Bibliotheek
Les 35: Markus 2–3


Les 35

Markus 2–3

Inleiding

Jezus vergeeft en geneest een verlamde man en roept vervolgens Mattheüs om Hem te volgen. Hij spreekt met de schriftgeleerden en Farizeeën over de sabbat. De Heiland geneest veel mensen, stuurt zijn apostelen uit om te prediken en waarschuwt tegen de lastering van de Heilige Geest.

Lessuggesties

Markus 2:1–12

Jezus vergeeft en geneest een verlamde man

Laat de cursisten zich voorstellen dat iemand die zij liefhebben een levensbedreigende ziekte heeft en een speciale behandeling nodig heeft.

  • Wie zou je om hulp vragen om die persoon te helpen? Waarom?

  • Waartoe zou je bereid zijn als er slechts een enkele arts was die zou kunnen helpen, maar dat het uitermate moeilijk was om een afspraak met die arts te maken?

Vat Markus 2:1–4 samen door uit te leggen dat er in het dorp Kapernaüm in Galilea een verlamde man was (vers 3). Vier andere mannen droegen deze man naar het huis waar Jezus was. Toen ze zagen dat het huis zo vol was dat ze niet naar binnen konden, verwijderden zij de dakbedekking van het huis en lieten ze de verlamde man in de tegenwoordigheid van de Heiland zakken.

Laat een cursist Markus 2:5 voorlezen, en laat de klas opzoeken wat Jezus tegen de verlamde man zei. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Markus 2:6–12 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat er vervolgens gebeurde.

  • Hoe reageerden ‘enigen van de schriftgeleerden’ volgens de verzen 6–7 op de woorden van de Heiland? (Zij waren ontstemd omdat Hij vergeving van zonde beloofde.)

  • Wat vroeg Jezus aan de schriftgeleerden?

  • Wat liet de Heiland zien en wat maakte Hij duidelijk toen Hij de man genas? (Als de cursisten geantwoord hebben, zorg er dan voor dat ze deze waarheid herkennen: Jezus Christus heeft het gezag om ons geestelijk en lichamelijk te genezen.)

Wijs erop dat toen de schriftgeleerden de verlamde man van zijn bed zagen opstaan en weglopen, zij onweerlegbaar bewijs hadden dat Jezus Christus het gezag had om zieken te genezen, en Hem hadden horen getuigen dat Hij zonden kon vergeven. Maar er is geen aanwijzing dat deze mannen Jezus later benaderden en vergeving van hun eigen zonden wilden ontvangen.

(Noot: De gebeurtenissen in Markus 2:1–12 worden uitvoeriger behandeld in de les over Lukas 5.)

Markus 2:13–22

Jezus roept Mattheüs om Hem te volgen en eet met tollenaars en zondaars

Deel de cursisten op in koppels en geef elk koppel een vel papier. Laat de cursisten de volgende vraag met hun partner bespreken en hun antwoorden op het vel papier schrijven.

  • Wat zijn enkele redenen dat mensen niet naar de vergeving van zonden van de Heiland streven?

Laat enkele cursisten over hun antwoorden vertellen, die het volgende kunnen omvatten: sommige mensen willen hun zonden niet opgeven; sommige mensen willen hun zonden door hoogmoed of verlegenheid niet erkennen of belijden; anderen hopen wellicht dat de Heer hen wel zal vergeven, ook als ze zich niet bekeren; en anderen geloven wellicht dat de Heer wel het gezag heeft om te vergeven, maar zij geloven niet dat Hij hun specifieke zonden zal vergeven.

Laat de cursisten in Markus 2:13–22 waarheden opzoeken die ons kunnen motiveren om voor de vergeving van de Heer in aanmerking te komen.

Laat een cursist Markus 2:13–15 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat de Heiland deed nadat Hij de verlamde man had genezen.

  • Wat deed de Heiland nadat Hij de verlamde man had genezen?

  • Hoe reageerde Levi op de uitnodiging van de Heiland?

