Les 21
Mattheüs 18
Inleiding
Jezus Christus leert zijn discipelen beginselen die hen helpen na zijn verrijzenis de kerk te leiden. Petrus stelt een vraag over vergevingsgezindheid en de Heer antwoordt met de gelijkenis van de onbarmhartige knecht.
Lessuggesties
Mattheüs 18:1–20
Jezus Christus leert zijn discipelen beginselen die hen helpen de kerk te leiden.
Zet de volgende overtredingen op het bord: voorgelogen worden; bestolen worden; door een vriend verraden worden. Laat de cursisten elke overtreding quoteren op een schaal van 1 tot 10, waarbij 1 aangeeft dat de overtreding makkelijk te vergeven is en 10 heel moeilijk. Laat enkele cursisten vertellen welke quotering ze aan elke overtreding hebben gegeven.
Laat de cursisten overdenken waarom we anderen dienen te vergeven, ook als dat moeilijk is.
Nodig de cursisten uit om bij hun studie van Mattheüs 18 te zoeken naar waarheden die hen helpen begrijpen waarom we anderen dienen te vergeven.
Vat Mattheüs 18:1–14 samen door uit te leggen dat Jezus zijn discipelen opdroeg zich te vernederen en als kleine kinderen te worden. Hij legde ook uit dat wie kleine kinderen ‘aanstoot geeft’, misleidt of doet struikelen, zal worden overgeleverd aan de gerechtigheid Gods (zie verzen 6–7). De Heiland gaf zijn discipelen de raad hun leven te zuiveren van alles wat aanstoot zou kunnen geven of hen zou kunnen doen struikelen (zie vers 9).(Noot: de leringen van de Heiland in Mattheüs 18:1–14 zullen meer in detail worden besproken in de lessen over Markus 9 en Lukas 15.)
Nadat de Heiland zijn discipelen de raad had gegeven hun leven te zuiveren van alles wat hen zou kunnen doen struikelen, legde Hij uit wat we dienen te doen als iemand tegen ons overtreedt of zondigt. Hij onderwees de apostelen ook in kerkelijke discipline.
Laat een cursist Mattheüs 18:15 voorlezen en laat de klas opletten wat de discipelen volgens Jezus dienden te doen als iemand tegen hen overtrad.
-
Wat dienen we volgens dit vers te doen als iemand tegen ons overtreedt?
Vat Mattheüs 18:16–17 samen: de Heiland zei tegen zijn apostelen dat als iemand zijn of haar vergrijp niet toegeeft en zijn of haar zonde belijdt, en twee of meer getuigen pleiten tegen hem of haar, dan wordt die persoon van de kerk afgesneden. Leg uit dat deze beslissingen tegenwoordig in disciplinaire raden worden genomen en dat de verantwoordelijke leiders altijd de wil van de Heer zoeken om te beslissen of iemand van de kerk dient te worden afgesneden of geëxcommuniceerd.
Laat een cursist Mattheüs 18:18–20 voorlezen. Laat de andere cursisten meelezen en opletten welk gezag de apostelen kregen.
-
Welk gezag kregen de apostelen? (Leg uit dat de Heiland de apostelen de sleutels van het priesterschap gaf, waardoor ze onder de leiding van Petrus het gezag hadden om verzegelverordeningen te verrichten en bindende beslissingen over de kerk te nemen, zoals of een zondaar lid kon blijven [zie Mattheüs 16:19].)
-
Wat beloofde de Heer zijn apostelen in verzen 19–20? (U kunt de cursisten in overweging geven om de belofte in vers 20 te markeren.)
Mattheüs 18:21–35
De Heer vertelt de gelijkenis van de onbarmhartige knecht.
