Bibliotheek
Les 37: Markus 6


Les 37

Markus 6

Inleiding

Jezus wordt in zijn geboorteplaats, Nazareth, verworpen. Hij stuurt de twaalf apostelen uit om het evangelie te prediken. Johannes de Doper wordt in opdracht van Herodes Antipas gedood. Jezus voedt op wonderbaarlijke wijze een menigte van meer dan vijfduizend mensen, Hij loopt op het water, Hij stilt een storm en geneest de zieken.

Lessuggesties

Markus 6:1–29

Jezus wordt in Nazareth verworpen en stuurt de twaalf op pad; Johannes de Doper wordt vermoord

Vraag de cursisten aan het begin van de les om na te denken over de laatste keer dat ze de druk voelden om iets te doen waarvan ze wisten dat het niet goed was.

Zet de volgende uitspraak op het bord (deze uitspraak is te vinden in ‘Making the Right Choices’, Ensign, november 1994, 37):

‘Mensen die iets verkeerd doen, willen graag dat je met hen meedoet omdat ze zich meer op hun gemak voelen als anderen hetzelfde doen.’ (Richard G. Scott)

  • Kunnen jullie enkele voorbeelden noemen van de manier waarop anderen ons onder druk kunnen zetten om iets te doen waarvan we weten dat het verkeerd is?

Laat de cursisten tijdens hun studie van Markus 6 een waarheid opzoeken waarmee ze negatieve groepsdwang kunnen weerstaan.

Vat Markus 6:1–16 samen door uit te leggen dat Jezus in zijn geboorteplaats Nazareth predikte. Maar door het ongeloof van de mensen verrichtte Hij daar niet veel wonderen. Toen Hij daar was, stuurde Hij de twaalf apostelen in koppels op pad om het evangelie te prediken. Terwijl ze het evangelie predikten, wierpen ze ook veel demonen uit en genazen ze zieken. Toen Herodes hoorde dat Jezus zoveel wonderen verrichtte, was hij bang dat Johannes de Doper uit de dood was herrezen en deze wonderen verrichtte.

Leg uit dat Markus 6:17–29 een verslag is van wat er met Johannes de Doper was gebeurd. Laat een cursist Markus 6:17–18 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat Herodes met Johannes de Doper had gedaan.

  • Wat had Herodes volgens deze verzen met Johannes de Doper gedaan, en waarom?

Leg uit dat de Herodes in deze verzen Herodes Antipas is, die na de dood van zijn vader, Herodes de Grote, de regio’s Galilea en Perea regeerde. Herodes Antipas was gescheiden en was vervolgens met Herodias getrouwd, de vrouw van zijn broer Filippus. Dat was een ernstige overtreding van de Joodse wet (zie Leviticus 18:16), en Johannes de Doper had dat veroordeeld. Omdat Johannes dat had gedaan, was Herodias kwaad geworden. Daarom kwam Johannes in de gevangenis terecht.

Laat een cursist Markus 6:19–20 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat Herodias wilde dat er met Johannes de Doper zou gebeuren.

  • Wat wilde Herodias dat er met Johannes de Doper zou gebeuren?

  • Waarom kon ze hem niet laten doden? (Omdat Herodes bang was voor Johannes en wist dat hij een man van God was; zie Markus 6:20 waarin staat beschreven wat Herodes van Johannes de Doper vond.)

Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Markus 6:21–29 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat Herodes met Johannes de Doper deed.

  • Wat vond Herodes volgens vers 26 van het plan om Johannes de Doper te vermoorden?

  • Waarom liet Herodes Johannes onthoofden als hij wist dat het verkeerd was en hij het eigenlijk niet wilde doen? (U kunt de cursisten aanmoedigen om de woorden ‘omwille van hen die mee aanlagen’ te markeren, waaruit blijkt dat Herodes zich zorgen maakte over de mening van hen die aanwezig waren.)

  • Welk beginsel kunnen we van de keuzes van Herodes leren over wat er gebeurt als we anderen proberen te behagen in plaats van het goede te doen? (De cursisten kunnen verschillende woorden gebruiken, maar zorg ervoor dat ze dit beginsel goed begrijpen: als we anderen proberen te behagen in plaats van het goede te doen, kan dat tot verkeerde keuzes, verdriet en spijt leiden.)