Leg uit dat Levi ook wel Mattheüs werd genoemd, dezelfde Mattheüs die het evangelie van Mattheüs heeft geschreven. De zinsnede ‘in het tolhuis zitten’ (vers 14) betekent dat Mattheüs tollenaar was ‘en in Kapernaüm voor de Romeinen werkte als belastingontvanger, […] waarschijnlijk in dienst van de viervorst Herodes’ (Gids bij de Schriften ‘Mattheüs’). Veel Joden haatten de tollenaars omdat zij hen als verraders beschouwden die geld van hun eigen volk voor de Romeinen collecteerden.

  • Wat deed Mattheüs volgens vers 15 voor de Heiland en zijn discipelen?

  • Wie woonde die maaltijd nog meer bij?

Leg uit dat deelname aan een maaltijd in de tijd van de Heiland veel meer betekende dan samen wat eten en drinken. Het was een teken van vriendschap en vrede onder alle aanwezigen.

Laat een cursist Markus 2:16 voorlezen en laat de klas opzoeken hoe de schriftgeleerden en Farizeeën reageerden toen ze zagen dat de Heiland samen met de tollenaars zat te eten.

  • Wat zeiden de schriftgeleerden en Farizeeën?

  • Waarom zouden ze kritiek op Jezus hebben gehad omdat hij samen met de tollenaars en zondaars at?

Laat een cursist Markus 2:17 voorlezen en laat de klas de reactie van de Heiland op de kritiek van de schriftgeleerden en Farizeeën opzoeken.

  • Welk woord gebruikte de Heiland om Zichzelf te beschrijven? (Wijs erop dat de Heiland met het woord dokter zijn gezag bevestigde om zowel geestelijk als lichamelijk te genezen.)

  • Hoe hadden de schriftgeleerden en Farizeeën door de reactie van de Heiland kunnen begrijpen waarom Hij met tollenaars en zondaars omging?

  • Welke waarheid blijkt uit vers 17 betreffende de reactie van de Heiland op onze zonden? (Als de cursisten antwoord hebben gegeven, zet u de volgende waarheid op het bord: De Heiland wil ertoe bijdragen dat wij ons bekeren en worden genezen.

  • Waarom is het belangrijk dat wij geloven dat Jezus ertoe wil bijdragen dat wij ons bekeren en worden genezen?

Laat een cursist de volgende uitspraak van ouderling Craig A. Cardon van de Zeventig voorlezen:

Afbeelding
Ouderling Craig A. Cardon

‘De Heer houdt van ons en wil ons zijn bereidheid om te vergeven duidelijk maken. […]

‘Daarom mogen wij allemaal weten, ook wie proberen met verslavingsgedrag te breken, zoals bij verslavende middelen of pornografie — alsook de mensen om hen heen — dat de Heer onze oprechte inspanningen zal erkennen en liefdevol wil vergeven als volledige bekering heeft plaatsgevonden.’ (‘De Heiland wil vergeven’, Liahona, mei 2013, 16.)

  • Hoe kunnen we weten dat de Heiland ertoe wil bijdragen dat wij ons bekeren en zijn vergeving ontvangen?

Laat de cursisten zich afvragen of zij op de tollenaars en zondaars lijken (die toegaven dat ze de Heiland nodig hadden en tot Hem kwamen) of op de schriftgeleerden en Farizeeën (die niet tot de Heiland kwamen om zijn vergeving en genezende kracht te ontvangen).

Getuig van de kracht en het verlangen van de Heiland om ons te genezen. Moedig de cursisten aan om zo nodig door bekering zijn vergeving te ontvangen.

Vat Markus 2:18–22 samen door uit te leggen dat Jezus vertelde waarom zijn discipelen niet vastten toen Hij bij hen was. Hij zei ook waarom het voor sommige mensen zo moeilijk was om zijn evangelie te aanvaarden.(Noot: Deze beginselen worden grondiger behandeld in de les van Lukas 5.)

Markus 2:23–3:6

Jezus spreekt over de sabbat

Vraag de cursisten of ze er ooit voor hebben gekozen om op de sabbat niet aan een bepaalde activiteit deel te nemen. Laat een paar cursisten over hun ervaringen vertellen.

