Thuisseminarieles
Markus 4–9 (unit 8)
Inleiding
Met behulp van deze les kunnen de cursisten begrijpen dat het behagen van anderen in plaats van het goede te doen tot verkeerde keuzes, verdriet en spijt kan leiden.
Lessuggesties
Markus 6:1–29
Jezus wordt in Nazareth verworpen en stuurt de twaalf apostelen op pad; Johannes de Doper wordt vermoord
Laat de cursisten zich afvragen wanneer zij voor het laatst druk hebben gevoeld om iets te doen wat niet goed was.
Zet de volgende uitspraak op het bord (deze uitspraak is te vinden in ‘Making the Right Choices’, Ensign, november 1994, 37):
-
Kunnen jullie enkele voorbeelden noemen van de manier waarop anderen ons onder druk kunnen zetten om iets te doen waarvan we weten dat het verkeerd is?
Laat de cursisten tijdens hun studie van Markus 6 een waarheid opzoeken waarmee ze negatieve groepsdwang kunnen weerstaan.
Laat een cursist Markus 6:17–18 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat Herodes met Johannes de Doper had gedaan. Vraag de cursisten naar hun bevindingen.
-
Wat had Herodes met Johannes de Doper gedaan, en waarom?
Herodes was gescheiden en was vervolgens met Herodias getrouwd, de vrouw van zijn broer Filippus. Dat was een ernstige overtreding van de Joodse wet (zie Leviticus 18:16), en Johannes de Doper had dat veroordeeld. Omdat Johannes dat had gedaan, was Herodias kwaad geworden. Daarom kwam Johannes in de gevangenis terecht.
Laat een cursist Markus 6:19–20 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat Herodias wilde dat er met Johannes de Doper zou gebeuren.
-
Wat wilde Herodias dat er met Johannes de Doper zou gebeuren?
-
Waarom kon ze hem niet laten doden? (Omdat Herodes bang was voor Johannes en wist dat hij een man van God was.)
Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit Markus 6:21–29 voor te lezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat Herodes Johannes de Doper aandeed.
-
Wat vond Herodes volgens vers 26 van het plan om Johannes de Doper te vermoorden?
-
Waarom liet Herodes Johannes onthoofden als hij wist dat het verkeerd was en hij het eigenlijk niet wilde doen? (Herodes maakte zich zorgen over de mening van hen die erbij aanwezig waren.)
-
Welk beginsel kunnen we van de keuzes van Herodes leren over wat er gebeurt als we anderen proberen te behagen in plaats van het goede te doen? (De cursisten kunnen verschillende woorden gebruiken, maar zorg ervoor dat ze dit beginsel goed begrijpen: als we anderen proberen te behagen in plaats van het goede te doen, kan dat tot verkeerde keuzes, verdriet en spijt leiden.)
Om de cursisten nog meer begrip van deze waarheid bij te brengen, deelt u ze op in groepjes van twee tot vier personen en laat u ze verscheidene voorbeelden van situaties bedenken waarin jongeren ervoor moeten kiezen om anderen te behagen of het goede te doen. Na voldoende tijd laat u de groepjes verslag uitbrengen. Terwijl ze dat doen, noteert u hun voorbeelden op het bord.
-
Wanneer heb je gezien dat toegeven aan groepsdwang, zoals in deze voorbeelden, verdriet en spijt teweegbrengt?
-
Wanneer heb je gezien dat iemand het goede kiest in plaats van anderen te behagen?
-
Aan de hand waarvan kunnen wij het goede kiezen in plaats van anderen te behagen?
Lees het volgende citaat van president Spencer W. Kimball over het nemen van de juiste beslissingen voor:
‘Het is makkelijker om de juiste beslissingen te nemen als we dat ruim van tevoren doen. […] Dat bespaart ons bij de splitsing veel leed, als we moe en ernstig in verleiding zijn.’ (Leringen van kerkpresidenten: Spencer W. Kimball [2006], 121.)
Laat de cursisten de komende week nadenken en enkele situaties bedenken waarin zij wellicht moeten kiezen tussen anderen behagen of het goede doen. Moedig ze aan om nu al te beslissen hoe ze op die druk zullen reageren als ze in zo’n situatie terechtkomen.
Leg uit dat toen Herodes hoorde dat Jezus zoveel wonderen in Galilea verrichtte, hij bang was dat Johannes de Doper uit de dood was herrezen en deze wonderen verrichtte. (Zie Markus 6:14–16.)
