beloofde zegeningen noteren die elke groep heeft gevonden. (Zie Openbaring 2:11, 17, 26; 3:5, 12.) Als de lijst volledig is, legt u uit dat deze beloften verwijzen naar de zegeningen van de verhoging, die we alleen kunnen ontvangen als we tot het einde toe volharden.

  • Welk beginsel vinden we in deze verzen waaruit blijkt wat we moeten doen om de zegeningen van de verhoging te ontvangen? (De strekking van de woorden van de cursisten moet dit beginsel omvatten: als we overwinnen, kunnen we de zegeningen van de verhoging ontvangen.)

  • Wat moeten we overwinnen om de zegeningen van de verhoging te ontvangen?

Laat een cursist Openbaring 3:14–17 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de leden van de kerk in Laodicea moesten overwinnen om de verhoging te ontvangen.

  • Wat moesten de leden van de kerk in Laodicea overwinnen?

  • Wat betekent het volgens jullie dat deze kerkleden lauwe discipelen van Jezus Christus waren (verzen 15–16)? (Het woord heet werd wellicht gebruikt om iemand te beschrijven die zich volledig aan het evangelie toewijdde, en koud werd wellicht gebruikt om iemand te beschrijven die de leringen en verbonden van het evangelie volledig veronachtzaamde. Een lauwe discipel is wellicht iemand die wel gelooft dat het evangelie waar is, maar zich er niet volledig aan toewijdt.)

  • Wat doen lauwe discipelen van Jezus Christus volgens jullie wel of niet?

Laat de cursisten zich afvragen hoe zij Jezus Christus de afgelopen dagen hebben gevolgd, en of zij een hete, koude of lauwe discipel van Jezus Christus zijn.

Laat een cursist Openbaring 3:19 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken waarom de Heiland zei dat Hij de heiligen in Laodicea terechtwees.

  • Waarom wijst de Heer ons volgens zijn woorden tegen de heiligen in Laodicea terecht? (De strekking van de woorden van de cursisten moet ongeveer het volgende omvatten: omdat de Heer ons liefheeft, vermaant Hij ons zodat we ons zullen bekeren.)

Afbeelding
Jezus aan de deur

Laat de plaat ‘Jezus aan de deur’ zien (Evangelieplatenboek [2009], nr. 65; zie ook LDS.org).

  • Wat doet de Heiland op deze afbeelding?

Stel de volgende vragen en laat de cursisten zelf over hun antwoorden nadenken:

  • Hoe zou je je voelen als er bij je werd aangebeld en je zag dat het de Heiland was?

  • Zou je opendoen?

Leg uit dat deze afbeelding de woorden van de Heiland aan de leden van de kerk in Laodicea weergeeft. Laat een cursist Openbaring 3:20 voorlezen. Laat de klas meelezen en de zegening opzoeken die de Heer de heiligen in Laodicea beloofde, en wat zij moesten doen om die te verkrijgen.

  • Welke zegening beloofde de Heer de heiligen in Laodicea?

  • Wat moesten zij doen om die zegening te verkrijgen?

  • Welk beginsel leren we van vers 20? (De cursisten kunnen verschillende woorden gebruiken, maar moeten het volgende beginsel vinden: als wij de deur voor de Heiland opendoen, zal Hij binnenkomen en de maaltijd met ons gebruiken.

Om de cursisten duidelijk te maken wat het betekent om de maaltijd met de Heiland te gebruiken, legt u uit dat in het oude Midden-Oosten het eten van een maaltijd met iemand een teken van broederschap was. Daaruit bleek dat er een vreedzame vriendschapsband bestond, of dat die in ieder geval werd aangeboden.

  • Wat betekent volgens jullie het opendoen van de deur in vers 20?

Leg uit dat mensen die de deur voor de Heiland opendoen en met Hem de maaltijd gebruiken, mensen zijn die zich van hun zonden bekeren en vriendschap met Hem en onze hemelse Vader sluiten.

Om de cursisten duidelijk te maken wat het opendoen van de deur kan betekenen, laat u een cursist het volgende verhaal van president Spencer W. Kimball voorlezen:

Afbeelding
President Spencer W. Kimball

‘Op een dag liet [de kunstenaar Holman Hunt] zijn afbeelding van “Christus aan de deur” aan een vriend zien. De vriend zei plotseling: “Er ontbreekt iets!”

‘“Wat dan?” vroeg de kunstenaar.

‘“De deur waarop Jezus klopt, heeft geen deurkruk”, zei de vriend.

‘“Ja,” antwoordde de heer Hunt, “maar dat is geen vergissing. Dat is de deur naar het hart van de mens. Die kan alleen van binnenuit worden geopend.”

‘En zo is het. Jezus klopt wel, maar wij moeten besluiten of we de deur opendoen.’ (The Miracle of Forgiveness [1969],212.)

  • Hoe kunnen we de deur van ons hart voor de Heiland opendoen?

Laat de cursisten Openbaring 3:21–22 doorlezen en de belofte en raad van de Heiland aan de heiligen in Laodicea opzoeken.

  • Wat voor raad gaf de Heer volgens vers 22?