Zet de volgende vraag op het bord en laat de cursisten daarover nadenken terwijl ze Markus 2–3 bestuderen:Hoe bepaal je of een activiteit gepast is op de sabbat?

Deel de klas op in tweeën. Laat de ene helft Markus 2:23–28 doorlezen. Laat de andere helft Markus 3:1–6 doorlezen. Laat de cursisten opzoeken wat de Heiland en zijn discipelen deden wat volgens de Farizeeën een overtreding was van het gebod om de sabbat te heiligen.

Stel na voldoende tijd de volgende vragen:

  • Wat mochten de Heiland en zijn discipelen volgens de Farizeeën niet op de sabbat doen? (Koren plukken en iemand genezen.)

  • Waarom zouden de Farizeeën het als een overtreding van Gods wetten beschouwen om op de sabbat koren te plukken of iemand te genezen?

Zo nodig herinnert u de cursisten eraan dat de Joodse leiders hun eigen regels en uitleggingen aan de wet van Mozes hadden toegevoegd, die de mondelinge wet of overleveringen werden genoemd. Deze toegevoegde regels waren bedoeld om de overtreding van Gods wet te voorkomen, maar ze weerhielden sommige mensen er ook van om het doel van bepaalde geboden goed te begrijpen, zoals het gebod om de sabbat te heiligen.

Zet de volgende onvolledige uitspraak op het bord: Wij kunnen de sabbat heiligen door …

  • Hoe zouden jullie deze uitspraak volgens de leringen van de Heiland in Markus 2–3 afmaken? Wanneer de cursisten hebben geantwoord, maakt u de uitspraak op het bord af zodat deze waarheid duidelijk wordt: Wij kunnen de sabbat heiligen door God te verheerlijken en goede werken te verichten.)

  • In welke opzichten kunnen we God op zijn heilige dag verheerlijken?

  • Wat zijn enkele voorbeelden van goede werken op de sabbat?

Om ervoor te zorgen dat de cursisten begrijpen hoe ze gepaste activiteiten voor de sabbat kunnen kiezen, laat u een cursist de volgende uitspraak van president James E. Faust van het Eerste Presidium voorlezen:

Afbeelding
President James E. Faust

‘Waar ligt de grens van wat aanvaardbaar is op de sabbat en wat niet? Binnen bepaalde richtlijnen moeten we die vraag allemaal zelf beantwoorden. Hoewel deze richtlijnen in de Schriften en de woorden van de hedendaagse profeten zijn te vinden, moeten ze ook in ons hart worden gegrift en door ons geweten worden bepaald. […] Het is vrij onwaarschijnlijk dat we wat de sabbat betreft een ernstige overtreding begaan als we nederig tot de Heer komen en Hem ons hart, onze ziel en ons verstand aanbieden. (Zie Mattheüs 22:37.)

‘Wat op de sabbat kan of niet kan, zal door onszelf moeten worden beoordeeld. We moeten proberen om eerlijk tegenover de Heer te zijn. Op de sabbat moeten we doen wat er van ons verwacht wordt, met de juiste houding van aanbidding, en onze andere activiteiten beperken.’ (‘The Lord’s Day’, Ensign, november 1991, 35.)

  • Wat voor zegeningen heb je ontvangen omdat je op de sabbat God aanbidt en goede werken verricht?

Moedig de cursisten aan om een manier te bedenken waarop ze de sabbat beter kunnen heiligen. Laat ze hun doel in hun aantekenschrift of Schriftendagboek noteren.

Markus 3:7–35

Jezus geneest veel mensen, Hij stuurt zijn apostelen uit om te prediken en Hij waarschuwt anderen voor godslastering

Vat Markus 3:7–35 samen door uit te leggen dat Jezus naar het Meer van Galilea ging en veel mensen genas die Hem volgden, waaronder enkele mensen die een onreine geest hadden. Nadat Hij twaalf apostelen had gekozen, ordende Jezus hen en stuurde hen uit om te prediken, te genezen en demonen uit te werpen. Vervolgens waarschuwde Hij de schriftgeleerden om niet tegen de Heilige Geest te lasteren. Hij zei dat zijn familie uit mensen bestond die de wil van onze hemelse Vader deden.