Markus 7–8
Jezus geneest twee mensen en onderwijst zijn discipelen
Leg uit dat er in Markus 7–8 twee verslagen staan van de Heiland die iemand geneest. Deel de cursisten op in koppels. Vraag de ene cursist in elk koppel om Markus 7:31–35 te lezen en de andere cursist Markus 8:22–25. Laat de cursisten vervolgens het genezingswonder in hun verzen aan hun partner beschrijven.
Na enige tijd laat u enkele cursisten uitleggen hoe de Heiland te werk ging om deze twee mensen te genezen.
-
Wat kunnen we leren van het feit dat de blinde man aanvankelijk niet volledig was genezen?
Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Bruce R. McConkie van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen: Laat de cursisten op eventuele redenen letten waarom Jezus de man geleidelijk, of in fasen, genas.
‘Dit wonder is uniek. Het is het enige vastgelegde wonder waarbij Jezus iemand in fasen genas. Het kan zijn dat onze Heer hiervoor koos om het zwakke, maar groeiende geloof van de blinde man te versterken. Het lijkt erop dat de opeenvolgende aanrakingen van Jezus de blinde man hoop, vertrouwen en geloof gaven. Jezus (1) nam de man bij de hand en leidde hem het dorp uit, (2) plaatste zijn eigen speeksel op de ogen van de blinde man, (3) legde hem de handen op, en (4) legde zijn handen voor de tweede keer op zijn ogen.
‘De manier waarop deze genezing plaatsvond, wijst erop dat mensen de genezende genade van de Heer met heel hun kracht en geloof moeten zoeken, hoewel dat slechts voor een gedeeltelijke genezing zorgt. Vervolgens krijgen ze het extra vertrouwen en geloof om volledig te worden genezen. Mensen worden vaak ook in fasen van hun geestelijke ziekten genezen, stap voor stap om hun leven in overeenstemming te brengen met de plannen en doeleinden van God.’ (Doctrinal New Testament Commentary, 3 delen [1965–1973], 1:379–380.)
-
Hoe kan iemands geloof in Jezus Christus toenemen als hij of zij genezen wordt?
-
Waarom is het belangrijk om te begrijpen dat zulke zegeningen, zoals het verkrijgen van een getuigenis van het evangelie, of een lichamelijke of geestelijke genezing, vaak geleidelijk of in fasen worden verkregen, en niet altijd onmiddellijk of tegelijkertijd?
Vat Markus 8:27–28 samen door uit te leggen dat Jezus aan zijn discipelen vroeg wat de andere mensen zeiden wie Hij was. Zij antwoordden dat sommigen zeiden dat Hij Johannes de Doper of een andere profeet was.
Laat een cursist Markus 8:29 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken wat Petrus over Jezus zei.
-
Wie was Jezus volgens Petrus? (Het woord Christus is het Griekse equivalent van Messias.)
Vat Markus 8:30–31 samen door uit te leggen dat Jezus tegen zijn discipelen zei dat Hij door de Joden verworpen en gedood zou worden. Laat een cursist Markus 8:32–33 voorlezen. Laat de klas meelezen en opzoeken hoe Petrus daarop reageerde.
Leg uit dat de Joden een zegevierende Messias verwachtten. Daarom was het voor Petrus en veel Joden in die tijd zo moeilijk om een Messias te accepteren die zou lijden en sterven.
-
Hoe is Petrus te vergelijken met de blinde man in Markus 8:22–25? (Petrus ging de waarheid geleidelijk aan ‘zien’. Hij had geloof in de Heiland, maar zijn begrip van de zending van de Heiland ontwikkelde zich geleidelijk aan.)
-
Hoe heeft de Heer jullie of iemand die je kent geholpen om de waarheid geleidelijk aan steeds beter te gaan begrijpen?
Vraag de cursisten tot slot van de les Markus 8:34–38 door te lezen en zich af te vragen hoe ze met behulp van de les van vandaag de Heer op de eerste plaats kunnen zetten.
Volgende unit (Markus 10–Lukas 4)
Leg uit dat de cursisten hun studie van het evangelie van Markus zullen afronden en aan de geschriften van Lukas zullen beginnen. Laat ze nieuwe details opzoeken als ze opnieuw de laatste gebeurtenissen van het leven en de verzoening van de Jezus Christus bestuderen. Laat ze vooral op de opmerkingen letten die Jezus moest aanhoren toen Hij aan het kruis hing. In het evangelie van Lukas lezen ze een van de beroemdste hoofdstukken in de Bijbel — Lukas 2 — en verslagen van de onderdrukten, verschoppelingen en zondaars.