Moedig de cursisten aan om te ‘horen wat de Geest’ zegt (vers 22) door na te denken over wat ze vandaag hebben geleerd. Druk ze op het hart om gehoor te geven aan eventuele ingevingen.

Toelichting en achtergrondinformatie

Openbaring 2:1–3:22. De instructies van de Heer aan de zeven gemeenten

Voor meer informatie over de instructies van de Heer aan de zeven gemeenten van de kerk raadpleegt u New Testament Student Manual (lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014), 531–532.

Openbaring 2:11. ‘De tweede dood’

‘In Openbaring 2:11 staat dat de getrouwen “geen schade toegebracht [wordt] door de tweede dood.” De goddelozen zullen zich echter “in de poel die van vuur en zwavel brandt” bevinden. “Dit is de tweede dood” (Openbaring 21:8). Als lid van het Presidium der Zeventig heeft ouderling Earl C. Tingey uitgelegd dat “de tweede dood geestelijk is. Het gaat hier om de verwijdering uit de tegenwoordigheid van God.”’ (‘Het grote plan van geluk’, Liahona, mei 2006, 73.)

‘In zekere zin ondergingenen we allemaal een geestelijke dood toen we uit de tegenwoordigheid van God op aarde kwamen. Deze aanvankelijke scheiding is echter niet de “tweede dood” die in Openbaring 2:11 genoemd wordt. Door de verzoening van Jezus Christus overwinnen al Gods kinderen deze eerste geestelijke dood, en keren we terug in Gods tegenwoordigheid om geoordeeld te worden (zie Helaman 14:16–17), waarna de meeste mensen een koninkrijk van heerlijkheid zullen beërven. Een tweede geestelijke dood wordt op de dag des oordeels uitgesproken over de mensen die zich niet van hun zonden bekeren en net als Satan opzettelijk in opstand komen tegen het licht en de waarheid van het evangelie. [Zie LV 29:44–45; Gids bij de Schriften, “Dood, geestelijke”, scriptures.lds.org.] Zij worden voor eeuwig uit de tegenwoordigheid van God verbannen en worden zonen des verderfs (zie LV 76:30–37, 44).’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 534.)

Openbaring 2:14. ‘De leer van Bileam’

‘Bileam was een profeet uit het Oude Testament. In Numeri 22–24; 31:16 staat wat hij heeft gedaan. Aanvankelijk leek hij trouw de Heer en zijn volk trouw te blijven. Hij weigerde herhaaldelijk aan het verzoek van Balak te voldoen om Israël te vervloeken. Maar uiteindelijk zwichtte Bileam voor Balaks aanbod van rijkdom. Hij vertelde Balak hoe hij het Israëlische leger kon verzwakken door seksuele zonden en afgoderij. (Zie Numeri 25:1–5; 31:13–16.) Het plan was om de Israëlische mannen door Moabitische vrouwen te laten verleiden en ze offers aan hun heidense afgoden te laten brengen, zodat ze geestelijk zouden sterven.’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 534.)

Openbaring 2:17. ‘Verborgen manna’ en ‘een witte steen’

‘De Heer gaf de Israëlieten levensreddend manna tijdens hun veertigjarige reis door de wildernis. (Zie Exodus 16:15, 35.) Net als het manna het stoffelijke leven in stand hield, is Jezus het “brood des levens” dat het geestelijke leven in stand houdt (Johannes 6:35, 48). Met het “verborgen manna” dat in Openbaring 2:17 wordt genoemd, wordt Jezus Christus bedoeld. Jezus is “verborgen” voor de goddelozen. Maar, zoals Hij in Johannes 6 heeft gezegd, zullen zij die symbolisch van zijn vlees eten het eeuwig leven ontvangen (zie Johannes 6:47–58). […]

‘Om meer te weten te komen over de witte steen, raadpleegt u Leer en Verbonden 130:8–11.’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 535.)

Openbaring 2:28. ‘Ik zal hem de morgenster geven’

‘“De morgenster” is een symbool van Jezus Christus (Openbaring 2:28; 22:16). De belofte van “de morgenster” wordt gegeven aan “wie overwint en wie Mijn werken tot het einde toe in acht neemt” (Openbaring 2:26).’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 535.)

Openbaring 3:14. ‘Het Amen’

‘In het Hebreeuws en Grieks betekent het woord “amen” waarlijk, zeker of getrouw. In Openbaring 3:14 worden de getrouwheid en waarachtigheid van Christus als de grote “Amen” voorgesteld, als tegenstelling tot de lauwe houding van de bewoners van Laodicea. (Zie ook Openbaring 3:15–16.) Als slotwoord van een gebed of toespraak is “amen” een manier om plechtig te bevestigen wat er is gezegd, of ermee in te stemmen. Ouderling Bruce R. McConkie heeft gezegd dat de titel “Amen” van de Heiland ook aangeeft “dat in Hem en door Hem het zegel van goddelijke bevestiging op alle beloften van de Vader wordt geplaatst.” (Mormon Doctrine, 2e editie [1966], 32.)’ (New Testament Student Manual [lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2014], 536.)

Afdrukken