Bibliotheek
Les 68: Johannes 8:31–59


Les 68

Johannes 8:31–59

Inleiding

De Heiland blijft na het Loofhuttenfeest in de tempel onderwijzen. Hij spreekt over vrijheid van zonde. Als Jezus Christus verkondigt dat Hij de grote Jehova is, proberen de Joden Hem te stenigen.

Lessuggesties

Johannes 8:31–36

Jezus spreekt over vrijheid van zonde

Houd een kleine steen omhoog om de cursisten te herinneren aan wat ze in de vorige les geleerd hebben. Laat de cursisten de reactie van de Heiland kort samenvatten toen enkele Schriftgeleerden en Farizeeën een overspelige vrouw voor Hem brachten. Laat ze ook samenvatten wat Hij achteraf onderwees (zie Johannes 8:1–30). (De Heiland veroordeelde de vrouw niet en droeg haar op niet meer te zondigen [vers 11]. Daarna onderwees Jezus dat Hij het ‘Licht der wereld’ [vers 12] is en dat we de Vader leren kennen door in Christus te geloven en zijn leringen te gehoorzamen.)

  • Welke invloed hadden de woorden en daden van Jezus op veel Joden volgens Johannes 8:30?

Wijs de cursisten erop dat hoewel veel Joden in Jezus geloofden, sommige Joden zijn woorden in twijfel bleven trekken toen Hij de mensen in discipelschap, waarheid en vrijheid versus slavernij onderwees.

Teken het volgende schema op het bord:

Afbeelding
diagram, blanks to freedom

Laat een cursist Johannes 8:31–32 voorlezen. Laat de klas meelezen en vaststellen wat we volgens Jezus moeten doen om vrij te zijn.

Laat de cursisten naar voor komen en op het bord de woorden invullen op basis van wat we volgens Jezus moeten doen om vrij te zijn. Het volledige schema behoort er ongeveer als volgt uit te zien:

Afbeelding
completed diagram, freedom
  • Wat houdt het in om in Christus’ woord te blijven (vers 31)?

  • Hoe zou je de leringen van Jezus Christus in de verzen 31–32 als een beginsel verwoorden? (De strekking van de woorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: als we in het woord van Jezus Christus blijven, zijn we zijn discipelen en kennen we de waarheid, die ons vrijmaakt. U kunt dit beginsel op het bord zetten. U kunt de cursisten er ook op wijzen dat in Johannes 8:36 beklemtoond wordt dat we door Jezus Christus vrijgemaakt kunnen worden.)

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. Vraag de klas vast te stellen waarvan we vrij kunnen zijn als we naar het woord van de Heiland leven:

Afbeelding
Ouderling Bruce R. McConkie

‘Vrij van de vernietigende macht van valse leer; vrij van de slavernij van begeerte en lust; vrij van de ketens van zonde; vrij van alle kwaad en verdorven invloed en van alle beperkende en inperkende macht; vrij om de onbeperkte vrijheid te ontvangen die alleen verhoogde personen ten volle genieten.’ (Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], deel 1, 456–457.)

Laat een cursist Johannes 8:33 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en na te gaan waardoor de Joden dachten dat ze vrij waren.

  • Waardoor dachten de Joden dat ze vrij waren? (Ze dachten onterecht dat ze recht op geestelijke vrijheid hadden omdat ze nakomelingen van Abraham en erfgenamen van het Abrahamitische verbond waren.)

Laat een cursist Johannes 8:34–36 voorlezen. Vraag de andere cursisten mee te lezen en vast te stellen waar ze volgens Jezus vrij van moesten zijn.

  • Waarvan moesten de mensen volgens Jezus in vers 34 vrij zijn?

Leg uit dat het Griekse werkwoord dat in vers 34 als ‘doet’ vertaald is, suggereert dat de mensen volhardden in zonde.

  • Welk beginsel halen we uit vers 34? (laat de cursisten antwoorden en zet dit beginsel op het bord: Als we zondigen en ons niet bekeren, worden we slaaf van de zonde.)

  • Wat houdt het in om een ‘slaaf van de zonde’ te zijn?

Zet het volgende schema op het bord om de cursisten te verduidelijken wat het verband is tussen de twee beginselen die ze gevonden hebben:

Afbeelding
diagram, choice and consequences
  • Waarom zouden sommigen vandaag de dag deze waarheden verwarren door te denken dat we in slavernij belanden als we de Heiland volgen, en we vrij zijn als we zondigen?

Laat een cursist het volgende citaat van ouderling D. Todd Christofferson van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen om de twee beginselen die de cursisten gevonden hebben te verduidelijken:

Afbeelding
Ouderling D. Todd Christofferson

‘Door ons aan [Satans] verleidingen over te geven, krijgen we steeds minder keuzes tot we er uiteindelijk geen meer hebben. Dan zijn we verslaafd en machteloos. […]

‘De wereld kijkt door de bril van Korihor en denkt dat ze door Gods wetten en verordeningen te volgen, “geknecht” wordt (Alma 30:24, 27). […]

‘Is er iemand die eraan twijfelt dat God de ultieme vrijheid geniet om te zijn en te doen omdat Hij alle licht en waarheid bezit?