Om de cursisten nog meer begrip van deze waarheid bij te brengen, deelt u ze op in groepjes van twee tot vier personen en laat u ze verscheidene voorbeelden van situaties bedenken waarin jongeren ervoor moeten kiezen om anderen te behagen of het goede te doen. Na voldoende tijd laat u de groepjes verslag uitbrengen. Terwijl ze dat doen, noteert u hun voorbeelden op het bord.

  • Wanneer heb je gezien dat toegeven aan groepsdwang, zoals in deze voorbeelden, verdriet en spijt teweegbrengt?

  • Wanneer heb je gezien dat iemand het goede kiest in plaats van anderen te behagen?

  • Aan de hand waarvan kunnen wij het goede kiezen in plaats van anderen te behagen?

Laat de cursisten de komende week nadenken en enkele situaties bedenken waarin zij wellicht moeten kiezen tussen anderen behagen of het goede doen. Moedig ze aan om nu al te beslissen hoe ze op die druk zullen reageren als ze in zo’n situatie terechtkomen.

Markus 6:30–44

Jezus voedt op wonderbaarlijke wijze meer dan vijfduizend mensen

Laat de cursisten over de volgende situatie nadenken: Een onlangs geroepen zendeling is erg zenuwachtig om op zending te gaan. Hij of zij is geen goede spreker en heeft moeite in sociale situaties.

  • Wat zou je tegen deze jonge zendeling zeggen?

Laat de cursisten tijdens het bestuderen van Markus 6:30–44 een beginsel opzoeken waaraan deze jonge zendeling en wij iets kunnen hebben als we vinden dat we onbekwaam zijn om het werk van de Heer te doen.

Vat Markus 6:30–33 samen door uit te leggen dat de twaalf apostelen na hun prediking van het evangelie terugkwamen en aan Jezus verslag uitbrachten. Jezus en de twaalf apostelen gingen aan boord van een boot om ergens heen te gaan waar ze tot rust konden komen. Maar de bewoners van verschillende nabijgelegen dorpen gingen naar de plek waar Jezus zou aanleggen en stonden al op Hem te wachten toen Hij daar aankwam.

Vraag een cursist omMarkus 6:34 voor te lezen en laat de klas opzoeken hoe de Heiland op de menigte reageerde.

  • Wat betekent volgens jullie de zinsnede ‘zij waren als schapen die geen herder hebben’?

Leg uit dat toen de Heiland de hele dag de menigte had toegesproken, Hij een groot wonder verrichtte. Om ervoor te zorgen dat de cursisten dit wonder goed begrijpen, deelt u ze op in koppels en geeft u elk koppel een kopie van het volgende uitreikblad. Laat elk koppel Markus 6:35–44 en Mattheüs 14:18 doorlezen en vervolgens de gebeurtenissen op het uitreikblad in chronologische volgorde nummeren.

Afbeelding
uitreikblad, De wonderbare spijziging

De wonderbare spijziging

Het Nieuwe Testament — boek voor de seminarieleerkracht, les 37

  • ____ De Heiland vermenigvuldigde wat de discipelen hadden meegenomen, zodat ze meer voedsel hadden dan nodig was.

  • ____ De discipelen zeiden dat ze vijf broden en twee vissen hadden.

  • ____ De discipelen wilden de mensen wegsturen om eten te kopen.

  • ____ De Heiland vroeg hoeveel eten de discipelen hadden.

  • ____ De Heiland zei tegen de discipelen dat ze de mensen eten moesten geven.

  • ____ De menigte had niets te eten.

  • ____ De Heiland vroeg hen om het eten dat ze hadden aan Hem te geven.

Als de cursisten voldoende tijd hebben gehad, bespreekt u de antwoorden klassikaal. (De juiste volgorde is: 7, 5, 2, 4, 3, 1, 6.)

  • Hoeveel mensen kregen te eten? (Leg uit dat de Griekse tekst van Markus 6:44 verduidelijkt dat de woorden ‘vijfduizend mannen’ letterlijk vijfduizend volwassen mannen waren. Het totale aantal mensen was waarschijnlijk veel groter, omdat er ook vrouwen en kinderen waren [zie ook Mattheüs 14:21].)

