Les 81
Handelingen 1:1–8
Inleiding
Na zijn opstanding instrueert Jezus Christus zijn apostelen veertig dagen. Hij bereidt hen voor om tot aan de einden der aarde zijn getuigen te zijn.
Lessuggesties
Handelingen 1:1–8
Jezus instrueert zijn discipelen veertig dagen
Laat de cursisten zich voorstellen dat een vriend of vriendin van een ander geloof meer over de Kerk te weten wil komen en vraagt: ‘Wie leidt jullie kerk?’
Laat de cursisten deze vraag in hun aantekenschrift of Schriftendagboek beantwoorden.
Laat de cursisten bij hun studie van Handelingen 1:1–8 letten op een waarheid die op deze vraag een antwoord geeft.
Laat de cursisten naar het boek Handelingen gaan en kijken wat de volledige titel is. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.
-
Wat denk je dat we in dit boek gaan leren, nu je de volledige titel hebt gelezen?
Leg uit dat het boek Handelingen een belangrijke overgang in het Nieuwe Testament betekent. In de boeken Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes stond een verslag van de aardse bediening van de Heiland, zijn verzoening en opstanding. In het boek Handelingen wordt de bediening van de apostelen na de hemelvaart van de Heiland besproken.
Laat een cursist Handelingen 1:1–2 voorlezen. Laat de klas meelezen en bepalen aan wie dit boek is gericht.
-
Aan wie is het boek Handelingen gericht?
Leg uit dat Lukas de auteur van het boek Handelingen is en dat het ‘eerste boek’ waarover in vers 1 sprake is, verwijst naar het boek Lukas, dat eveneens aan Theofilus was gericht. Lukas wou hiermee Theofilus helpen zijn eigen getuigenis van Jezus Christus te verkrijgen (zie Lukas 1:1–4).
Laat een cursist Handelingen 1:2–4 voorlezen. Laat de klas meelezen en bepalen hoelang Jezus Christus persoonlijk zijn apostelen diende na zijn opstanding. (Leg eventueel uit dat ‘geleden had’ in vers 3 verwijst naar het zoenoffer van de Heiland en ‘onmiskenbare bewijzen’ verwijst naar het onbetwistbare bewijs dat Jezus met betrekking tot zijn opstanding leverde.)
-
Hoeveel tijd bracht Jezus Christus na zijn opstanding met zijn apostelen door?
-
Wat leerde Jezus hen tijdens die veertig dagen? (Over de dingen die het koninkrijk Gods betreffen)
Begin een huis op het bord te tekenen. (U kunt ook een kleine maquette van een huis met blokken of klei maken.)
Als u halverwege bent, laat u een cursist naar het bord komen om de tekening af te maken. Geef de cursist duidelijke instructies zodat hij of zij de tekening kan vervolledigen. U kunt vragen om een dak, ramen en een tuin toe te voegen. Als u een tijdje samen hebt gewerkt, gaat u aan de andere kant van het lokaal staan om verdere instructies te geven. Als het huis klaar is, bedankt u de cursist en laat u hem of haar weer gaan zitten.
Laat de cursisten zich voorstellen dat de tekening van het huis het koninkrijk van God op aarde voorstelt, oftewel de Kerk van Jezus Christus.
-
In welk opzicht lijkt de manier waarop we dit huis hebben getekend op hoe Jezus Christus gedurende zijn aardse bediening en na zijn opstanding zijn kerk heeft gevestigd? (De Heiland begon met de vestiging van zijn kerk tijdens zijn aardse bediening. Hij riep anderen om Hem hierbij te helpen en na zijn opstanding gaf Hij hen instructies, ook al was Hij niet meer lichamelijk aanwezig.)
-
Hoe leidt Jezus Christus volgens vers 2 zijn kerk? (Zet de volgende waarheid in de woorden van de cursisten op het bord: Jezus Christus leidt zijn kerk door zijn wil door de Heilige Geest aan zijn apostelen te openbaren.)
Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:
‘Vanaf het eerste vers [van het boek Handelingen] is gezegd dat de kerk goddelijke leiding zou houden, en geen menselijke. […] Een vollediger titel voor het boek Handelingen zou heel goed kunnen zijn: “De handelingen van de herrezen Christus door de werking van de Heilige Geest in het leven en de bediening van zijn geordende apostelen.” […]
De leiding van de kerk werkt net zo. De Heiland is niet meer op dezelfde plek, maar de leiding van de kerk is precies hetzelfde.’ (‘Therefore, What?’ [CES-congres over het Nieuwe Testament, 8 augustus 2000], 6, si.lds.org.)
-
Waarom is het belangrijk dat we weten dat Jezus Christus vandaag zijn kerk door openbaring leidt?
Nodig de cursisten uit om na te denken over ervaringen die hun getuigenis dat Jezus Christus vandaag zijn kerk door openbaring leidt, hebben versterkt. Laat verscheidene cursisten over hun ervaringen vertellen. U kunt ook over een ervaring van uzelf vertellen.
Laat enkele cursisten beurtelings een vers voorlezen uit Handelingen 1:4–8. Laat de klas meelezen en nagaan wat Jezus zijn apostelen gebood.
-
Wat gebood Jezus zijn apostelen volgens vers 4?
-
Zoek in vers 5 wat de Heiland de apostelen beloofde als ze in Jeruzalem zouden blijven.
-
Welke macht zou de Heilige Geest volgens vers 8 de apostelen geven?
-
Wat kunnen we uit de leringen van de Heiland in vers 8 over de apostelen leren? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: Apostelen zijn getuigen van Jezus Christus en getuigen wereldwijd van Hem.)