Laat een cursist het volgende verhaal van president Thomas S. Monson voorlezen, over een gezin waar een twee maanden oude baby overleden was:
‘[De] vader was meubelmaker en hij maakte een prachtig kistje voor het lichaam van zijn dierbare kind. De dag van de begrafenis was somber, een weerspiegeling van het verdriet dat zij wegens hun verlies voelden. De familie liep naar de kerk, de vader droeg het kistje, en er was een aantal vrienden bijeengekomen. Maar de deur van de kerk was op slot. De drukke bisschop was de begrafenis vergeten. Pogingen om hem te bereiken, haalden niets uit. De vader wist niet wat hij moest doen, nam het kistje onder zijn arm en liep met zijn familie in de stromende regen weer naar huis.’ (‘Verborgen wiggen’, Liahona, juli 2002, 19.)
-
Hoe zou jij je als lid van dat gezin hebben gevoeld als de bisschop niet was opgedaagd voor de begrafenis?
-
Waarom zou het moeilijk zijn geweest de bisschop te vergeven?
Leg uit dat Petrus de Heer een vraag stelde over vergeving na diens onderricht aan de apostelen. Laat een cursist Mattheüs 18:21 voorlezen en vraag de klas te letten op de vraag van Petrus.
-
Welke vraag stelde Petrus aan de Heiland?
Leg uit dat sommige religieuze leiders in de tijd van Petrus leerden dat men elkaar niet meer dan drie keer hoefde te vergeven. Petrus vroeg de Heer of hij iemand zeven keer diende te vergeven en vond zichzelf wellicht edelmoedig (zie Bruce R. McConkie, The Mortal Messiah, 4 delen [1979–1981], 3:91). Laat de cursisten Mattheüs 18:22 in stilte lezen en letten op het antwoord dat de Heiland Petrus gaf.
-
Hoe vaak dienen we volgens de Heiland iemand te vergeven die ons beledigt of tegen ons zondigt? (Leg uit dat ‘zeventig maal zevenmaal’ betekent dat er geen maximum aantal keren is dat we elkaar dienen te vergeven.)
-
Welke waarheid kunnen we van de Heiland leren over het vergeven van anderen? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient de volgende waarheid te omvatten: De Heer heeft ons geboden zij die ons beledigen of tegen ons zondigen, te vergeven.)
-
Wat betekent het om anderen te vergeven? (Leg uit dat wanneer mensen elkaar vergeven, zij elkaar met christelijke liefde behandelen en geen negatieve gevoelens koesteren jegens degenen die tegen hen gezondigd hebben [zie Gids bij de Schriften, ‘Vergeven’, scriptures.lds.org, LV 64:9–11]. Vergeven betekent niet dat we anderen toelaten dat ze ons blijven schaden of dat de dader niet verantwoordelijk dient te worden gesteld voor zijn of haar daden, al dan niet voor de wet.)
Leg uit dat de Heiland als antwoord op de vraag van Petrus zijn discipelen een gelijkenis vertelde die ons kan helpen begrijpen waarom we anderen dienen te vergeven.
Deel de klas op in groepjes van twee, laat elk groepje Mattheüs 18:23–35 lezen en opletten waarom we anderen dienen te vergeven. Vraag de cursisten na verloop van tijd naar hun bevindingen.
Schrijf de volgende woorden op het bord om de cursisten deze gelijkenis beter te laten begrijpen:
Koning |
Slaaf |
Medeslaaf |
-
Hoeveel was de slaaf de koning schuldig? (Schrijf was de koning 10.000 talenten schuldig onder Slaaf.)
Leg uit dat 10.000 talenten in de tijd van Jezus vergelijkbaar waren met 100.000.000 denarii [Romeinse munt]. Eén denarius was het normale dagloon voor een gewone arbeider’ (Jay A. Parry en Donald W. Parry, Understanding the Parables of Jesus Christ [2006], 95). Laat de cursisten uitrekenen hoeveel jaar de slaaf nodig zou hebben om zijn schuld af te betalen door 100.000.000 denarii te delen door 365 dagen (100.000.000 / 365 = 273.973). Schrijf 273.973 jaar op het bord onder was de koning 10.000 talenten schuldig.
-
Hoeveel was de medeslaaf de slaaf schuldig? (Schrijf was de slaaf 100 penningen schuldig onder Medeslaaf.)