Bespreek dat de Heiland, voordat Hij dat wonder verrichtte, eerst aan zijn discipelen vroeg om Hem de vijf broden en twee vissen te geven — alles wat zij hadden.

  • Welk beginsel leren we van dit wonder over wat de Heiland kan doen als we Hem alles geven wat we hebben? (De cursisten moeten het volgende beginsel goed begrijpen: Als we alles wat we hebben aan de Heer opofferen, kan Hij ons offer vermenigvuldigen om zijn doelen te verwezenlijken. Zet dit beginsel op het bord.)

Om ervoor te zorgen dat de cursisten dit beginsel goed begrijpen, herinnert u ze aan de situatie van de zenuwachtige zendeling die eerder is genoemd.

  • Wat kan de Heiland, ondanks de zwakheden van deze jonge man of vrouw, van hem of haar verwachten? (De Heiland nodigt iedereen die zijn doeleinden wil verwezenlijken uit om Hem al hun verlangens, vaardigheden, talenten, vermogens, krachten, gaven en inspanningen te geven. [Zie Omni 1:26; 2 Nephi 25:29].)

  • Wat zou er gebeuren als deze zendeling alles wat hij of zij had aan de Heiland zou geven?

  • Wat zijn enkele andere situaties waarin een jong lid van de kerk iets aan dit beginsel kan hebben?

Laat de cursisten overwegen en in hun aantekenschrift of Schriftendagboek noteren hoe de Heer hun inspanningen heeft vermenigvuldigd zodat zij konden doen wat Hij van hen verwachtte. U kunt enkele cursisten uitnodigen om aan de klas te vertellen wat ze hebben opgeschreven, maar alleen als ze daar geen moeite mee hebben.

Geef uw getuigenis dat als wij alles wat we hebben aan de Heer opofferen, Hij ons offer kan vermenigvuldigen om zijn doelen te bereiken. Moedig de cursisten aan om dit beginsel in hun leven toe te passen.

Markus 6:45–56

Jezus loopt op het water en geneest de zieken

Vat Markus 6:45–56 samen door uit te leggen dat toen Jezus de vijfduizend mensen te eten had gegeven, Hij zijn discipelen de opdracht gaf om met een boot naar de overkant van het Meer van Galilea te varen. Toen stuurde Hij de menigte naar huis. ’s Avonds ging het stormen, en de Heiland keek vanaf een berg naar zijn discipelen die niet veel vooruit kwamen. Hij liep toen over het water naar hen toe, de storm ging liggen en ze kwamen veilig aan de overkant van het Meer van Galilea aan.

  • Hoe konden de discipelen door de macht van de Heer doen wat Hij hen had geboden?

U kunt de les afsluiten door de cursisten te vragen wie iets over hun gevoelens of getuigenis wil vertellen betreffende de waarheden die vandaag zijn behandeld.

Toelichting en achtergrondinformatie

Markus 6:26. ‘Omwille van hen die mee aanlagen’

Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft enkele goede ideeën gegeven om jongeren te helpen die negatieve groepsdwang moeten weerstaan:

‘Je kunt God niet behagen zonder Satan te ontstemmen, dus word je onder druk gezet door hen die hij heeft verleid om het verkeerde te doen. Mensen die iets verkeerd doen, willen graag dat je met hen meedoet omdat ze zich meer op hun gemak voelen als anderen hetzelfde doen. Of ze willen van je profiteren. Het is begrijpelijk dat je door je leeftijdgenoten geaccepteerd wilt worden, dat je bij de groep wilt horen — sommige jongeren worden zelfs lid van een bende omdat ze ergens bij willen horen. Maar zij verliezen hun vrijheid, en sommigen verliezen zelfs hun leven. Een van de moeilijkste dingen om te begrijpen is hoe sterk je eigenlijk al bent en dat anderen je in stilte respecteren. Wij hebben groot vertrouwen in jullie. Je hoeft je normen niet te verlagen om door je goede vrienden geaccepteerd te worden. Hoe gehoorzamer je bent, hoe meer je pal staat voor goede beginselen, hoe meer de Heer je kan helpen als je verleidingen moet weerstaan. Je kunt ook anderen helpen, omdat zij jouw kracht voelen. Laat hen weten wat je normen zijn door ze altijd na te leven. Beantwoord vragen over je principes als anderen vragen stellen, maar ga niet preken. Ik weet uit eigen ervaring dat het werkt.