‘Als ons begrip van evangelieleer en -beginselen toeneemt, neemt ook onze keuzevrijheid toe. Ten eerste hebben we meer keuzemogelijkheden en kunnen we meer bereiken en grotere zegeningen ontvangen omdat we meer wetten hebben die we kunnen gehoorzamen. […] Ten tweede kunnen we door ons grotere begrip slimmere keuzes maken omdat we niet alleen de alternatieven, maar ook de mogelijke gevolgen duidelijker zien.’ (‘Moral Agency’, Ensign, juni 2009, 49, 50–51.)

Deel de cursisten op in groepjes van twee. Laat elk groepje een deel van Voor de kracht van de jeugd (boekje, 2011) lezen. Vraag de cursisten om de volgende tabel in hun aantekenschrift of Schriftendagboek over te nemen. (U kunt ze ook op het bord zetten.) Laat elk groepje het hun toegewezen deel van Voor de kracht van de jeugd lezen en de tabel invullen.

Norm in Voor de kracht van de jeugd:

In welke opzichten worden we vrij als we deze norm naleven?

In welke opzichten belanden we in slavernij als we deze norm niet naleven?

Laat de cursisten na een tijdje van partner wisselen en elkaar vertellen wat ze over de norm geleerd hebben. Vraag na verloop van tijd enkele cursisten om aan de klas te vertellen wat ze hebben geleerd.

  • Welke vrijheden die in Voor de kracht van de jeugd beloofd worden, heb je zelf ervaren?

Laat de cursisten een manier noteren waarop ze door het woord van de Heiland na te leven vrijheid zullen nastreven.

Johannes 8:37–59

Jezus getuigt van zijn goddelijkheid

Laat de cursisten kort deze vraag beantwoorden:

  • Wie ken je die erg op zijn of haar vader lijkt?

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Johannes 8:37–40, 44–45 voor te lezen. Vraag de andere cursisten mee te lezen en na te gaan hoe de Joodse leiders die tegen de Heer in opstand kwamen, van de grote oudtestamentische profeet Abraham verschilden, die volgens hen hun vader was.

  • Wat zei de Heiland in vers 39 dat ze zouden doen als ze kinderen van Abraham waren?

  • Wat probeerden ze volgens vers 40 te doen wat Abraham nooit gedaan zou hebben?

  • Wie was volgens Jezus in de verzen 44–45 hun vader? (De duivel.) Op welke manieren volgden ze de duivel?

Vat Johannes 8:46–50 samen met de uitleg dat de Heiland onderwees dat wie uit God is zijn woord ontvangt. De Joodse leiders probeerden Jezus te beledigen door Hem Samaritaan te noemen (Samaritanen werden over het algemeen door de Joden veracht) en door te beweren dat Hij door de duivel bezeten was.

Laat een cursist Johannes 8:51–53 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en te letten op de vraag die de Joodse leiders Jezus stelden.

  • Welke vraag stelden ze Jezus? (U kunt de cursisten vragen om de vraag ‘U bent toch niet meer dan onze vader Abraham?’ in vers 53 te markeren.)

Laat een cursist Johannes 8:56–58 voorlezen. Vraag de klas om mee te lezen en vast te stellen hoe Jezus op de vraag van de Joden reageerde.

  • Wat was Jezus’ antwoord op de vraag ‘U bent toch niet meer dan onze vader Abraham?’ (U kunt de cursisten vragen om de zinsnede ‘Vóór Abraham geboren was, ben Ik’ in vers 58 te markeren.)

Leg uit dat de zinsnede ‘ben Ik’ in Johannes 8:58 naar Jehova verwijst. (zie Exodus 3:14).

  • U moet misschien uitleggen dat Jehova de naam is waaronder de Joden de God van Abraham, Izak en Jakob kenden. U kunt de cursisten voorstellen de volgende waarheid in hun Schriften te noteren: Jezus Christus is Jehova, de God van het Oude Testament.)

  • Wat was Jezus’ antwoord op de vraag of Hij meer dan Abraham was in vers 58?

Afbeelding
Drie mannen in de brandende oven
Afbeelding
Daniël in de leeuwenkuil

Toon een aantal platen uit het Evangelieplatenboek ([2009]; zie ook LDS.org) die wonderen uit het Oude Testament afbeelden (zoals Drie mannen in de brandende oven, nr. 25; of Daniël in de leeuwenkuil, nr. 26).

  • Hoe zou je gereageerd hebben als je voor Jezus gestaan had en Hem had horen zeggen dat Hij de wonderen in het Oude Testament verricht had?

Laat een cursist Johannes 8:59 voorlezen. Laat de klas meelezen en vaststellen hoe de Joodse leiders reageerden op Jezus’ verklaring dat Hij Jehova was. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.

  • Waarom is het belangrijk om te weten dat Jezus Christus Jehova, de God van het Oude Testament, is?

