Bibliotheek
Les 11: Mattheüs 6


Les 11

Mattheüs 6

Inleiding

Jezus vervolgt de Bergrede. Hij leert dat goede daden met de juiste instelling dienen te worden gedaan. Hij benadrukt dat dit dient te gebeuren om onze hemelse Vader te behagen. Hij leert zijn discipelen eveneens dat zij eerst het koninkrijk van God dienen op te bouwen.

Lessuggesties

Mattheüs 6:1–18

De Heiland leert zijn discipelen goede daden te doen.

Neem iets kleins als beloning mee naar de klas (zoals snoepjes). Als u ziet dat een cursist bij het binnenkomen iets goeds doet (zoals zijn of haar Schriften klaarleggen, iemand vriendelijk begroeten of de opbouwende gedachte helpt voorbereiden), geeft u hem of haar een beloning en benoemt u de goede daad luidop. Sommige cursisten zullen wellicht hun klasgenoten kopiëren om zelf een beloning te krijgen. Ga hiermee door tot het tijd is om met de les te beginnen.

Begin de les met de vraag waarom de cursisten de goede daden stelden waarvoor u ze beloonde. Leg uit dat Mattheüs 6 het vervolg van de Bergrede bevat en dat de Heiland daarin leerde over verschillende beweegredenen om het goede te doen. Laat de cursisten bij hun studie van Mattheüs 6 letten op beginselen die hen helpen het goede te doen voor de juiste beweegredenen.

Laat een cursist Mattheüs 6:1–2 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat volgens de Heiland een verkeerde beweegreden voor het stellen van goede daden was. (Leg uit dat liefdegaven daden van religieuze toewijding zijn, zoals aan de armen geven.)

  • Welke beweegredenen worden in deze verzen vernoemd die uitleggen waarom mensen liefdegaven geven?

  • Hoe noemde de Heiland deze mensen? (Leg indien nodig uit dat het woord ‘huichelen’ afkomstig is van een Duits woord dat ‘schijn wekken’ betekent.)

  • Wat betekent volgens jullie de zinsnede ‘zij hebben hun loon al’?

Laat een cursist Mattheüs 6:3–4 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten hoe de discipelen volgens de Heiland het goede dienden te doen.

  • Waarom zou de Heer volgens jou willen dat zijn discipelen goede daden doen ‘in het verborgene’?

  • Wat kunnen we leren uit de beweegredenen van iemand die het goede doet in het verborgene? (Hij of zij wil liever zijn of haar hemelse Vader behagen en anderen dienen dan aandacht te krijgen van anderen.)

  • Wat beloofde de Heiland aan wie goede daden doet voor de juiste beweegredenen?

  • Welk beginsel kunnen wij van de Heiland leren over daden van toewijding? (Help de cursisten om het volgende beginsel terug te vinden: Als wij liever onze toewijding tonen om onze hemelse Vader te behagen dan naar de aandacht van anderen te streven, dan zal Hij ons openlijk belonen. Zet dit beginsel op het bord.)

  • Wat betekent het voor jou dat onze hemelse Vader ons in het openbaar zal belonen?

Verdeel de klas in groepjes van twee. Laat de ene cursist in elk groepje Mattheüs 6:5–6 lezen en de andere Mattheüs 6:16–18. Laat alle cursisten zoeken naar een voorbeeld waarin mensen het goede doen om hun hemelse Vader te behagen. Laat ze onderling bespreken wat ze hebben gevonden. Vraag de klas vervolgens:

  • Welke twee religieuze handelingen dienen volgens de instructies van Jezus in deze verzen in het verborgene te worden gesteld?

Zie erop toe dat de cursisten begrijpen dat het niet verkeerd is om in het openbaar te bidden. Gebed en andere religieuze handelingen kunnen in het openbaar worden gesteld als dat met oprechtheid en toewijding gebeurt.

  • Waarom bidden en vasten huichelaars, volgens de verzen die je hebt bestudeerd?

Leg eventueel uit dat de zinsneden ‘droevig gezicht’ en ‘zij vervormen […] hun gezicht’ in vers 16 verwijzen naar mensen die door uiterlijk vertoon de aandacht vestigen op hun vasten.