Laat een cursist de volgende uitspraak van president Gordon B. Hinckley voorlezen om deze waarheid te verduidelijken:
‘In deze tijd heeft de Heer vijftien bijzondere getuigen geroepen om tot de wereld van zijn goddelijkheid te getuigen. Zij hebben een unieke roeping, want het zijn apostelen van de Heer, door Hem gekozen en gemachtigd. Hun is geboden te getuigen dat Hij ook nu leeft, krachtens de macht en het gezag van het heilige ambt van apostel dat op hen is bevestigd.’ (‘Bijzondere getuigen van Christus, Liahona, april 2001, 5.)
Zet de volgende onvolledige zin op het bord: De hedendaagse apostelen getuigen dat Jezus Christus …
Geef indien mogelijk elke cursist een kopie van ‘De levende Christus: het getuigenis van de apostelen’ (Liahona, april 2000, 2–3). U kunt ook een exemplaar in kleinere stukken knippen en die uitdelen. Laat de cursisten (hun gedeelte van) de tekst doornemen en nagaan hoe ze de zin op het bord kunnen aanvullen. Als de cursisten klaar zijn met lezen, laat u een cursist naar voren komen. Vraag de cursisten naar hun bevindingen en laat de ene cursist alle antwoorden op het bord noteren.
-
Welke verklaring vinden jullie de belangrijkste?
-
Hoe wordt jouw persoonlijk getuigenis van Jezus Christus door het getuigenis van hedendaagse apostelen beïnvloed?
Leg uit dat Handelingen 1:8 wel specifiek naar de rol van de apostelen als bijzondere getuigen van de Heiland verwijst, maar ons ook leert hoe wij wereldwijd getuigen van Jezus Christus kunnen zijn.
-
Uitgaande van de belofte van de Heer aan de apostelen in Handelingen 1:8, hoe kunnen wij getuigen van Jezus Christus zijn? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: Door de macht van de Heilige Geest kunnen wij getuigen van Jezus Christus worden.)
-
Hoe helpt de Heilige Geest ons om getuigen van de Heiland te worden?
Laat de cursisten nadenken of zij weleens de Heilige Geest hebben gevoeld toen anderen hun getuigenis van Jezus Christus gaven. Laat de cursisten na een paar minuten ervaringen uitwisselen. Herinner de cursisten eraan dat ze niet over ervaringen hoeven te praten die te heilig of te persoonlijk zijn.
-
Wanneer heb jij gevoeld dat de Heilige Geest je hielp van Jezus Christus te getuigen?
Moedig de cursisten ertoe aan kansen te benutten om hun getuigenis met anderen te delen en erop te vertrouwen dat de Heilige Geest de waarheid van wat ze getuigen, zal bevestigen.
Handelingen – Openbaring
Overzicht van de tweede helft van het Nieuwe Testament
Leg uit dat Handelingen 1:8 niet alleen waarheden leert maar ook een overzicht van de tweede helft van het Nieuwe Testament geeft.
-
Waar zouden de discipelen van de Heiland volgens Handelingen 1:8 van Hem getuigen?
Zet het volgende op het bord: Handelingen 1–5 = Jeruzalem; Handelingen 6–9 = Judea en Samaria; Handelingen 10–28 = de einden der aarde (zie Bible Dictionary, ‘Acts of the Apostles’).
Leg uit dat de discipelen van Jezus Christus begonnen te getuigen zoals hun was gevraagd. Eerst predikten de apostelen in Jeruzalem, vervolgens in Judea en Samaria, en daarna tot de einden der aarde.
Laat de cursisten de inhoudsopgave van de Bijbel opzoeken. Laat de cursisten nagaan welke boeken in het Nieuwe Testament na het boek Handelingen komen. Leg uit dat de boeken Romeinen tot en met Hebreeën brieven van de apostel Paulus bevatten. Het bekeringsverhaal en de bediening van Paulus komen aan bod in de lessen over Handelingen 9 en 13–28.
Laat de cursisten 1 Thessalonicenzen zoeken. Leg uit dat de Thessalonicenzen mensen waren die in de stad Thessalonica woonden. Laat de cursisten de stad Thessalonica opzoeken op Bijbelkaart nummer 13, ‘De zendingsreizen van de apostel Paulus’. Leg uit dat veel brieven uit het Nieuwe Testament aan kerkgemeenten in verschillende steden zijn geadresseerd om hun specifieke noden aan te pakken. U kunt ook uitleggen dat deze brieven niet in chronologische volgorde staan. Men gaat ervan uit dat het boek 1 Thessalonicenzen de eerste brief is die Paulus schreef.
Laat de cursisten in de inhoudsopgave opzoeken welke andere boeken bestaan uit brieven aan gemeenten van heiligen.
Leg uit dat Paulus niet alleen brieven schreef naar kerkgemeenten, maar ook naar personen zoals Timotheüs, Titus en Filemon.
Laat de cursisten in de inhoudsopgave opzoeken welke boeken na Hebreeën komen.
Leg uit dat behalve Paulus ook andere apostelen en kerkleiders naar de leden van de kerk schreven. Sommige van deze brieven zijn bewaard en staan in de boeken Jakobus tot en met Judas. Het boek Openbaring bevat een visioen van de apostel Johannes.
Moedig de cursisten aan de tweede helft van het Nieuwe Testament zelfstandig te lezen. Moedig hen aan de leringen van de apostelen uit het Nieuwe Testament onder gebed te bestuderen zodat de Heilige Geest hen kan verlichten en meer begrip kan geven.