U kunt een aantal cursisten vragen om hun getuigenis van Jezus Christus te geven. U kunt tot slot uw eigen getuigenis geven.

Afbeelding
pictogram kerntekstenbeheersing
Kerntekstenbeheersing

Overhoringen en toetsen bieden de cursisten de mogelijkheid hun kennis van kernteksten te toetsen. Gebruik als hints trefwoorden of tekstverwijzingen, citaten uit passages, of scenario’s die de waarheden in de passages illustreren. Overhoringen en toetsen kunt u mondeling, op het bord of schriftelijk afnemen. Na een overhoring of toets kunt u cursisten met een hoge score desgewenst koppelen aan cursisten met een lagere score. De cursist met een hogere score kan de cursist met een lagere score dan helpen om zich te verbeteren. (Zorg ervoor dat de cursisten met een lagere score niet in verlegenheid gebracht worden.)

Toelichting en achtergrondinformatie

Johannes 8:33. ‘Wij zijn Abrahams nageslacht’

De verklaring van de Joden dat ze Abrahams nageslacht zijn, vertoont een veelvoorkomende misvatting betreffende het Abrahamitische verbond en de leer van voorordening. De volgende uitleg uit de Bible Dictionary verduidelijkt de beloftes aan, en de taken van, Abrahams nageslacht:

‘Abraham ontving het evangelie eerst door de doop (het heilsverbond). Vervolgens werd het hoger priesterschap hem verleend en ging hij een celestiaal huwelijk aan (het verhogingsverbond), waardoor hij de verzekering ontving dat hij eeuwig nakomelingschap zou hebben. Ten slotte ontving hij de belofte dat al zijn sterfelijke nakomelingen die zegeningen aangeboden zouden krijgen (LV 132:29–50; Abraham 2:6–11). […] Abrahams nageslacht zou bepaalde landen als eeuwig erfgoed krijgen (Genesis 17; 22:15–18; Galaten 3; Abraham 2). Samen worden deze beloften het verbond van Abraham genoemd. […]

‘De delen van het verbond die met persoonlijk heil en eeuwig nakomelingschap te maken hebben, worden hernieuwd met ieder persoon die de verordening van het celestiale huwelijk ontvangt (zie LV 132:29–33). Mensen die geen Israëlitische afstamming hebben, meestal andere volken genoemd, worden door de verordeningen van het evangelie in het huis van Israël geadopteerd, en worden erfgenamen van het verbond en het nageslacht van Abraham (Galaten 3:26–29).

‘Iemand die een erfgenaam is van het verbond van Abraham, is nog geen uitverkoren persoon, maar heeft de taak om het evangelie aan alle mensen op aarde te verkondigen. Abrahams nakomelingen hebben dit zendingswerk sinds de tijd van Abraham verricht (Mattheüs 3:9; Abraham 2:9–11).’ (Bible Dictionary, ‘Abraham, Covenant of’.)

Johannes 8:58. Wat betekent de zinsnede ‘Vóór Abraham geboren was, ben Ik’?

Ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de betekenis en het belang van de term ‘Ik ben’ uitgelegd:

‘Jezus was Jehova […] (zie Exodus 6:3; Psalmen 83:18; Jesaja 12:2; Jesaja 26:4). Het gebruik van die heilige naam is ook in hedendaagse Schriftuur bevestigd (zie Moroni 10:34; LV 109:68; LV 110:3; LV 128:9). Jehova is van het Hebreeuwse woord hayah afgeleid, wat “zijn” of “bestaan” betekent. Een vorm van het woord hayah werd in de Hebreeuwse tekst van het Oude Testament als IK BEN vertaald (zie Exodus 3:14).

‘Verbazend genoeg gebruikte Jehova IK BEN als naam voor Zichzelf (zie LV 29:1; LV 38:1; LV 39:1). Lees de volgende boeiende dialoog uit het Oude Testament. Mozes had net een opdracht van God gekregen waar hij niet om gevraagd had, de opdracht om de kinderen van Israël uit slavernij te leiden. Het gesprek speelt zich af op de berg Sinaï

‘“Mozes zei echter tegen God: Wie ben ik, dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?”

‘Mozes voelde zich ongetwijfeld onbekwaam voor zijn roeping, zoals wij ons voelen als we een moeilijke opdracht krijgen.

‘“En Mozes zei tegen God: Zie, wanneer ik bij de Israëlieten kom en tegen hen zeg: De God van uw vaderen heeft mij naar u toe gezonden, en zij mij zeggen: Wat is Zijn Naam? Wat moet ik dan tegen hen zeggen?

‘“En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE IK BEN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden.

‘“Toen zei God verder tegen Mozes: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: De Heere, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob, heeft mij naar u toe gezonden. Dit is voor eeuwig Mijn Naam” (Exodus 3:11, 13–15).

‘Jehova openbaarde aldus de naam aan Mozes die Hij bescheiden en nederig voor zijn voorsterfelijke identificatie gekozen had: “IK BEN”.’ (‘Jesus the Christ: Our Master and More’, Ensign, april 2000, 6–7.)

Afdrukken