Vestig de aandacht weer op het beginsel op het bord. Vraag de cursisten of ze weleens daden van toewijding — zoals bidden of vasten — hebben gesteld om hun hemelse Vader te behagen. Vraag ze hoe ze zich voor hun oprechte aanbidding gezegend voelden. U kunt enkele cursisten laten vertellen over de zegeningen die ze hebben ontvangen, als ze dat willen.

Vat Mattheüs 6:7–15 samen door uit te leggen dat de Heiland leerde hoe wij dienen te bidden. Zijn eigen gebedsmodel is bekend geworden als het Onzevader. Laat de cursisten deze verzen doornemen en opletten wat wij uit het voorbeeld van de Heer over het gebed kunnen leren. Vraag de cursisten naar hun bevindingen. (Als onderdeel van deze bespreking kunt u uitleggen dat de waarschuwing om geen ‘omhaal van woorden’ te gebruiken, niet noodzakelijk betekent dat wij niet dezelfde of gelijkaardige woorden mogen gebruiken als wij bidden. De Heer waarschuwt eerder tegen werktuiglijke, oppervlakkige of holle gebeden. Onze gebeden dienen nederig, oprecht en met geloof te worden uitgesproken.)

Mattheüs 6:19–24

Jezus Christus leert de menigte zich schatten in de hemel te verzamelen

Afbeelding
schatkist

Laat een plaat van een schatkist zien. Leg uit dat een schat iets is waaraan wij veel waarde hechten.

  • Wat beschouw jij als een schat?

Laat een cursist Mattheüs 6:19–21 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat de Heiland leerde over schatten.

  • Welke schatten dienden discipelen volgens de Heiland te verzamelen?

  • Wat is volgens de Heiland het verschil tussen ‘schatten op aarde’ en ‘schatten in de hemel’?

Zet het volgende op het bord:

Schatten op de aarde

Schatten in de hemel

Laat enkele cursisten op het bord voorbeelden van schatten op aarde en schatten in de hemel schrijven.

Laat een cursist Mattheüs 6:22–24 voorlezen en laat de klas opletten wat wij volgens de Heiland dienen te doen om schatten in de hemel te verzamelen.

  • Hoe kunnen wij volgens de woorden van de Heiland in verzen 22–23 schatten in de hemel verzamelen? (Wijs op vers 22 in de Bijbelvertaling van Joseph Smith: ‘indien dan uw oog alleen op de eer van God gericht is’. U kunt de cursisten eraan herinneren dat het Gods werk en heerlijkheid is ‘de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen’ [Mozes 1:39].)

  • Hoe kunnen wij ons oog alleen op de eer van God gericht houden?

  • Welke waarheid leerde de Heiland aan het einde van vers 24 die ons kan helpen schatten in de hemel te verzamelen? (De cursisten dienen de volgende waarheid te vinden: Wij kunnen niet God dienen en de mammon. Leg uit dat het woord mammon verwijst naar de rijkdommen van de wereld.)

  • Wat betekent het volgens jou om de mammon te ‘dienen’? (Onze zinnen op de dingen van de wereld zetten zodat wij van God worden weggeleid.)

Ter illustratie van dit beginsel uit Mattheüs 6:24 plakt u twee rietjes aan elkaar. Laat een halfvolle beker water zien en zet de rietjes zo dat één rietje in het water staat en het andere aan de buitenkant van de beker hangt. Laat een cursist met de rietjes van het water drinken. (Zie erop toe dat de cursist aan beide rietjes tegelijk zuigt.) Stel dan de volgende vraag:

  • Waarom lukte het niet goed om van het water te drinken?

Vraag de klas:

  • Als wij de rietjes zijn, wat stelt het water dan voor? (Onze inspanningen om God te dienen)

  • Waarom kunnen wij volgens jou niet tegelijk God en de mammon dienen? (Zie ook Jakobus 1:8.)

  • Wat moeten we met de rietjes doen om van het water te drinken? Wat heeft dat te maken met onze inspanningen om God te dienen?