Leg uit dat 100 penningen vergelijkbaar waren met 100 denarii. De medeslaaf was de slaaf dus een bedrag schuldig van ongeveer 100 dagen werk, hetzij bijna een derde van zijn jaarsalaris. Schrijf 100 dagen op het bord onder was de slaaf 100 penningen schuldig.
-
Waarom zei de koning volgens jou dat het slecht was van de slaaf dat hij zijn medeslaaf diens schuld niet kwijtschold?
Vraag de cursisten wie de drie mensen in deze gelijkenis moeten voorstellen. Nadat de cursisten geantwoord hebben, schrijft u op het bord: Koning = hemelse Vader, Slaaf = wij, Medeslaaf = zij die ons beledigd hebben.
-
Welk beginsel wilde de Heiland zijn discipelen volgens jou leren over het vergeven van anderen? (De strekking van de antwoorden van de cursisten dient het volgende beginsel te omvatten: Als we willen dat God ons vergeeft, moeten we bereid zijn anderen te vergeven. Zet dit beginsel op het bord.)
-
Wat kun je doen als je het moeilijk hebt iemand te vergeven?
Vraag een cursist het volgende citaat van president James E. Faust van het Eerste Presidium voor te lezen om de cursisten duidelijk te maken wat we kunnen doen om bereidwilliger anderen te vergeven. Maak zo mogelijk ook een uitreikblad voor iedere cursist.
‘Wij moeten boze gevoelens herkennen en erkennen. Dat vereist nederigheid, maar als we op onze knieën gaan en onze hemelse Vader vragen om vergevensgezindheid, zal Hij ons helpen. De Heer eist voor ons eigen welzijn van ons dat wij “alle mensen […] vergeven” [LV 64:10] omdat “haat geestelijke groei tegenhoudt” [Orson F. Whitney, Gospel Themes (1914), 144]. Alleen als wij ons van haat en verbittering ontdoen, kan de Heer ons hart troost geven. […]
Als er zich tragische voorvallen voordoen, moeten we daar niet op reageren met wraakacties, maar moeten we het recht op zijn beloop laten en de kwestie vervolgens loslaten. Het is niet makkelijk om los te laten en ons hart van voortwoekerende wrok te ontdoen. De Heiland heeft ons allen door zijn verzoening een heerlijk soort gemoedsrust geboden, maar die kunnen we alleen krijgen als we bereid zijn om negatieve gevoelens van boosheid, wrok en haat opzij te zetten. Voor allen onder ons die vergeven wie ‘overtredingen tegen ons hebben begaan’ [Bijbelvertaling van Joseph Smith, Mattheüs 6:13], zelfs ernstige misdaden, brengt de verzoening rust en vrede.’ (James E. Faust, ‘De genezende kracht van vergiffenis’, Liahona, mei 2007, 69.)
-
Wat kan ons volgens president Faust helpen anderen te vergeven?
-
Wat kan er volgens president Faust gebeuren als we anderen vergeven?
Herinner de cursisten aan het verhaal van president Monson dat ze bij het begin van de les hoorden en laat een cursist het einde voorlezen:
‘Als de familie een minder sterk karakter had gehad, hadden ze de bisschop hier de schuld van kunnen geven en bittere gevoelens kunnen koesteren. Toen de bisschop van het drama hoorde, bezocht hij de familie en bood zijn excuses aan. Terwijl aan zijn gezicht nog te zien was hoe gekwetst hij was, maar met tranen in zijn ogen, aanvaardde de vader het excuus, en de twee omarmden elkaar in een geest van wederzijds begrip.’ (‘Verborgen wiggen’, Liahona, juli 2002, 20.)
-
Hoe heeft de Heer jou geholpen iemand te vergeven die tegen jou gezondigd had of je had beledigd?
-
Wat heeft jou geholpen anderen te vergeven? (Laat de cursisten eventueel deze vraag in hun aantekenschrift of Schriftendagboek beantwoorden.)
Spoor de cursisten aan te overwegen wie zij nog dienen te vergeven. Moedig hen aan te bidden om het verlangen om te vergeven en het vermogen om pijn en woede los te laten, zodat Jezus Christus hen kan helpen vrede en troost te voelen door zijn verzoening.