(Noot: Sommige van de gebeurtenissen in Markus 3:7–35 zijn uitvoerig in de les over Mattheüs 12:22–35 behandeld.)

Tot slot kunt u uw getuigenis geven van de waarheden die in deze les zijn behandeld.

Toelichting en achtergrondinformatie

Markus 2:7. Jezus genas de verlamde man geestelijk en lichamelijk.

Ouderling Bruce R. McConkie heeft gezegd dat Jezus onweerlegbaar bewijs heeft geleverd dat Hij de Messias was toen Hij de verlamde man genas:

‘Deze gebeurtenis in het leven van onze Heiland was zichtbaar en onweerlegbaar bewijs dat Hij de Messias was, en werd erkend door de mensen die Hij diende. Hij had herhaaldelijk getuigd dat God zijn Vader was en had dat getuigenis bekrachtigd met een ongekende bediening van prediking en genezing. Het was zijn doel om aan te kondigen dat Hij tot stand had gebracht wat niemand behalve God kon doen, en om te bewijzen dat Hij het door een manifestatie van de macht van zijn Vader had gedaan.

‘Zowel Jezus als de aanwezige “wetgeleerden” wisten dat alleen God vergeving kan schenken. Als nadrukkelijk en indrukwekkend getuigenis dat Hij de bevoegdheid van God had, greep Jezus deze kans aan om zonden te vergeven. Toen Hij vervolgens door de schriftgeleerden werd bekritiseerd die (terecht) wisten dat de valse veronderstelling van de bevoegdheid om zonden te vergeven inderdaad godslastering was, deed Jezus wat geen enkele oplichter had kunnen doen — Hij bewees zijn goddelijke macht door de vergeven man te genezen. Op zijn vraag “Wat is gemakkelijker, tegen de verlamde te zeggen: De zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op. neem uw ligmat op en ga lopen?” kan maar één antwoord worden gegeven! Ze zijn gelijk; wie het ene kan doen, kan ook het andere doen.’ (Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], 1:177–178.)

Markus 2:27–28 Een dag om God te verheerlijken

Ouderling Mark E. Peterson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd wat voor indruk onze sabbatheiliging aan onze hemelse Vader en Jezus Christus geeft:

‘Het al dan niet heiligen van de sabbat is een feilloze maatstaf van onze houding ten opzichte van de Heer zelf en van zijn lijden in Gethsémané, zijn dood aan het kruis en zijn opstanding uit de dood.’ (‘The Sabbath Day’, Ensign, mei 1975, 49.)

Markus 3:4. ‘Is het geoorloofd op sabbatdagen goed te doen of kwaad te doen?’

President Spencer W. Kimball heeft uitgelegd wat het betekent om op de sabbatdag ‘goed te doen’:

‘De sabbat is een heilige dag om gepaste en heilige dingen te doen. Het is belangrijk om niet te werken en ons te onthouden van wereldse ontspanning, maar dat is niet genoeg. De sabbat is bedoeld voor opbouwende gedachten en daden. Als iemand de hele dag niets doet, ontheiligt hij de sabbat.’ (‘The Sabbath—a Delight’, Ensign, januari 1978, 4.)

President Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft het volgende over het heiligen van de sabbat gezegd:

‘In mijn veel jongere jaren bestudeerde ik het werk van anderen die lijsten hadden gemaakt van dingen om wel of niet op de sabbat te doen. Pas veel later leerde ik uit de Schriften dat mijn gedrag en houding op de sabbat een teken was, iets tussen mij en mijn hemelse Vader. [Zie Exodus 31:13; Ezechiël 20:12, 20.] Toen ik dat eenmaal begreep, hoefde ik niet meer bij te houden wat ik wel of niet mocht doen. Als ik moest besluiten of een bezigheid gepast was voor de sabbat, vroeg ik mezelf gewoon af: “Wat voor teken wil ik God geven?” Die vraag maakte mijn keuzen voor de sabbat volkomen duidelijk. […]

‘Wat voor teken geeft u de Heer om te laten zien dat u Hem liefhebt?’(‘De sabbat is een verlustiging’, Liahona, mei 2015, 130.)

Afdrukken