Laat de cursisten over de volgende vraag nadenken. U kunt de cursisten aansporen om hun antwoord in hun aantekenschrift of Schriftendagboek te noteren.

  • Welk voorbeeld uit jouw leven illustreert dat je van God en van schatten in de hemel werd weggeleid toen je je zinnen had gezet op wereldse dingen?

Mattheüs 6:25–34

De Heiland leert zijn discipelen dat zij eerst het koninkrijk van God dienen te zoeken.

Vat Mattheüs 6:25–34 samen: de Heiland leerde zijn discipelen dat zij niet overdreven bezorgd hoefden te zijn over hun basisbehoeften. De Bijbelvertaling van Joseph Smith van Mattheüs 6:25–27 leert ons dat de Heiland Zich vooral richtte tot hen die uitgaan om zijn evangelie te prediken.

Laat een cursist Mattheüs 6:31–34 voorlezen. Laat de klas meelezen en opletten wat de discipelen volgens de Heiland eerst dienden te zoeken in hun leven. (Wijs op de formulering van vers 23 in de Bijbelvertaling van Joseph Smith: ‘Daarom, zoekt niet de dingen van deze wereld, maar streeft er eerst naar het koninkrijk Gods op te bouwen en zijn gerechtigheid te vestigen’.)

  • Wat dienden de discipelen volgens de Heiland eerst te zoeken in hun leven?

  • Welke belofte gaf Jezus Christus aan hen die ernaar streven het koninkrijk van God (hetzij zijn Kerk) op te bouwen en niet de dingen van de wereld te zoeken? (Zet na de antwoorden van de cursisten het volgende beginsel op het bord: Als wij er eerst naar streven het koninkrijk van God op te bouwen, dan zal Hij ons zegenen met de dingen waarvan Hij weet dat wij ze nodig hebben.)

Laat een cursist de volgende uitspraak van president Ezra Taft Benson voorlezen om dit beginsel te verduidelijken:

Afbeelding
President Ezra Taft Benson

‘We moeten God boven al het andere in ons leven plaatsen. […]

‘Wanneer wij God op de eerste plaats zetten, krijgt al het andere automatisch zijn juiste plaats of het verdwijnt uit ons leven. De aanspraken die er gemaakt worden op onze liefde, de eisen die er gesteld worden aan onze tijd, de belangen die wij nastreven en de volgorde van onze prioriteiten — onze liefde voor de Heer zal ze bepalen.

Wij moeten God, de Vader van onze geest, als enige voorrang geven in ons leven.’ (‘Het grote gebod — heb de Heer lief’, De Ster, juli 1988, 4.)

  • Heb jij weleens gevoeld dat je door je hemelse Vader werd gezegend omdat je ernaar had gestreefd Hem op de eerste plaats te zetten?

Geef uw getuigenis van de zegeningen die wij ontvangen als wij onze hemelse Vader op de eerste plaats zetten.

Laat de cursisten zich nogmaals afvragen hoe zij weleens in de verleiding gebracht werden hun zinnen op wereldse zaken te zetten. Moedig hen aan om zich in hun aantekenschrift of Schriftendagboek tot doel te stellen deze verleiding te overwinnen en hun hemelse Vader op de eerste plaats te zetten.

Toelichting en achtergrondinformatie

Mattheüs 6:22. ‘Als dan uw oog oprecht is’

Oprecht betekent ‘eerlijk, welgemeend, ongeveinsd’. Deze definitie verduidelijkt de instructies van de Heiland met betrekking tot het geven van liefdegaven, gebed en vasten. Deze dingen dienen met een eenvoudige en oprechte aandacht voor onze Vader in de hemel en voor de ontvanger te gebeuren. Wij kunnen ons de vraag stellen: Als ik aan de armen geef, doe ik dat ter ere van God of van mijzelf? Als ik de Heer dien, doe ik dat om Hem of andere mensen te behagen? Als ik in het openbaar bid, spreek ik dan tot God of tot de aanwezigen in de dienst? (Zie 2 Nephi 2:30; LV 88:67–68; Mozes 4:2; Geschiedenis van Joseph Smith 1:46)’ (New Testament Student Manual [Church Educational System manual, 2014], 29.)

Afdrukken