‘Niemand is van plan om ernstige fouten te begaan. Die bega je als je je normen verlaagt om door anderen geaccepteerd te worden. Wees de sterktste. Wees de leider. Kies goede vrienden en weersta samen de druk van leeftijdgenoten.’ (‘Making the Right Choices’, Ensign, november 1994, 37.)

Ouderling Lynn G. Robbins van de Zeventig heeft het volgende over groepsdwang gezegd:

‘Als we anderen proberen te behagen voordat we God behagen, keren we het eerste en tweede grote gebod om (zie Mattheüs 22:37–39). Dan vergeten we welke kant we op kijken. En toch hebben we allemaal die fout begaan, door onze angst voor andere mensen. In Jesaja waarschuwt de Heer ons: “Wees niet bevreesd voor de smaad van stervelingen” (Jesaja 51:7; zie ook 2 Nephi 8:7). In het visioen van Lehi werd deze angst veroorzaakt door de spottende gebaren van de mensen in het grote en ruime gebouw. Daardoor vergaten veel mensen welke kant zij op keken en verlieten ze beschaamd de boom (zie 1 Nephi 8:25–28).

Deze groepsdwang probeert de houding, en zelfs het gedrag, van iemand te veranderen door schuldgevoelens op te wekken. We proberen met respect samen te leven met hen die met de vinger wijzen, maar als deze angst voor mensen ons ertoe aanzet om zonden te vergoelijken, komen we volgens het boek Spreuken in een ‘valstrik’ terecht (zie Spreuken 29:25). De valstrik kan slim van lokaas zijn voorzien om een beroep te doen op ons mededogen, zodat we iets wat door God is verboden, tolereren of zelfs goedkeuren. Voor de zwakken van geloof kan dat een groot struikelblok zijn. Sommige zendelingen nemen bijvoorbeeld deze angst mee het zendingsveld in. Zij weigeren de overduidelijke ongehoorzaamheid van een collega aan de zendingpresident te rapporteren, omdat ze hun eigenzinnige collega niet willen beledigen. Morele beslissingen worden genomen door de volgorde van het eerste en tweede grote gebod in gedachten te houden (zie Mattheüs 22:37–39). Wanneer deze verwarde zendelingen beseffen dat zij verantwoording aan God moeten afleggen en niet aan hun collega, zou dat hun de moed moeten geven om een totale ommekeer te maken.’ (‘Welke kant kijkt u op?’, Liahona, november 2014, 9.)

Markus 6:35–44 De wonderbare spijziging

President James E. Faust van het Eerste Presidium heeft gezegd dat uit de macht van de Heiland om broden en vissen te vermenigvuldigen blijkt dat Hij onze getrouwe inspanningen om in zijn kerk te dienen ook zal vermenigvuldigen, zelfs als wij het gevoel hebben dat onze inspanningen met slechts enkele broden en vissen te vergelijken zijn:

‘Veel onbekende mensen met gaven vergelijkbaar met vijf broden en twee kleine vissen, maken hun roeping [in de kerk] groot en dienen zonder enige ruchtbaarheid of erkenning, terwijl ze letterlijk duizenden voeden. […] Daarmee worden de honderdduizenden leiders, leidsters en leerkrachten van hulporganisaties en priesterschapsquorums, de huisonderwijzers en huisbezoeksters bedoeld. Evenals de vele nederige bisschoppen van de kerk die hun roeping grootmaken, van wie sommigen geen formele opleiding genoten hebben, maar wel voortdurend aan het leren zijn, met het nederige verlangen de Heer en de mensen van hun wijk te dienen. […]

‘Een belangrijke reden waarom deze kerk van een bescheiden begin uitgegroeid is tot haar huidige sterkte, is de getrouwheid en de toewijding van miljoenen nederige mensen die slechts vijf broden en twee kleine vissen hebben aan te bieden in de dienst van de Meester.’ (‘Five Loaves and Two Fishes’, Ensign, mei 1994, 5, 6.)

Afdrukken