Dienstbetoon Zie ook Liefde; Welzijn, welzijnszorg Zorg die gegeven wordt of werk dat wordt verricht voor God en andere mensen. Wanneer wij anderen dienen, dienen wij tegelijkertijd God. Kies voor u heden wie u zult dienen, Joz. 24:15. Voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan, Matt. 25:35–45. Wijd uw lichaam aan God als een levend offer: dat is uw redelijke godsdienst, Rom. 12:1. Dien elkaar door de liefde, Gal. 5:13. Je dagen zullen in dienst van je God worden besteed, 2 Ne. 2:3. Wanneer u in dienst van uw medemensen bent, bent u louter in dienst van uw God, Mos. 2:17. Wie het land van belofte bezitten, moeten God dienen, anders worden zij weggevaagd, Ether 2:8–12. Wie zich in dienst van God begeven, moeten met hun gehele hart dienen, LV 4:2. De Heer heeft geboden gegeven dat de mensen Hem moeten liefhebben en dienen, LV 20:18–19. U zult God dienen in de naam van Jezus Christus, LV 59:5. Ik, de Heer, schep er behagen in hen te eren die Mij dienen, LV 76:5. Aanbid God, want Hem alleen zult u dienen, Moz. 1:15.